U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  K U N S T
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Ministerie van Cultuur

Raad voor Cultuur

PvdA


Kunst en politiek moeten nieuwe coalitie aangaan


Het vierjaarlijkse koningsdrama van de Cultuurnota is bepaald geen lust voor het oog. Het wordt derhalve tijd voor een nieuwe coalitie tussen kunst en politiek, meent Ad Melkert.

De acteurs mogen in de loop van de tijd zijn vervangen, het stuk zelf staat nu alweer twaalf jaar op het repertoire. Eén keer in de vier jaar wordt het opgevoerd, het koningsdrama van de Cultuurnota. Met een bewindspersoon voor Cultuur die het evenals Claudius nooit goed kan doen. Met de Raad voor Cultuur in de rol van diens perfide raadsman Polonius. Met de kunstwereld als de opstandige Hamlet die roept dat de gifbeker bij de verkeerde terechtkomt.

Hoewel je iedere keer denkt dat de lijken waarmee het toneel bij het vallen van het doek is bezaaid nooit meer op zullen staan, valt dat achteraf reuze mee. De acteurs staan gewoon weer op en uiteindelijk blijkt dat het overgrote deel van de subsidieaanvragen is gehonoreerd. Na de laatste voorstelling bleken er per saldo 130 nieuwe instellingen die door het rijk te worden gesubsidieerd. Het brede cultuurbudget is in deze kabinetsperiode gestegen met structureel 260 miljoen.

De laatste opvoering van de Cultuurnota heeft het publiek zeker niet tot staande ovaties gebracht. Dit keer leek de voorstelling op zo'n stuk waarin je van tevoren ziet aankomen hoe iemand op een goedgekozen verkeerd moment uit de slaapkamerkast stapt. Dat vereist een timing die niet ieder Kamerlid is gegeven. Het was nog een geluk dat ons de anticlimax bleef bespaard. Een selectie uit de negatieve adviezen van de Raad voor Cultuur moest door alwéér een commissie tegen het licht worden gehouden.

Met de huidige praktijk van het vierjaarlijkse oproer rond de Cultuurnota is precies het tegenovergestelde bereikt van wat Thorbecke bedoelde toen hij op 15 september 1862 tijdens het Kamerdebat over Kunst en Wetenschap zei: "De regering is geen oordeelaar van wetenschap en kunst." Het cultuurdebat is een wonderlijk mengsel geworden van ongelijksoortige vraagstukken en beslissingen. Niet alleen zijn er grote verschillen per discipline, maar ook tussen grote en kleine instellingen. Tussen instellingen die landelijk of lokaal opereren. Tussen gevestigde en beginnende gezelschappen. De gehanteerde criteria liggen daarbij voortdurend onder vuur. Wat een debat over de rol van overheid en kunst in de samenleving zou moeten zijn, ontaardt meer en meer in een ordinaire strijd om de centen. Het belang van regionale binding en van het internationale perspectief komt door de gekozen aanpak onvoldoende uit de verf. De systematiek van de Cultuurnota is niet langer houdbaar. Een nieuwe coalitie tussen kunst en politiek kan een herhaling van de voorstelling van 2000 voorkomen. Een belangrijke vraag daarbij is: waar begint en eindigt de verantwoordelijkheid of aanspreekbaarheid van overheid en politiek? Een goede kapstok is de recente verkenning van de Boekmanstichting en het Sociaal en Cultureel Planbureau Cultuur tussen competentie en competitie. Andries van den Broek en Jos de Haan bespreken daarin verschillende toekomstscenario's. Van een marginalisering waarin kunst en cultuur het afleggen tegen banale vormen van vermaak, via een scenario van consolidering tot een spectaculaire herwaardering van de cultuur waarin de kunst de concurrentiestrijd met het vluchtige amusement glansrijk doorstaat. Het opvallende is dat zij sceptisch staan tegenover de mogelijkheden van het overheidsbeleid om de feitelijke ontwikkeling te beïnvloeden. Maar tegelijk dagen zij beleidsmakers uit om dit te weerspreken.

Die uitdaging neemt de Partij van de Arbeid aan. We voelen ons zeer gemotiveerd om de wegen te verkennen èn in te slaan die tot herwaardering leiden. Een samenleving die rijker wordt en rijk wil blijven zet zich schrap voor een kwaliteitsverbetering die de materiële welvaart verbindt met ruimte voor initiatief en creativiteit. Niet primair geleid door de boekhouding van kosten en baten, maar als uitdrukking van een maatschappelijk klimaat waarin kunst als méér dan franje of luxe wordt gezien. Daarin respecteert en waarborgt de overheid de ruimte voor de autonome ontwikkeling van de kunsten zelf. Zonodig corrigeert zij de markt bijvoorbeeld daar waar het gaat om de boekenprijs. De overheid gaat er van uit dat een florerend kunstleven waardevol is voor mensen, de samenleving en voor de economie Maar ze bemoeit zich niet met de kwestie wat die waarde is en hoe die gemeten moet worden. Naast de bescherming van de kunst en de verspreiding ervan is het van grote betekenis dat de overheid de pluriformiteit van de kunstuitoefening waarborgt. Dat raakt niet alleen de kunst zelf maar ook de individuele keuzevrijheid van de mensen. Dat de vertoning van de film over Ajax in Rotterdam is doorgegaan toont niet alleen hoe het kan, maar vooral hoe het moet. Het onmogelijk maken van zo'n vertoning is onaanvaardbaar. Zoals het ook onaanvaardbaar is dat een regisseur en acteurs zich gedwongen voelen hun theaterproduktie niet tot uitvoering te brengen. Het is niet alleen een zorg voor regisseur Gerrit Timmers dat 'Aïsja en de vrouwen van Medina' van het programma Rotterdam Culturele Hoofdstad moest worden gehaald. Het gaat ons allemaal aan. De democratie dient deze vrijheid te waarborgen.

Juist in een geïndividualiseerde samenleving heeft kunst een maatschappelijke schakelfunctie. Kunst toont niet alleen de waarde van schoonheid, maar brengt ook een dieper inzicht in de wereld om ons heen. Oefent kritiek uit. Stelt het vanzelfsprekende ter discussie. Verhevigt de realiteit. Loopt op ontwikkelingen vooruit. Die kunst gaat allianties aan om steeds grotere groepen mensen ermee te laten kennismaken, eraan te laten deelnemen. Die kunst moet weer kind aan huis zijn in scholen die opvoeden in meer dan de materie alleen.

Het wordt tijd dat afscheid genomen wordt van de huidige vierjaarlijkse molensteen van de Cultuurnota. Er is behoefte aan een nieuwe culturele infrastructuur. Daarin past minder bureaucratie en een scheiding van verantwoordelijkheden in de toekenning van overheidsmiddelen. Meervoudige beoordeling van dezelfde kunstinstelling door rijk en regionale overheid moet verdwijnen. Beoordeling op grond van kwaliteit en op grond van bereik worden uit elkaar gehaald.

Het rijk dient verantwoordelijk te zijn voor de subsidiëring van een beperkt aantal musea, ensembles en gezelschappen die beoordeeld worden op kwaliteit, continuïteit en internationale betekenis. De Raad voor Cultuur, die tegelijk de advisering en de verdeling wil dienen, wordt in een ander pak gehesen. In een andere culturele infrastructuur kan de Raad zich richten op het vervullen van een zuivere adviesrol voor regering en parlement over het cultuurbeleid. In een nieuwe opzet van de culturele infrastructuur zal voor culturele instellingen en activiteiten die niet onder te brengen zijn in landsdelen en grote gemeenten, een zelfstandig Fonds voor de Kunst moeten komen. Voorop staat dat het hier moet gaan om activiteiten die van nationale en internationale betekenis zijn.

Ad Melkert is PvdA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Bovenstaande tekst is een bewerking van de toespraak die hij vanmiddag heeft uitgesproken tijdens de Nieuwjaarsreceptie van podiumkunstenorganisaties en het Amsterdamse Uit Bureau.

NRC Webpagina's
8 JANUARI 2001


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad