|
|
NIEUWSSELECTIE Freek de Jonge
|
Gesprek met freek de jonge
Het publiek slaapt weer
"Oudejaarsavond is een weemoedige avond, een van de weinige avonden dat de mensen huiselijk bijeen zitten en terugblikken. Het is een mooie Nederlandse traditie om dan een komiek het afgelopen jaar terug te laten halen. Op oudejaarsavond willen de mensen graag gesticht worden." Cabaretier Freek de Jonge tracht op 31 december onze weemoed te verzachten met een spervuur van grappen in zijn overrompelde oudejaarsconference De gillende keukenmeid, die minstens zo goed is als zijn eerste uit 1982: De openbaring. Nu speelt hij deze show in het Nieuwe de la Mar theater in Amsterdam. De Jonge: "Verbazingwekkend hoe goed hij is geworden. Ik dacht dat ik met mijn show voor het Boekenbal in maart mijn top had bereikt, maar deze wordt waarschijnlijk nog beter. Ik ben Nederlandse recordhouder met tien oudejaarsconferences, als ik mijn twee nieuwjaarsconferences meetel. Wim Kan, die de traditie begon in 1954, heeft er minder gemaakt. "Dit is de meest klassieke conference die ik ooit heb gedaan. Recht toe, recht aan. Ik had in mijn laatste shows wat aankleding betreft nogal uitgepakt, dus ik wilde weer iets sobers. Bovendien wilde ik aan de nieuwe generatie stand up comedians laten zien hoe het moet. En dat het niets nieuws is wat zij doen. Dat het gewoon de oervorm van cabaret is. Wim Kan deed het al." Domineeszoon Freek de Jonge (Eenrum 1944) leerde tijdens zijn studie Nederlands in Amsterdam musicus Bram Vermeulen kennen, met wie hij in 1968 het komische duo Neerlands Hoop in Bange Dagen vormde. Met rockmuziek, harde grappen, een militant linkse houding en het beledigen van het eigen publiek, keerden zij zich tegen het toenmalige brave, beschaafde cabaret. Toen de twee eind jaren zeventig uit elkaar gingen en De Jonge in 1980 met zijn eerste solo De komiek kwam, vernieuwde hij opnieuw het cabaret door de introductie van de rode draad in zijn shows, een steeds terugkerende verhaallijn. De Jonge: "Ik wilde cabaret en theater naar elkaar toe brengen. Ik deed in feite een monoloog, bewoog veel, besteedde aandacht aan het decor. Maar op een gegeven moment werd ik ziek van die lange verhalen en ben ik teruggekeerd naar een lossere vorm. Ik moet wel variëren om het voor mijzelf leuk te houden. Met deze conference keer ik weer terug naar waar ik begon. Zo maak ik steeds cirkels." De Jonge gaf zijn eerste oudejaarsconference, De openbaring, op 31 december 1982, terwijl Wim Kan op het andere net zijn allerlaatste conference afrondde. Het contrast tussen oud en nieuw was scherp. Wim Kan, die nog maar een paar maanden te leven had, sleepte zich uitgeblust door een show vol video-opnames van oude successen. De Jonge was in topconditie. Hij zette zich af tegen Wim Kans oudejaarstraditie door niet steeds Haagse politici te noemen, door de actualiteit slechts losjes te gebruiken om langere verhalen te vertellen waarin naast grappen ook ruimte was voor slapstick, preken, filosofische, poëtisch getinte parabels, en onversneden woede. De Jonge: "Dat was met recht een openbaring, voor mij en voor het publiek. Gek genoeg was het ook mijn doorbraak." Je moet een kunstenaar nooit op zijn zwanenzang beoordelen, maar door het optreden van De Jonge vielen ook opeens de gebreken van Wim Kan op. Kan kon toch wel erg langdradig met een grap woekeren. Eerst kwam de inleiding, dan kwam de grap, die hij een paar keer herhaalde, en dan mocht iedereen uitgebreid uitlachen. De Jonge is minder vriendelijk voor zijn publiek. Hij wacht met zijn spervuur van grappen niet op gelach of applaus, hij dendert gewoon door. Wie een grap mist, moet het na afloop maar navragen bij zijn buurman. De Jonge: "In mijn nieuwe conference zit een nummer over de ruzie tussen Van Aartsen en Kok. Hoe ze elkaar tegenkomen en lekker een geheim voor elkaar hebben. Dat zou een typisch Wim Kan-nummer kunnen zijn. Ik laat het even snel voorbijkomen, hij zou dat hebben uitgebouwd tot een sketch van een kwartier." Had u het gevoel dat u in 1982 Wim Kan opvolgde, of hem zelfs van zijn troon stootte? "Nee, je moet er geen wedstrijd van maken. Ik deed het totaal anders, maar niet om mij af te zetten. Het afzetten tegen het andere cabaret hadden we met Neerlands Hoop al gedaan. Daar was ik ten tijde van De openbaring allang klaar mee."
Bent u, wat reputatie en statuur betreft, nu de nieuwe Wim Kan geworden, de nestor van het Nederlandse cabaret?
"Zeg, ik ben pas zesenvijftig, en op het podium voel ik me een jonge hond, niet een man die de zestig nadert. Ik heb een enorme snelheid en ik kan me nog authentiek kwaad maken. Wim Kan maakte zich nooit kwaad. Ja, toen de Japanse keizer hier op bezoek kwam, maar daar deed hij ook niet grappig over. De alleenheerser, zoals Kan dat was, ben ik ook niet; het koninkrijk van Kan is uiteengevallen in allemaal kleine rijkjes: je hebt Youp van 't Hek, Seth Gaaikema, Lebbis en Jansen. We hebben allemaal ons eigen gebied. Kan trok rustig acht miljoen kijkers, dat bestaat nu niet meer. "Nu ik in het Nieuwe de la Mar Theater in Amsterdam speel, voel ik de geest van Wim Kan door het theater waren. En ik merk dat het publiek dat ook voelt. De manier waarop ze om bepaalde grappen lachen, om een bepaalde intonatie van mij die aan Kan doet denken."
Hoe maakt u een oudejaarsconference? Begint u met een stapel oude kranten door te nemen? Schrijft u alles eerst op?
"Kranten lezen heeft geen zin. Als ik de actuele aanleiding van de grap niet paraat heb, dan kan ik dat van de mensen in de zaal ook niet verwachten. Als ik 'Enschede!' roep, moet iedereen meteen de beelden voor zich zien. Een grap netjes inleiden, zoals Kan dat deed, past niet meer in deze snelle, directe tijd. Je moet het hebben van de oneliners."Ik schrijf niets op, hoogstens wat trefwoorden. Ik ga er niet apart voor zitten, ik begin gewoon met try-outen en bedenk van tevoren ongeveer waarover ik het wil hebben. Hoe dat precies ontstaat, weet ik niet precies. Het moet eruitzien alsof je het ter plekke bedenkt. Dat is de kunst. "Ik heb veel routine, dus het komt nooit voor dat ik echt niets meer weet. Vroeger wel. Met Neerlands Hoop gingen we ooit try-outen in Beverwijk. De liedjes hadden we gerepeteerd, maar ik had nog geen idee wat ik tussendoor zou zeggen. Eenmaal op het podium dacht ik: 'Als de dood nu opkomt en zegt: ga je mee? dan zou ik zeggen: graag!' Ik zag hetzelfde later bij Paul de Leeuw gebeuren. Diezelfde keiharde grappen, het schofferen van gasten en van het publiek; dat komt allemaal voort uit pure doodsangst. Als je die eenmaal kwijt bent, word je vanzelf milder."
Is dat een verlies? "In zekere zin wel. Door die doodsangst kon ik op het podium ook een goddelijke ingeving krijgen, de 'orewoet' zoals Hadewych dat noemt, waardoor ik de meest waanzinnige wendingen kon nemen. Die wonderen blokkeer ik nu. Maar het werkt wel prettiger zonder angst. Ik kan het vak beter relativeren. Vroeger dacht ik dat er niets anders bestond op de wereld."
U heeft zich in het verleden nogal eens teleurgesteld getoond in uw publiek. In het lied 'Wat fijn om idioot te zijn' zegt u zelfs tegen het publiek: 'je maakt me bang'. Is het publiek zo belangrijk voor u?
"Het publiek is mijn regisseur. Het publiek bepaalt deels de show. Zij geven aan wanneer de spanning eruit is, wanneer het te flauw of te moralistisch is. Ik laat niet het zaallicht aan, zoals veel standuppers doen, maar ik hoor alles. Het publiek is een groot lichaam. Ik voel het als dat lichaam het hoofd laat zakken en de concentratie verslapt, of een arm optilt om zich uit te rekken. "Ik heb inderdaad een heftige relatie met het publiek, en net als in een huwelijk is dat niet alleen maar liefhebben, maar ook haat, teleurstelling, minachting. Dat laatste ontstaat vooral als mijn liefde niet beantwoord wordt, als het publiek mijn toewijding niet opmerkt. Daar ben ik erg gevoelig voor. Ik heb veel gegeven, ik geef me iedere avond bloot. Als ze dan niet kijken, word ik kwaad. Het is als een stripteaseuse die een act opvoert, en ze hoort een man in de zaal fluisteren: 'ze heeft een wratje op haar schouder'. Op dat moment schaamt ze zich, voelt ze haar naaktheid. Zo ervaar ik dat ook." Komt die teleurstelling ook doordat het publiek minder trouw en homogeen is? In de jaren zeventig en tachtig had u een vaste, links- intellectuele aanhang. Die bestaat niet meer. De parochies van links en rechts zijn minder duidelijk verdeeld.
"Ja, dat is wezenlijk veranderd. Ik dacht dat de relatie met mijn publiek gebaseerd was op dezelfde normen en waarden. Als dat niet meer zo blijkt te zijn, is dat even slikken." U zag publiek overlopen naar de veel populairdere Youp van 't Hek. "De zalen hebben bij mij altijd vol gezeten, al moest ik op een gegeven moment meer moeite doen om het uitverkocht te krijgen. Maar inderdaad, er was een kentering in de aandacht voor mij. Dat is ook mijn eigen schuld, ik heb te veel programma's gemaakt. Ik had genoeg van die grote shows, die een heel seizoen meegingen. De laatste jaren maak ik alleen nog maar snelle shows zonder poeha en pretentie, die ik maar twee maanden speel. Vorig jaar heb ik maar liefst tien verschillende shows gemaakt, de serie De grens. "Voor mij werkt dat het lekkerste, maar commercieel gezien is het natuurlijk stom, ik overvoer mijn eigen markt, ik verg te veel van het publiek. Ik merk vaak dat de publiciteit zich tegen mij keert. Ik stond de afgelopen jaren al iedere dag met een column in Het Parool. De lezers krijgen dan het gevoel: daar heb je hem weer. Wat moet hij nu weer van me?"
U verweet uw publiek dat ze niet goed opletten, dat ze liever de grappen dan de boodschap horen. Is dat wel terecht?
"Ik heb de naam ingewikkeld te zijn, dat je moet nadenken. Dat is ook wel zo, maar dat hoeft geen belemmering te zijn. Bij mij word je voor honderd procent opgeëist, je wordt meegesleept, door de concentratie kom je in een soort roes terecht. Maar ik merk dat het vermogen om aandachtig te luisteren bij het cabaretpubliek de laatste decennia is afgenomen. De toeschouwers willen iets makkelijk verteerbaars. Ze willen tussendoor even bijpraten met hun buurman, net als voor de televisie. "Mijn shows zijn hoe dan ook paarlen voor de zwijnen. Met Neerlands Hoop hebben we in de jaren zeventig het cabaretpubliek wakker geschud en nu is iedereen weer in slaap gesust. De kijkers worden op hun wenken bediend door gemakzuchtige cabaretiers die vertellen wat ze graag willen horen, die ze met een paar simpele demagogische trucjes inpalmen. "Nergens ter wereld heb je zo'n grote diversiteit in humor als in Nederland. Wij hebben literair cabaret, camp, sick jokes, noem maar op. Cabaret is de enige eigen culturele traditie die we hebben. Maar het peil vind ik abominabel. Iedere kneus die roept dat hij cabaretier is, zit meteen in een abonnementje. De zalen zitten toch wel vol. "Lebbis en Jansen doen alles goed, behalve de clou's. En toch lachen de mensen juist om die clou, omdat ze denken dat dat zo hoort. Youp van 't Hek beschouwt het als zijn grote verdienste dat hij het biermerk Buckler uit de markt heeft gepraat. Knap hoor, terwijl alcoholvrij bier nu juist een zegen was voor bijvoorbeeld vrachtwagenchauffeurs. Seth Gaaikema schrijft volgens mij alles op, hij heeft tenslotte Nederlands gestudeerd, en dat hoor je. "Ik begrijp niet dat de toeschouwers niet wantrouwiger zijn. Als ik naar een komiek ga om wie ik heb gelachen, zit ik in de zaal met een houding van: dat zal mij niet nog eens gebeuren. Als ik dan toch weer gepakt word, is dat een geweldig gevoel. Maar de mensen gaan zitten en denken bij voorbaat: 'hoi we gaan weer lachen'. Dat slaat toch nergens op."
Uw oudejaarsshow is niet helemáál opgebouwd als een klassieke conference. Op een gegeven moment vertelt u een typische Freek de Jonge-parabel, met een boodschap, over een Japanse stiltekunstenaar die artistiek uitverkoopt en uit schaamte harakiri pleegt. Is dat het stichten waarover u het had?
"Mensen kunnen niet langer dan een half uur naar mijn geraas luisteren, dus kom ik met een rustiger verhaal. Andersom heb ik het spervuur van grappen nodig om hun concentratie op te bouwen, zodat ze naar zo'n verhaal kunnen luisteren."Mijn show gaat over schuld en schaamte. Ik ben met Ajax in China geweest, waar de spelers nog als godenzonen werden ontvangen. Het was daar blijkbaar nog niet doorgedrongen dat het grote Ajax allang niet meer zo groot was. Toen verloren ze van de Chinezen met 3-1 en werden ze met hoon overladen. In de bus terug naar het hotel begonnen de spelers meteen elkaar de schuld te geven. Dat is onze schuldcultuur. Terwijl in de schaamtecultuur je de schuld zelf op je neemt, en daar de consequentie uit trekt. Schaamte kan tot loutering leiden. We zouden ons meer moeten schamen. "Verder wilde ik met dat verhaal van die Japanner een pleidooi houden voor de stilte, dat sloot ook mooi aan bij mijn oproep om geen vuurwerk af te steken, na de ramp in Enschede. Dat deed ik trouwens ook al in mijn oudejaarsshow van 1984. Je kunt dus niet zeggen dat ik de mensheid niet gewaarschuwd heb." Stel, op 31 december blijft het om twaalf uur helemaal stil op straat. Op 1 januari verschijnt de koningin op televisie en zegt: "Freek heeft gelijk. We moeten ons schamen." Nederland heeft eindelijk naar u geluisterd. Hoe zou u dat vinden?
"Och, daar gaat het me niet om. Het is allang niet meer de taak van de cabaretier om het regentendom ten val te brengen. En over wat er werkelijk mis is in Nederland, durft geen cabaretier iets te zeggen. Wie zijn twijfels uit over de nieuwe euthanasiewet, wordt al snel voor uiterst-rechtse christen uitgemaakt. Wie zegt dat de georganiseerde misdaad steeds machtiger wordt, kan een kogel door zijn knieschijven krijgen. Daar heb ik ook geen zin in. "Wat ik wil is veel kleiner. Ik stel een vraag, en die moet zich ergens nestelen in de hoofden van de mensen. Als je genoegen neemt met het cliché van het bestaan, dan leg je hem naast je neer. Maar als je dat niet doet, dan denk je er even over na. Meestal duurt dat maar twee tellen, maar dat geeft niet. Ik hoef niet de man te zijn die de wereld veranderde."
Freek de Jonge: De gillende keukenmeid, 31 dec., 22.45 uur, Ned. 3. |
NRC Webpagina's 29 DECEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|