|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Vredesproces Midden-Oosten
|
Offensief Israël in Gazastrook en tegen Syrië
De luchtaanval op het Syrische radarstation in de Oost-Libanese Beka'a- vallei, de eerste sinds april 1996, volgde op een raketaanval, zaterdag, door de fundamentalistisch-shi'itische beweging Hezbollah op het door Israël bezette gebied van de boerderijen van Shebaa in het Israëlisch-Libanese grensgbied. Een Israëlische militair kwam daarbij om het leven. Volgens de Israëlische regering was de actie een signaal aan Syrië, dat een doorslaggevende invloed in Libanon heeft, dat Jeruzalem geen verdere aanvallen door Hezbollah zal tolereren. De Syrische autoriteiten spraken van een gevaarlijke escalatie en brachten hun 35.000 manschappen in Libanon in staat van hoogste paraatheid. Minister van Buitenlandse Zaken Farouk al-Shara zei dat Israël "een zware prijs" zal moeten betalen. Het nieuwe offensief in de Gazastrook, het grootste sinds de Palestijnse opstand in september begon, kwam nadat vanuit de Gazastrook vijf mortiergranaten waren afgevuurd op het Israëlische stadje Sderot, 8 kilometer van een boerderij van premier Sharon. Het was de eerste dergelijke aanval op Israël; tot dusverre waren wel joodse nederzettingen in de Gazastrook onder vuur gekomen. Er vielen geen slachtoffers. Hoewel deze aanval door de fundamentalistisch-islamitische groep Hamas werd opgeëist, namen Israëlische eenheden daarna vanaf land, vanuit de zee en de lucht installaties van de Palestijnse veiligheidsdiensten onder vuur. Daarbij vielen een dode en 36 gewonden. Voorts verdeelde het leger de Gazastrook in drie delen, waardoor Noord-Zuid verkeer in het gebied, met meer dan een miljoen inwoners, onmogelijk werd. In strijd met het autonomieakoord van Oslo werd gebied bezet dat onder volledige Palestijnse controle staat. Het leger deelde mee dat de bezetting pas wordt opgeheven wanneer geen gevaar meer bestaat van verdere mortieraanvallen op Israël. (Reuters, AFP, AP) |
NRC Webpagina's 17 APRIL 2001
|
Bovenkant pagina |
|