C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

J. L. HELDRING
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN

J.L. Heldring: Dezer dagen


24 april 1998

Nijmeegse denkproducten?


Het moet in 1968 of 1969 zijn geweest, in elk geval in de hoogtijdagen van de studentenrevolte. Als redacteur van de krant waar ik toen werkte, kreeg ik op een goed ogenblik een lang artikel ter plaatsing aangeboden van een Nijmeegse student (Nijmegen was toen een brandpunt van het neomarxisme).

Het artikel was in een volkomen onbegrijpelijk jargon geschreven, een soort vernederlandst Duits van de Frankfurter Schule. Ik vroeg de schrijver of hij het niet kon herschrijven in gewone taal, maar dat weigerde hij. Dat was censuur, typisch voor het establishment waartoe ik behoorde.

Ik heb het artikel toen toch, ongewijzigd, geplaatst - maar met een redactionele kanttekening dat wij de lezer dit denkproduct, dat misschien representatief was voor een nieuwe en luidruchtige generatie, niet wilden onthouden. De lezer kon dan zelf uitmaken wat hij ervan vond.

Om de een of andere reden ben ik de naam van de auteur niet vergeten: Michel van Nieuwstadt. Die naam ben ik sindsdien nooit meer tegengekomen - totdat ik hem vorige week zag vermeld in een bespreking in de Standaard der Letteren, het - tussen haakjes: voortreffelijke - literaire bijvoegsel van de (Brusselse) Standaard. Hij was de bezorger en vertaler van het (ingekorte) dagboek van Michel Leiris en had dat voorzien van een, volgens de recensent, ,,warrig nawoord uit eigen koker''. Sommigen leren het nooit.

Zo'n redactionele kanttekening als ik dertig jaar geleden bij het artikel van Van Nieuwstadt had geplaatst, vond de redactie kennelijk niet nodig bij een ander Nijmeegs denkproduct: het lange artikel van prof.mag.dr. E.C.F.A. Schillebeeckx dat op Goede Vrijdag op de opiniepagina stond onder de titel ,,Niet de mens zoekt God, God zoekt de mens''.

Ik heb geprobeerd dit artikel onbevangen te lezen, maar meermalen moest ik mijn lectuur halverwege staken: het was niet om doorheen te komen. Ten slotte heb ik het volbracht, maar ben ik er wijzer van geworden? Nee, ik heb er geen snars van begrepen. Ik vond er zelfs geen enkel aangrijpingspunt voor commentaar of oppositie in. Het was boksen in een donzen dekbed. Toch was de materie mij niet helemaal vreemd.

Naast menige zin moest ik een vraagteken zetten. Wat bedoelt Schillebeeckx daar in vredesnaam mee? Een raadsel dat onnodig groter was gemaakt doordat de schrijver zijn beweringen niet met voorbeelden staafde. Wanneer ik hier een paar zinnen uit het geheel licht, zal ik misschien ervan beschuldigd worden uit het verband te citeren. Maar dat is het 'm juist: ik zag evenmin enig verband.

,,Waar echte mensen zich geweldloos inzetten voor een grote goede zaak, gaan de machtigen van 'deze wereld' zich verzetten tegen elke ontwapenende, liefdevolle inzet van een mens voor een medemens in de knel.'' Wat betekent dit zonder voorbeelden? Graag die machtigen van ,,deze wereld'' (waarom tussen aanhalingstekens?) genoemd! En wat zijn ,,echte mensen''? Zijn er ook onechte mensen? Het blijft bij suggereren.

Of deze zin, die soortgelijke vragen oproept: ,,Zulke bevlogen mensen worden in stilte of door een officieel schijnproces uit de weg geruimd. En deze geschiedenis houdt niet op; ze blijft zich herhalen tot op de huidige dag.'' Schillebeeckx is toch niet de koningin, die in haar kersttoespraken altijd de perken van haar constitutionele positie in acht moet nemen en dus niet altijd man en paard kan noemen?

Maandag kreeg de lezer, opnieuw op de opiniepagina, weer een Nijmeegs denkproduct voorgezet: de rede die de minister van Buitenlandse Zaken (die immers in Nijmegen heeft gestudeerd) die dag in Leiden had gehouden, althans een samenvatting ervan (de volledige tekst is nog aanzienlijk langer).

Opnieuw heb ik de tekst doorgeploegd, maar wat is het resultaat? Van Mierlo had een hele omhaal van woorden nodig om tot de conclusie te komen dat het voor Nederland nodig is ,,zoveel mogelijk de buitenlands-politieke invloed ten behoeve van Nederlands belang - in ruime en enge zin - uit te oefenen via de Europese instrumenten''. Nu, dat komt neer op het intrappen van een open deur. Het is geen uitvinding van paars (al deed Van Mierlo dat voorkomen) om zoveel mogelijk invloed uit te oefenen.

Het thema van zijn rede was ook al niet erg oorspronkelijk: ,,Bruggen naar Europa en de wereld.'' Bruggenbouwer: het behoort tot de traditionele rollen die de Nederlandse buitenlandse politiek zichzelf, afhankelijk van de mode, toedenkt. Andere rollen zijn die van gidsland, coalitiegenoot, leider der kleinen, okselnestelaar en selectieve dwarsligger.

In een zojuist verschenen notitie van het instituut Clingendael, Ambitie en armslag van Nederland, onderwerpt S. Rozemond die rollen, stuk voor stuk, aan een nadere analyse. Van de rol van Nederland als bruggenbouwer (of makelaar), die trouwens ook minister Voorhoeve aanprijst in een artikel in deze krant (6 maart jl.) zegt hij: ,,Maar ook daar zit de buitenwereld steeds minder op te wachten. De grote hoofdsteden zijn heel wel in staat desgewenst onderling compromissen uit te werken, en een Nederlandse loopplank of biechtstoel hebben zij daarbij minder dan ooit nodig''. Alweer een illusie minder.

Overigens komt Van Mierlo met zichzelf in strijd wanneer hij zegt: ,,Het zijn de grote lidstaten die de impasse binnen de Europese buitenlandse politiek kunnen doorbreken''. Wat blijft er dan over voor onze bruggenbouwersrol? Interessant trouwens dat hij over een impasse in de Europese buitenlandse politiek spreekt. Dat rijmt niet erg met het algemene optimisme dat hij tentoonspreidt.

Maar zitten er in die omhaal van woorden geen originele gedachten? Eerlijk gezegd: nauwelijks (niet dat een minister van Buitenlandse Zaken daarnaar gewogen dient te worden). Wel raadsels. Wat moet ik van het volgende maken: ,,De uitbreiding van de EU zal ons confronteren met het vraagstuk: van wie is Europa? [...] Niet dat wij bij voorbaat geïnteresseerd zouden moeten zijn in deze eigendomskwestie. Het is slechts een vraag die het antwoord vormt op een redenering die tot uitsluiting leidt. Dan pas zeg je: van wie is Europa dan helemaal? Het is meer een academische vraag in verzet tegen een houding.'' Wie het begrijpt mag het zeggen.

Andere opmerkingen geven aanleiding tot een ander soort vragen. Deze bijvoorbeeld: ,,Ook in het uitbreidende Europa'' - ik zou gezegd hebben: het zich uitbreidende Europa - ,,heeft Nederland een controlepositie. Als sterk land maken we deel uit van het kern-Europa, dat de rest meetrekt''. Wat bedoelt hij precies met controlepositie? En: wie behoren er nog meer tot het kern-Europa? Italië bijvoorbeeld? Zo niet, betekent dit dan dat Italië minder invloed heeft dan Nederland? Ooit van nuisance value gehoord?

Kortom, ik zou wel eens willen weten of alle luisteraars in de Leidse Pieterskerk het allemaal begrepen hebben. En ook zou ik wel willen weten wat de in Den Haag geaccrediteerde ambassadeurs hierover naar huis rapporteren. Meestal volstaan zij met de kern van de boodschap. Maar wat is hier de kern? Zelden is duidelijker gebleken dat Van Mierlo inderdaad, zoals hij zelf onlangs verkondigde, het ,,drama van de redenering'' - een drama waar menigeen overigens bij in slaap valt - belangrijker acht dan het standpunt.

Het zou onbillijk zijn te beweren dat de drie denkproducten die ik hier heb gereleveerd, kenmerkend zijn voor Nijmegen. Deze universiteit heeft ook heldere denkers geproduceerd. Ik denk bijvoorbeeld aan Manning, Duynstee, Bosmans, Moorman van Kappen, Knapen en ik sla zeker anderen over. Maar het is wel toevallig dat de drie besprokenen in Nijmegen hetzij gestudeerd hetzij gedoceerd hebben.

    Eerder verschenen columns

Aarzelingen omtrent Bolkestein
(21 april 1998)
Een kritiek die iets losmaakt
(17 april 1998)


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)