C O L U M N NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
VRIJDAG
DE DRAAD
|
Reve's retoriek
door Marjoleine de Vos
Van het Reve wilde van de literatuurwetenschap antwoord op de vraag waaróm een boek mooi was, waaróm het ene gedicht volmaakt en het andere alleen maar wel aardig was. Die vraag kan de literatuurwetenschap niet beantwoorden en dus, concludeerde Van het Reve, is alles wat ze wel beweert overbodige, gewichtigdoenerige onzin. Van het Reve's werkwijze in die lezing komt neer op het grofweg samenvatten van bekende literatuurtheoretische inzichten, zoals vertelperspectief (door wiens ogen wordt een gebeurtenis gezien, hoe betrouwbaar is de verteller, zien we alles steeds vanuit hetzelfde perspectief etc.) of het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd (jaren kunnen in een zin samengevat worden en seconden bladzijdenlang beschreven) en dan uit te roepen: 'Meer dan ik er zo juist over gezegd heb is er voor zover ik heb kunnen nagaan door niemand over gezegd. Maar open nu eens een handboek der literatuurwetenschap: duizenden woorden worden gebruikt zonder dat er ook maar iets meer gezegd wordt dan ik zojuist heb gedaan.' In deze zinnen zie je al dat hij weinig argumentatie wilde inzetten. Tot twee keer toe beweert hij dat hij er 'voor zover ik heb kunnen nagaan' nu alles al over heeft gezegd. Wat evident onwaar is, in drie zinnen heb je niet alles gezegd wat er aan verfijning en nuancering op te merken is. Ook maakt hij de kachel aan met onderzoekers die aan bepaalde details een symbolische betekenis toe willen kennen: als de schrijver zoiets bedoeld had, had hij het wel gezegd. Dat het helemaal niet interessant is of de schrijver iets op een bepaalde manier bedoeld heeft, maar of iets op een bepaalde manier wérkt, wil er bij hem niet in. Nu zal niemand bestrijden dat er veel afschuwelijk jargon gebezigd wordt in de literatuurwetenschap, en dat er in die branche heel wat flauwekul op deftige toon te berde gebracht wordt. Net als overal waar meetbaarheid ontbreekt. Dat maakt niet het hele vak verdacht. Van het Reve's lezing was een fraai staaltje retoriek, maar inhoudelijk stelde ze erg weinig voor. Er zijn daarentegen literatuurwetenschappers, ik denk bijvoorbeeld aan A.L. Sötemann of aan de eveneens nog maar kort geleden gestorven W. Bronzwaer, die met hun eruditie en kennis literatuur opgehelderd hebben en die zodoende de lectuur van aandachtige lezers verdiepten. Maar Van het Reve wist alles natuurlijk allang.
(Uit Cultureel Supplement van 12 MAART 1999 ) |
Bovenkant pagina |