|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
DE ZORGEN VAN EEN SCHAATSENDE BOER
De stilte op en rondom de boerderij wordt slechts verbroken als een auto de poort passeert. Dan klinkt er een bel. De koeien staan op stal. In de woonkamer filosofeert Ids Postma over actuele zaken. Terwijl zijn collega's in Salt Lake City de olympische baan beproeven tijdens de WK afstanden, helpt een van Nederlands beste schaatsers met het koeienmelken op het wolvelan. Die Friese naam kreeg de boerderij na de bouw in 1818 van de eerste boer. Elke gewenst moment kan hij het agrarisch bedrijf met zo'n honderd melkkoeien overnemen van zijn 71- jarige vader. Postma stelt dat moment nog zoveel mogelijk uit. Hij denkt als schaatser nog veel te kunnen winnen, hij voelt zich in de kracht van zijn leven. Als het olympisch seizoen hem succes brengt, zal hij ook in 2002 de schaatsen niet definitief in het vet zetten. De boerderij is geen vetpot en dankzij de commerciële ontwikkelingen valt in de schaatssport tegenwoordig een royaal belegde boterham te verdienen. Het laat onverlet dat hij thuis elk noodzakelijk uurtje assisteert in de veehouderij. 's Morgens vijf uur op, koeien verzorgen, acht uur weer naar bed, twee uur slapen, daarna tot half zeven aan de slag op het land. En ondertussen ook de zorgen van de moderne tijd. De hoge kosten, het melkquotum, de BSE-crisis én de dreiging van mond- en klauwzeer. Over dat laatste: "Ze zeggen dat het hier ook komt. Kieviten kunnen de ziekte overbrengen uit Engeland. Er zijn nu al veel voorzorgsmaatregelen. Ik moet er niet aan denken dat onze veestapel wordt afgemaakt. Je hebt toch een bepaalde binding met dieren. We hebben in totaal 180 beesten. Sommige koeienfamilies leveren ons al generaties lang melk. De stambomen gaan terug tot 1912 toen mijn oma alle gegevens bijhield. BSE baart ons minder zorgen. Jong vee geven wij nooit krachtvoer zodat ze niet besmet kunnen worden door diermeel. Je weet niet hoe die ziekte is ontstaan. Papoeaas aten hersenen van doden en stierven aan de 'zingende dood'. Tot ze dat niet meer deden en toen verdween de ziekte vanzelf." Voor Postma zit het seizoen erop. De tijd van praten is aangebroken, zeker nadat zijn ploeggenoten van DSB, Jan Bos en Marianne Timmer, afgelopen weekeinde het functioneren van hun coach Leen Pfrommer openlijk ter discussie stelden. Pfrommer heeft inmiddels verklaard dat hij wil stoppen met Timmer. De scheiding der geesten binnen DSB is onvermijdelijk. Postma over hoe het verder moet.
De DSB-crisis. "Ik denk dat sponsor Dirk Scheringa niet met twee of drie ploegen wil werken. Een situatie met twee of meer coaches binnen één team werkt niet. Dan krijg je spanningen. Coaches proberen de sporters voor zich te winnen. Wil Timmer verder met Wopke de Vegt? Juist hij heeft in het verleden bewezen als hulpcoach van Eppie Bleeker dat zo'n rolverdeling problemen geeft. Ik kan me voorstellen dat Pfrommer geen inmenging duldt. Hij is door schade en schande wijs geworden. In het verleden werkten de kernploegen immers met een conditie en ijstrainer."
Marianne Timmer. "Ik kan me voorstellen dat zij vindt dat Pfrommer te veel met mij bezig is geweest. We moeten ook niet stellen dat de breuk tussen Leen en Marianne alleen haar schuld is. Ze heeft in ons team als enig meisje steeds op haar tenen moeten lopen. Ze zou steun krijgen van twee sparringpartners, maar dat liep mis. Het was mij al enige tijd bekend dat ze zich niet happy voelde. Sinds de NK afstanden (eind december, red.) kon je merken dat ze er geen vertrouwen meer in had. Ik mag Marianne heel graag, maar ze is gewoon erg zwart- wit. Het is bij haar goed of slecht en als het slecht is wordt het nooit meer goed. Als ze vaker met Pfrommer wil trainen, hoeft dat wat mij betreft geen probleem te zijn. Ik zeg niet: 'Leen hier blijven!' Als Marianne alleen verder gaat met een eigen team is dat misschien een goede oplossing." Jan Bos. "Hij heeft ook een moeilijk seizoen gehad. Toch reed hij af en toe ook erg goed. In Heerenveen liet hij op de 500 meter 35.4 noteren, dat was erg snel. Op het WK sprint reed hij de eerste dag een matige 1.000 meter en de tweede dag werd hij tweede. Het was allemaal niet constant. Daar kun je na een seizoen over praten. In Calgary heeft hij afgelopen weekeinde na een race een beetje emotioneel gereageerd. Hij kwam zwaar chagrijnig het ijs af en dacht niet na over wat hij zei voor de camera. Dat was slecht. Bovendien mag je best wel een beetje zelfkritiek hebben en niet alleen naar de coach wijzen. Met zijn roep om meer begeleiding bedoelt hij misschien dat hij vaker geadviseerd wil worden. Gemser heeft mij ook wel eens een periode naar een krachttrainer gestuurd. Die gaf me dan gevarieerde oefenstof, waardoor het minder eentonig werd om met gewichten te werken. Als ik volgend seizoen op de Spelen kies voor de 1.000 en 1.500 meter kunnen Jan en ik best veel samen trainen. Maar op dit moment kost het mij te veel kracht om hem bij te houden."
Leen Pfrommer. "De perfecte coach. In die zin dat hij een echte liefhebber is die zich met ziel en zaligheid overgeeft aan de schaatssport. Als onze fysiotherapeut een paar rondjes rijdt, gaat Leen net zo makkelijk met hem aan de slag. In Inzell begon hij voor mij de baan sneeuwvrij te maken. Ik zou een drie kilometer rijden, maar ik besloot daar vanaf te zien. Ik wilde Leen waarschuwen te stoppen met sneeuwruimen. Anderen hielden me tegen en zeiden: 'Dan doet hij het mooi voor ons'. Dat was niet nodig, want hij riep: 'Ik maak het af voor de anderen'. Door zijn enthousiasme ben je geneigd zelf ook hard te gaan trainen. Moet je rondjes van 36 rijden, maak je er 32 van. Dat heeft ons aan het begin van het seizoen opgebroken. We hadden in Calgary hard getraind, we kwamen terug met een jetlag en reden twee dagen later in Utrecht. Thuis ging ik ook nog anderhalf uur hardlopen. Door de slechte prestaties op de NK allround miste ik twee World-Cupwedstrijden. Daar ben ik nu voor de WK afstanden op afgerekend. Maar dat moet je niet op de coach afschuiven, zelfkritiek is ook op zijn plaats."
Selectieperikelen. "Zoals het afgelopen seizoen is gegaan, kan het niet meer. Er moeten voor volgend seizoen duidelijke regels komen waar niet vanaf wordt geweken. Voor de 1.500 meter op de WK afstanden gold: de eerste van het klassement van de World-Cupfinale in Calgary plaatst zich, twee anderen worden aangewezen. Ik reed inderdaad niet best en Jeroen Straathof bleef mij voor. Maar toen ik verhaal ging halen waarom Wennemars wel en ik niet was aangewezen, kreeg ik van commissielid Jan Augustinus te horen dat Erben al veel eerder kandidaat was. Dit op basis van zijn World-Cupzege in Heerenveen. Toen deed ik niet mee. En zijn vijfde plek in Hamar woog zwaar. Ik zeg: 'Toen was ik vierde'. Augustinus vervolgens: 'Dat weet ik zo niet'. Ik: 'Dat weet je zo niet? Je moet er wel over beslissen.'"Ze zijn niet consequent. Volgend seizoen begin ik de eerste weken meteen hard te rijden. Dan ben ik van alle problemen af. Toch zal je nog aan veel wedstrijden moeten meedoen. Dat is wat veel Nederlandse rijders nekt aan het einde van het seizoen. Als je op gegeven moment een weekendje gas terugneemt, voel je dat je lichaam inslaapt. Voor het olympisch seizoen worden de selectieregels extra belangrijk. Er moeten twee ijkpunten komen. Aan het begin van het seizoen en bij de NK afstanden, zoals drie jaar geleden. Daar moet niet vanaf worden geweken. Dan zullen er rijders balen, maar is er wel duidelijkheid."
Winterspelen in Salt Lake City. "Volgend seizoen draait alles om het olympisch schaatstoernooi. Ik denk nu na over de keuze die ik moet maken. Ik twijfel. Moet ik de 1.000 meter combineren met de 1.500 meter of de mijl met de 5.000 meter en de allroundtoernooien? Ik verwacht snel ijs in Salt Lake. Dan wordt het voor mij bijna ondoenlijk om me op de 1.000 meter te meten met de specialisten. Op de 5.000 meter kan Romme ongenaakbaar zijn, maar de afstand tussen hem en de concurrentie wordt kleiner. Vier, vijf man benaderen hem al op vier seconden. Ik moet onder de 6.30 kunnen rijden. Als Gianni zo wil winnen als in Nagano, moet hij nu denken aan een tijd van 6.12." De terugblik. "In een nieuwe ploeg en met een andere coach voelde ik me soms een beginner. Ik ben steeds gemotiveerd geweest om er vol tegenaan te gaan. Aan de andere kant ging het na die slechte start ook moeizaam. Maar ik beschouw het niet als een verloren seizoen. We hebben niet slecht gepresteerd, al waren de verwachtingen hoger. Alleen Marianne Timmer vindt dat ze niet vooruit is gegaan. Alhoewel Pfrommer ons allemaal technisch beter heeft laten schaatsen. Dat is toch wel iets om blij mee te zijn. Mijn heup stond niet goed omdat mijn bovenlichaam naar buiten draaide. Uiteindelijk is het gelukt die heup los te maken waardoor ik een hoger bewegingsritme op de vijf kilometer kon bereiken. "Op het EK ging het mis door die val van Tuitert en tijdens het WK dacht ik met de derde plek op de 500 meter, de tweede op de vijf kilometer en de winst op de 1.500 meter fluitend op de titel af te gaan. Maar Rintje Ritsma overtrof zichzelf op de tien kilometer. Hij zei me later: 'Zo'n race heb ik nog nooit meegemaakt'. Hij reed zonder druk. Met een fietskamp in mei wil ik mijn basisconditie voor de lange afstanden verbeteren. Allrounders moeten op hun kampioenschappen beter kunnen. Zolang iemand als Bart Veldkamp op basis van twee goede afstanden zover kan komen, moeten anderen zich schamen. Het is toch raar dat het alleen tussen Rintje en mij gaat."
De commerciële toekomst. "We moeten oppassen dat er niet te veel schaatswedstrijden komen. Ik heb veel mensen horen zeggen dat ze de commerciële ploegen ondanks het gehakketak wel interessant vinden. Ik denk niet dat Scheringa al genoeg heeft van het langebaanschaatsen. Naar het WK Boedapest keken op tv vier miljoen mensen. Meer exposure kun je als sponsor toch niet wensen? Ik had wel verwacht dat het eerste seizoen hectisch zou zijn. Maar ik zie in de huidige problemen ook iets positiefs. Als we dit oplossen, wordt het alleen maar beter."
|
NRC Webpagina's 10 MAART 2001
|
Bovenkant pagina |
|