|
|
|
NIEUWSSELECTIE Ministerie van Cultuur
|
Gutmann-collectie blijft strijdpunt
AMSTERDAM, 27 april. Het gisteren uitgebrachte advies van de Commissie- Ekkart kan voor de afwikkeling van een al jarenlang slepende zaak grote gevolgen hebben: de claim van de in Los Angeles wonende Nick Goodman op tientallen antieke meubelen, toegepaste kunstvoorwerpen en schilderijen. Deze voorwerpen behoorden tot de collectie van zijn grootouders, het in de oorlog omgekomen joodse echtpaar Friedrich en Louise Gutmann. Na de oorlog kwamen ze om verschillende redenen in het beheer van de Nederlandse staat. Op grond van het tot nu toe gevoerde regeringsbeleid komen alleen twaalf meubelstukken en toegepaste kunstvoorwerpen in aanmerking voor teruggave aan Goodman en de overige erfgenamen. Bij de naoorlogse onderhandelingen over de restitutie van hun bezit wist de familie niet dat deze twaalf voorwerpen uit Duitsland gerecupereerd waren. Dit bleek vorig najaar bij een onderzoek door de Inspectie Cultuurbezit naar de manier waarop de Gutmann-zaak na de oorlog was afgehandeld. Het rapport van de Inspectie maakte duidelijk dat de voorwerpen terugmoesten naar de familie. In november ging hierover een advies naar de staatssecretaris van Cultuur, R. van der Ploeg. De staatssecretaris stelde zijn beslissing uit in afwachting van de aanbevelingen over de teruggave van oorlogskunst door de Commissie-Ekkart en het regeringsstandpunt hierover, dat voor de zomer wordt verwacht. De commissie pleit in haar advies voor een ruimhartiger beleid bij de teruggave van oorlogskunst. Niets staat dus een teruggave van de twaalf voorwerpen meer in de weg. Volgens het huidige, strengere beleid zouden deze objecten immers ook al moeten worden teruggegeven. Maar uit het advies valt af te leiden dat ook nogeens negen schilderijen voor teruggave in aanmerking kunnen komen. De dochter van het echtpaar Gutmann, Lilli Gutmann, voerde na de oorlog het overleg met de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) over de gerecupereerde kunst van haar ouders. Friedrich en Louise Gutmann hadden aan het begin van de oorlog een deel van hun collectie verkocht aan een Duitse kunsthandel. In 1943 werden ze tijdens hun vlucht naar Italië door de Duitsers aangehouden en gedeporteerd naar concentratiekampen waar zij om het leven kwamen. De inboedel van hun huis in Heemstede werd geconfisqueerd en naar Duitsland gebracht. Na de oorlog werd een groot deel van hun bezit naar Nederland gerecupereerd. De geconfisqueerde voorwerpen werden teruggegeven aan Lilli Gutmann en haar broer Bernard. Maar de SNK wilde het deel van de collectie dat aan de Duitse kunsthandel was verkocht niet afstaan omdat deze verkoop volgens de SNK vrijwillig was geweest. Alle kunst die vrijwillig aan de Duitsers was verkocht verviel na 1945 aan de Nederlandse staat. In 1951 begon Lilli Gutmann een zaak tegen de SNK bij de Raad voor het Rechtsherstel. De Raad stelde de SNK in het ongelijk en oordeelde dat Friedrich Gutmann onder druk van de oorlogssituatie tot de verkoop was gebracht. De Raad besliste dat de erven de voorwerpen mochten terugkopen voor het bedrag dat de Duitsers hadden betaald. De meeste van de 400 kunstvoorwerpen werden teruggekocht, maar bij negen schilderijen zagen de erven hiervan af, waarschijnlijk omdat hun de financiële middelen ontbraken. Deze schilderijen bleven in het beheer van het rijk. De Commissie-Ekkart adviseert nu om eigenaars van kunstwerken die destijds afzagen van terugkoop alsnog in de gelegenheid te stellen dit te doen. De commissie maakt weliswaar een voorbehoud voor zaken die na de oorlog aan de rechter zijn voorgelegd - wat hier dus het geval was - maar toch lijkt er geen reden om de erven Gutmann niet de kans te geven de schilderijen terug te kopen. Als ze aannemelijk kunnen maken dat het echtpaar Gutmann niet de vrije beschikking had over het geld dat ze in de oorlog van de Duitsers ontvingen, zouden ze de doeken zelfs zonder terugbetaling moeten verkrijgen. Een beslissing hierover kan pas vallen als de regering een standpunt over het teruggavebeleid heeft ingenomen. Intussen raakt Nick Goodman steeds verontwaardigder over de trage afwikkeling van zijn claim. Volgens hem was zijn familie door de oorlog zo gedupeerd dat de terugkoop-regeling van de Nederlandse overheid destijds niet redelijk was. Hij wil dan ook 'alles in het werk stellen om ook de negen schilderijen terug te krijgen'. Goodman: "Het is te gek voor woorden dat de Nederlandse staat profijt heeft van wat mijn grootouders door de Duitsers is aangedaan." Samen met andere claimanten, onder wie de erven Goudstikker, heeft hij vorig najaar de hulp ingeroepen van het World Jewish Congress dat toezegde zijn zaak bij de Nederlandse regering te zullen bepleiten.
|
NRC Webpagina's 27 APRIL 2001
|
Bovenkant pagina |
|