|
|
|
NIEUWSSELECTIE Willem-Alexander en Máxima: In twee jaar van 'bijzondere vriendschap' naar verloving.
|
Oud-diplomaat Maarten Mourik over God, Zorreguieta en
Oranje
'Het koningshuis moet mij dankbaar zijn'
Zes weken geleden heb ik een lichte beroerte gehad. Ik ging gezond naar bed en stond invalide op. Ik kon niets meer, mijn vrouw moest me bij alles helpen. Ik was de beheersing over mijn linkerbeen kwijt, had nauwelijks nog controle over mijn linkerarm en linkerhand. Een grote schrik. Inmiddels kan ik weer lopen, het gaat vooruit, maar mij niet snel genoeg. De angst voor een herhaling zit er goed in. Het idee dat ik met één klap definitief onderuitgehaald kan worden, boezemt me regelrecht doodsangst in. Ik hecht aan dit leven. Het is het enige dat ik heb en zal hebben. Al mijn emoties, ervaringen, gedachten, relaties zijn verdwenen op het moment dat mijn laatste hersencel sterft. Dat maakt de gedachte aan de dood onverdragelijk. Na mijn beroerte ben ik begonnen aan een boek met de titel Dubbelgevecht. Daarin teken ik mijn strijd op met de gevolgen van mijn beroerte, mijn acute doodsangst, daarnaast beschrijf ik mijn kruistocht tegen Zorreguieta. "Het klinkt misschien een beetje brave-Hendrikachtig, maar de drijfveer voor die kruistocht is morele verontwaardiging. Het idee dat een lid van ons koningshuis zou trouwen met de dochter van een man die in dienst heeft gestaan van een regering, schuldig aan roof van kinderen, moord, verkrachting, foltering, vind ik onacceptabel. Ik tolereer het niet, dat een door een nazistische ideologie geïnspireerde figuur straks via een zijdeur ons staatsbestel binnenkomt. De wenselijkheid van de schoonvader bij verloving en huwelijk is voor mij van volstrekt ondergeschikt belang. Het gaat om het huwelijk zelf. Ik ben altijd van mening geweest - en dat vind ik nog steeds - dat Willem-Alexander geen koning kan worden tenzij hij afziet van het huwelijk of andersom, dat hij alleen kan trouwen wanneer hij afstand doet van de troon. Dat hij nu de keuze voor het huwelijk gemaakt heeft maar niet van zins lijkt afstand te doen van de troon vind ik meer dan triest. Een laatste redmiddel zou kunnen zijn dat het parlement zijn goedkeuring aan het huwelijk onthoudt maar ik acht de kans daarop bitter klein. In dat geval rest mij maar een conclusie: there is something rotten in the state of Holland." "Mijn aangifte is beslist meer dan een symbolische actie. Vorig jaar heb ik een ingezonden brief gestuurd aan de Volkskrant waarin ik mijn verontwaardiging uitte over de gang van zaken en dreigde een aanklacht in te dienen tegen Zorreguieta. Vervolgens kwam er een golf van publiciteit los: Barend & Van Dorp, Barend en Witteman. Ik vond toen dat ik mijn dreigement moest onderbouwen door een onderzoek in te stellen naar de rechtsmacht van Nederland in deze. Dat heeft geleid tot een advies van de Amsterdam International Law Clinic, een wetenschappelijk instituut van de Universiteit van Amsterdam. Zijn conclusie was dat het lidmaatschap van een regering die zich schuldig gemaakt heeft aan misdaden tegen de menselijkheid voldoende is om iemand medeplichtig te verklaren en derhalve aansprakelijk te stellen. Ook volgens de in die tijd geldende juridische normen. Met dat advies kon ik verder. Mevrouw Böhler - die eerder in het nieuws kwam als advocaat van Öcalan - heeft samen met haar collega Zegveld de aangifte voorbereid en vlak voor Kerstmis ingediend bij de procureurs-generaal. "De weigering vorige week van het openbaar ministerie om de aangifte in behandeling te nemen, heeft bij mij grote verbazing gewekt. De zaak- Zorreguieta loopt parallel aan de zaak-Bouterse en die is door het OM voorgelegd aan de Hoge Raad. Die moet nu toetsen of Nederland rechtsmacht heeft in deze kwestie. Het is weinig tactisch van de hoofdofficier om dat besluit niet af te wachten, maar wij zijn gisteren een beklagprocedure gestart. Zorreguieta is nog niet van ons af. "Toen mij in Buitenhof gevraagd werd of ik niet bang was voor bedreigingen van de kant van Oranjefanaten, heb ik gezegd dat ik mezelf eerder beschouw als een beschermer van het vorstenhuis dan als een aanvaller. Ik neem ze in bescherming tegen een faux pas die ze tot lengte van dagen zou kunnen achtervolgen en misschien wel eens het einde van de monarchie zou kunnen inleiden. Ze zouden me dankbaar moeten zijn, dat meen ik oprecht." God, Oranje, Nederland - die trits was onaantastbaar in het Streefkerkse boerenmilieu waarin ik opgroeide. Mijn moeder kwam uit een onkerkelijk gezin, mijn vader uit een orthodox-protestantse traditie, maar hij moest niks hebben van de 'zwaren' in de leer. Hij liet het aan mij en mijn zusje of we naar de kerk gingen en op catechisatie wilden. "Wel werd er iedere avond na tafel uit de bijbel voorgelezen. Na afloop testte hij of we niet hadden zitten slapen door te roepen: "Het woord", waarop mijn zusje en ik een begrip uit de voorgelezen tekst moesten noemen. God of Jezus deed niet mee, maar er was altijd wel iets anders dat ons opviel. Maar nadat mijn zusje en ik, na zijn gebruikelijke oproep eensgezind het intrigerende woord "hoer" riepen, heeft hij het ritueel afgeschaft. "Het was geen vetpot thuis. Zeker niet nadat mijn vader de overgang had gemaakt van de boeren- naar de burgerstand, tot woede van mijn grootmoeder die vond dat haar zoon zijn erfgoed verkwanselde. De armoede thuis heeft me bewust gemaakt van de waarde van geld en bepaalde verworvenheden. Als ik me douche of de verwarming aanzet, denk ik nog steeds aan de beijsde deken in mijn koude jongenskamertje. Het zijn invloeden die je vormen. Mijn grootmoeders sterke gevoel voor onafhankelijkheid heeft me ook geïnspireerd. Als boerenvrouw op haar eigen erf duldde ze geen anderen boven zich. "Mijn afkeer van dwang en dictatuur is een erfenis uit de oorlog. Ik was zeventien, studeerde economie aan de Hogeschool van Rotterdam. Studenten werd gevraagd een loyaliteitsverklaring te ondertekenen, wat ik weigerde. Onderduiken was een alternatief geweest, maar mijn vader vroeg me de familie niet in gevaar te brengen. Ik ben naar Duitsland getransporteerd, van de ene op de andere dag weggerukt uit mijn beschermde bestaan, twee jaar dwangarbeider geweest. Ik wil mijn lot niet vergelijken met de slachtoffers van de concentratiekampen, maar heb wel geleerd wat het betekent opgejaagd, uitgescholden en geminacht te worden. Dat is ongetwijfeld een extra motief om me in te zetten in de zaak-Zorreguieta. Schaamte over die periode, zoals sommige lotgenoten die hebben, ken ik niet. Het heeft me altijd dwarsgezeten dat we als dwangarbeiders bijdroegen aan de Duitse oorlogsindustrie, al probeerden we zoveel mogelijk te saboteren, maar ik heb niet het gevoel dat ik iets verkeerds gedaan heb. Bovendien heb ik aan die tijd mijn eerste vrouw Ruth te danken. Ze werkte in de kantine. Na wat verlegen geschuif met etensbonnen en bordjes over en weer kreeg onze liefde gestalte. "Na de oorlog is mijn loopbaan bij Buitenlandse Zaken begonnen. Ik had alleen kandidaats economie, maar werd als groentje aangenomen bij 'De Nederlandse Militaire Missie bij de Geallieerde Bestuursraad in Duitsland', een soort ambassade in het gevierendeelde Berlijn. In '51 werd ik als diplomaat uitgezonden naar Indonesië. Ik had drie weken om alles te regelen, Ruth en ik zijn halsoverkop getrouwd. Makassar, een consulaat in een buitengewest, werd mijn standplaats. Drie maanden na mij arriveerde Ruth. Kort na haar aankomst gingen we eten in een Chinees restaurant. Bij de deurpost hingen de hele avond een paar mannen rond die ons becommentarieerden, maar we besteedden weinig aandacht aan dat groepje. Na het diner stapten we uit het restaurant de donkere avond in, plotseling was er geduw, getrek, rumoer om ons heen, en hoorde ik Ruth roepen: 'Ik ben gestoken.' Over haar jurk liep een spoor van bloed. Een van die Indonesiërs had haar tas willen pakken. Die had ze in een impuls tegen zich aangedrukt waarop hij haar met een mes in de rug had gestoken. Ik heb haar, hevig bloedend, naar het ziekenhuis gebracht waar ze is overleden. Die herinnering blijft een litteken dat pijn doet als je het aanraakt. Er over pratend, schiet ik nog steeds vol. Ik heb nu eenmaal mijn huisje dicht aan de waterkant staan. "In één klap was ik veranderd van een jong, gelukkig getrouwd mens in een radeloze weduwnaar. Binnen 24 uur moest ik het ziekenhuis, de dood, de begrafenis en de condoleances verwerken. Daarna verkeerde ik in een toestand van verdwazing. Mijn hele gedroomde toekomst lag in duigen. Een paar uur na haar dood ben ik, midden in de nacht, in de auto gestapt en als een gek rond gaan rijden. Een van de gedachten die in me opkwamen, was: wil ik die pijn of rijd ik tegen de betonnen zeewering aan. Gelukkig is het bij de gedachte gebleven. "Ik wilde niet weten wie Ruth gedood had en waarom, behoefte aan genoegdoening had ik niet, maar na een half jaar kwam een Molukse garnizoenscommandant mij vertellen dat de moordenaar was opgepakt. Op mijn vraag wat er met hem ging gebeuren zei hij: 'Het is al gebeurd. Hij is in een vrachtwagen geladen en samen met anderen buiten de stad terechtgesteld.' Ik kon er weinig mee. "Via de dichtkunst heb ik de weg uit de verdwazing gevonden. Ik had het geluk te stuiten op een boek van Simon Vestdijk, De glanzende kiemcel. Acht lezingen "over wezen en techniek van de poezië". Ik heb het boek in razend tempo gelezen. Zijn uiteenzettingen kalmeerden mijn verwarde geest. Toen ik eenmaal met dichten begon, had ik het gevoel dat ik weer controle kreeg over mijn leven. Mijn eerste bundel was een in memoriam voor Ruth, maar ook mijn latere gedichten zijn doortrokken van verlies en het besef van de eindigheid van het bestaan. Schrijven is voor mij een middel om de dood een loer te draaien. "In de jaren zestig, werkend in Washington, kreeg ik kanker. Vijf jaar heb ik geleefd met de dood op de hielen. Dat heeft mijn gevoel voor de relativiteit van het leven versterkt. "Veel later heb ik na een hartoperatie een week in coma gelegen door een fout van de anesthesist. Toen ik bijkwam lag mijn geest compleet overhoop. Ik herinner me een schilderijtje in de ziekenhuiskamer. De daarop afgebeelde appels en peren kropen als grote kikkers uit de lijst de muur op. Ook heb ik de dienstdoende arts laten komen om hem te vertellen dat ik de opdracht had om het koninklijk huis te beschermen (mind you) en dat de Joegoslavische geheime dienst een complot had beraamd tegen de koningin. Hij luisterde welwillend, had waarschijnlijk ervaring met patiënten als ik."
Dood liep ook als een zwarte draad door onze familiegeschiedenis. Mijn grootvader van moeders zijde heeft zich op een nacht in de rivier geworpen. Het was de daad van een krankzinnige. Hij had last van wanen en was bang dat hij zijn kinderen op een dag nog iets aan zou doen. De jongste zuster van mijn moeder heeft jaren later de verdrinkingsdood gezocht in dezelfde rivier, nadat zij beland was in een hel van een huwelijk met een potentaat van een man. "In het gezin van mijn vader waren er van de zes kinderen maar twee in leven gebleven. Een op zesjarige leeftijd overleden zoontje werd verheven tot het gedroomde kind. Het was Leendert voor en na. Er bestaat altijd het gevaar dat je te vroeg gestorven geliefden idealiseert. Ik heb het ook wel genoemd: de genade van de jonge dood. Ruth blijft in mijn herinnering ook die mooie jonge vrouw met dat charisma. Mijn tweede vrouw heeft mijn geschiedenis met haar nooit kunnen accepteren. Alles wat aan Ruth herinnerde werd uitgebannen. Ik mocht nog geen foto van haar neerzetten en haar geschilderde portret werd naar zolder verwezen. Mijn huidige vrouw heeft me juist alle mogelijkheden geboden om haar te herinneren. Het was haar voorstel om onze dochter Ruth te noemen. Daardoor kreeg het verdrongen verleden een plaats. "Het kostte behoorlijk wat tijd voor ik na de dood van Ruth weer een vaste band aan kon gaan. Vijf jaar, al heb ik in de tussentijd meerdere erotische relaties gehad met vrouwen die een ongelukkig huwelijk hadden. Blijkbaar had de staat van zelfmedelijden waarin ik verkeerde een erotische lading. Dat die vrouwen getrouwd waren, was wel ingewikkeld, maar werd door hen verdoezeld of zo aangekleed dat ik er geen probleem van maakte. Zij interesseerden zich voor mij met de gebruikelijke verhalen: 'mijn man begrijpt me niet' of 'hij is seksueel niet actief'. Ik kreeg de excuses aangereikt waardoor ik me er niet schuldig over voelde. Pas toen ik mijn tweede vrouw ontmoette, kwam er ruimte voor een echte band, al was die ruimte niet blijvend. Na onze scheiding, dertien jaar later, ben ik hertrouwd met mijn huidige vrouw. Zij was 24, ik 48. In het begin deed dat leeftijdsverschil nogal wat stof opwaaien, maar toen men zag dat het serieus was en ons huwelijk voorspoedig op gang kwam met twee kinderen, zijn de spottende blikken snel verdwenen. We zijn inmiddels 30 jaar samen. "Ten opzichte van de oudste drie kinderen heb ik me altijd schuldig gevoeld over de scheiding. Het is bijna ondoenlijk om je loyaliteit te moeten verdelen over twee partijen die niet optimaal met elkaar omgaan. Op dit moment hebben mijn ex-echtgenote en ik een ideale omgang, maar er is een tijd geweest dat zij mij als de schuldige voor het mislukken van het huwelijk afschilderde. Ik heb mijn boek Afscheid van de dingen, autobiografische notities (uitgeverij Conserve, 39,50) opgedragen aan mijn kinderen in de hoop dat zij me er beter door zouden begrijpen. Een paar jaar geleden kreeg ik van mijn oudste dochter het mooiste verjaardagscadeau ooit. Na het lezen van het boek schreef ze me een kaartje: 'Ik zie je nu heel anders dan vroeger. Jammer dat het zo laat is, maar laten we van de tijd die ons rest het beste maken.'"Ik ben God kwijtgeraakt doordat ik na Ruths overlijden bij mijn theologisch en filosofisch onderzoek naar een leven na de dood op niets gestuit ben. En toen ik eenmaal had vastgesteld dat die toekomstige hemel niet bestond, was het een kwestie van geestelijke integriteit om de conclusie te trekken dat ook God niet bestond. Makkelijk is anders. Het betekent dat je voor eigen rekening in dit leven geworpen bent en alle tegenslagen zelf moet opvangen. Er is niemand tot wie je een schietgebedje kan richten. Ik bevind me in een ijzige kosmische kou. Dat heeft me gebracht tot de 'geloofsbelijdenis' dat de zin van het bestaan alleen te vinden is in een liefdevolle relatie met de ander. Als metafoor voor mijn levensfilosofie gebruik ik vaak het beeld van mensen die met elkaar in een bootje zitten op een woest kolkende zee. Je kunt de scheepsbeschuit proberen te bemachtigen en daar zelf zoveel mogelijk van opvreten, je kunt medelotgenoten van boord gooien want dan vaart de boot beter, maar je kunt ook met zijn allen proberen om de riemen te hanteren en te kijken waar je uitkomt, misschien wel in een veilige haven. "Die gedachte ligt ook ten grondslag aan mijn pleidooi voor een Europees handvest waarin de rechten en plichten van de verschillende culturen worden vastgelegd. Samen in de boot, allemaal een deel van de scheepsbeschuit. Wanneer iedere gemeenschap het gevoel heeft dat zij in vrijheid haar etniciteit, taal, religie en cultuur mag beleven, haalt dat de angst voor overheersing en onderdrukking weg, de kou uit de lucht. Zeker wanneer er een instituut zou zijn dat toezicht houdt op de regels van zo'n Europees handvest. "Frits Abrahams schreef nog niet zo lang geleden in zijn column: 'Als ik het gezicht van Mourik zie, heb ik de indruk dat hij het volgende ogenblik met mevrouw Thatcher de Falklandeilanden wil gaan heroveren.' Zo erg is het niet, maar mijn gang door het leven is nogal moeizaam. Ik ben geen easy go-happy man, heb een wat sombere kijk op het bestaan, maar daar komen die hangende mondhoeken niet van. Die heb ik gewoon van mijn moeder. Soms zijn dingen ook weer simpeler dan je denkt."
|
NRC Webpagina's 31 MAART 2001
|
Bovenkant pagina |
|