|
|
|
NIEUWSSELECTIE Ministerie van Defensie Ministerie van Volksgezondheid
Gezondheidsplein
|
Leukemie spookt door Europa
ROTTERDAM, 5 JAN. In Italië zijn er zeven militairen dood. In België overleden er vijf aan kanker. En in Nederland vallen er onder de militairen die hebbenomen aan vredesmissies in Bosnië en Kosovo door leukemie twee doden te betreuren. Nog geen alarmerende cijfers, zou je zeggen. Toch leidt de 'leukemie- epidemie' en de mogelijke blootstelling van militairen aan verarmd uranium op de Balkan tot grote onrust in verschillende Europese landen. Italië en België hebben de NAVO om opheldering gevraagd. Landen als Turkije, Portugal, Finland en Tsjechië hebben een medisch onderzoek onder de uitgezonden militairen aangekondigd. In Nederland heeft staatssecretaris Van Hoof (Defensie) een internationaal onderzoek bepleit. Uranium is radioactief, maar het metaal heeft nog een andere eigenschap: het is erg zwaar. Hierdoor is de stof uitermate geschikt voor armour piercing ammunition, projectielen die met groot geweld door de bepantsering van tanks moeten slaan. Tijdens de NAVO-luchtaanvallen op Kosovo is op die manier naar schatting 10 ton uranium in het milieu terechtgekomen. Een soortgelijk getal hanteerde gisteren het Vinca Instituut voor Kernwetenschappen in Belgrado. Maar een verband tussen meer kankergevallen en kindersterfte en de NAVO-bommen is in Joegoslavië nooit wetenschappelijk aangetoond. Een Servische militaire analist, Stojadinovic, zei gisteren dat "vervuiling in de steden een groter gevaar betekent dan de NAVO-bommen". Ook in het Westen is het verband tussen de militaire inzet van uranium enerzijds en leukemie of andere vormen van kanker anderzijds gemakkelijker gesuggereerd dan bewezen. In de Golfoorlog (1991) is voor het eerst dergelijke munitie gebruikt. Brits onderzoek onder de Golfoorlogveteranen liet zien dat de blootstelling aan verschoten munitie of resten van zenuwgassen niet bepalend was voor de achteraf opgetreden ziekten. In de Verenigde Staten concludeerde een commissie van het Institute of Medicine vorig jaar herfst, dat er over het algemeen niet genoeg bekend is over ziektemechanismen en moleculaire processen om een verband te kunnen leggen met gebruikte (experimentele) vaccins en blootstelling aan verarmd uranium. In Nederland is één geval bekend van een miltair die in Kosovo rechtstreeks in contact is gekomen met DU-munitie (depleted uranium). Maar zowel de soldaat die een kogel met dit materiaal in de buurt van Prizren had opgeraapt als zijn directe collega's vertoonden na terugkeer van de patrouille geen verhoogde stralingswaarden, zo wees onderzoek van Defensie uit. Radiologen van Defensie constateerden medio 1999 dat in de buurt van Orahovac en Prizren, waar de Nederlandse KFOR- militairen gelegerd waren, überhaupt geen sprake was van verhoogde radioactiviteit. De huidige ophef is dan ook overdreven, vindt Wijnand van der Linden van de militaire vakbond ACOM. Enig verband met leukemie of kanker is volgens hem nog nimmer aangetoond. Stralingsdeskundige A.Keverling Buisman, werkzaam bij het NRG, de nucleaire 'poot' van het Nederlands Energie Onderzoekscentrum, windt zich zelfs bijzonder op over het vermeende verband tussen uranium en leukemie. Het risico van DU- munitie in Bosnië of Kosovo schat hij nog lager in dan het roken van een sigaret. "Media en politiek hollen maar achter dat uranium aan. Ik voorspel dat er over twee jaar een dik rapport ligt waarin staat dat het daaraan niet ligt." Eén ding staat wel vast: militairen op missie worden ziek. Eén op de vijf militairen die naar een oorlogsgebied worden uitgezonden, heeft nadien last van lichamelijke klachten, variërend van hoofdpijn en chronische vermoeidheid tot concentratieverlies en psychische spanningen. Sommige mariniers die in 1992 en 1993 deel hadden uitgemaakt van de VN-vredesmacht UNTAC in Cambodja vertoonden deze klachten, die al snel bekend werden als 'Cambodja-ziekte'. Hetzelfde gold voor een aantal soldaten die voor UNPROFOR waren gelegerd in Bosnië. Een uitgebreide serie medische onderzoekingen toonde aan dat de klachten van de militairen reëel waren, maar niet tot één ziektebeeld - laat staat tot één oorzaak - konden worden teruggebracht. De communis opinio in Nederland, in navolging van Amerikaanse en Britse onderzoeken, is daarom dat de gezondheidsklachten symptomen zijn van Post Traumatic Stress Syndrom (PTSS), de psychische gevolgen van traumatische ervaringen, of langdurige stress. Van de 37.000 Nederlandse militairen die sinds het begin van de jaren negentig op vredesmissie zijn gestuurd, zijn bij 5 procent de klachten zo ernstig dat de diagnose van PTSS kan worden gesteld. Een verband tussen PTSS en leukemie of andere vormen van kanker is echter nimmer aangetoond. Het ministerie van Defensie heeft wel lering getrokken uit de gezondheidsaffaires van de jaren negentig. Arbeidsomstandigheden in uitzendgebieden blijken hypergevoelig. Nog in juni 1999 liet de landmacht voor ruim 20 miljoen gulden aan (overbodige) maatregelen nemen, nadat een Belgische 'deskundige' valselijk de aanwezigheid van asbest op een legerbasis in Kosovo had geconstateerd. De circa 1.100 militairen die deelnemen aan de vredesmacht UNMEE in Eritrea zijn voor vertrek in de gelegenheid gesteld bloed af te geven. Door het vaststellen van deze zogenoemde 'nulwaarde' kan bij terugkomst het bloed van de militairen beter worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vreemde stoffen. In het grensgebied met Ethiopië is niet geschoten met uraniummunitie. Wel is de kleding van de mariniers behandeld met de insecticide permethrin. Deze uiterst giftige stof is in Nederland verboden. Het ministerie van Defensie heeft daarvoor speciale ontheffing moeten aanvragen.
Zie ook:
Van Hoof wil onderzoek naar leukemie (4 januari 2001) |
NRC Webpagina's 5 JANUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|