|
|
|
NIEUWSSELECTIE 100 jaar metro
|
Nieuwe Parijse metro-ingang met dildo's en
cockringen
PARIJS, 1 NOV. 'Bedrieglijk broos' noemt kunstenaar Jean-Michel Othoniel zijn Le Kiosque des Noctambules, Het Paviljoen der Slaapwandelaars. Het is een dromerige naam voor een plek die bij uitstek met het jachtige grote stadsleven te maken heeft: een metro- ingang. Begin deze week werd Othoniels schepping (kosten: 1,2 miljoen gulden) met een toespraak, in aanwezigheid van de nodige notabelen geopend en kon de gewone Parijzenaar eindelijk aanschouwen wat de bouwhekken op het Place Colette, in het hart van de Franse hoofdstad, maandenlang aan het oog onttrokken hadden. Othoniel (1964) ontwierp de ingang in opdracht van de RATP, het Parijse openbaar-vervoerbedrijf, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de wereldberoemde Parijse metro. Hij treedt ermee in de voetsporen van Hector Guimard, wiens bouches de métro in krulligere Art Nouveau-stijl in niet geringe mate tot die faam bijdroegen. Guimards nu op de monumentenlijst prijkende ingangen veroorzaakten een schandaal, reden waarom er in 1903 van de honderd die er aanvankelijk waren al een tiental werd afgebroken. Er zijn er nog 87 over, op 700 ingangen. Het schandaal is ook de reden waarom nieuwe ingangen in de loop der eeuw een neutraal uiterlijk kregen: Othoniel is na Guimard de eerste kunstenaar, die 'zoiets eervols' te doen kreeg. Voor de viering van zijn jubileum heeft de RATP negen metrostations 'thematisch' ingericht. Othoniel werd gekozen uit een lijst van kunstenaars waarop bijvoorbeeld ook Louise Bourgeois voorkwam. Ervanuit gaande dat hij toch niet gekozen zou worden, voelde hij zich 'volkomen vrij'. Niemand van de andere kunstenaars bleek gedacht te hebben aan het meest voor de hand liggende: een ontwerp voor een ingang, la Guimard. Onthoniel ontwierp een zilverkleurig tempeltje met twee open koepeltjes, waarop glazen, aan de Heilige Maagd herinnerende figuurtjes zijn aangebracht. Zes uit het lood staande en met aluminium bollen opgesierde poten schragen de koepels, ieder opgebouwd uit twaalf ribben. Die ribben zijn een soort stijve kralenkettingen en zijn voorzien van 800 veelkleurige glazen 'parels', met de hand geblazen door de Venetiaanse glasfabriek Murano. Om de ingang, behorend tot de kleinste van het metronet, staat een 'gekantwerkt' hek van aaneengeklonken ringen, waarvan sommige gedicht zijn met rood en honingkleurig glas. In een nis aan de kop van het hek staat een bankje. De wanden van de trap zijn tot in de gang bekleed met zilverkleurige, klassieke metro-tegels. In de gang zelf completeren twee ronde nissen, met glazen bollen gevulde 'schatkamers', Othoniels ontwerp. "Je krijgt de indruk, dat het heel kwetsbaar is, met al dat glas, de gebutste aluminium bollen en die scheve constructie," zegt Othoniel. "Maar het is vrijwel onverwoestbaar. Dankzij de hulp van architect Geoffrey Aurousseau, technische onderzoekcentra en constructiebureaus heb ik deze ogenschijnlijke broosheid weten te realiseren. Anders dan dat van Guimard, staat mijn ontwerp maar op één plek, maar het moet wel minstens honderd jaar meegaan. De proportie was ook een uitdaging. Place Colette is een intiem, klein plein, waar het formaat en de transparantie van mijn ontwerp gelukkig precies bij passen." Othoniel is een van de bekendste 'jonge' Franse kunstenaars. Zijn werk, variërend van sculpturen tot performance-achtige installaties en cd-roms, is in de hele wereld tentoongesteld. Sculpturen van gestolde zwavel waren in 1992 te zien op de Documenta in Kassel en in het Museum voor Moderne kunst in Saint-Étienne. "Dit is mijn eerste openbare werk, en het betekent een keerpunt voor me. Ik ben er vier jaar mee bezig geweest, het was een work in progres waar veel anderen me bij hielpen. Geen museum of galerie kan je die gelegenheid bieden, het is ideaal. Daarnaast houdt het een engagement in, dat ik in de 'vrije' kunst mis. Iedereen heeft er een mening over - paradoxaal genoeg, want mensen lopen ziende blind in de openbare ruimte rond. De palen die Daniel Buren in de naast Place Colette gelegen tuin van de Raad van State aanbracht, leidden tot felle discussies. Daarvoor was het een met honderden auto's gevulde parkeerplaats, maar daarover hoorde je niemand!" Zoals in al zijn werk heeft Othoniel ook in Het Paviljoen der Slaapwandelaars subtiele erotische details verwerkt. Hij heeft het de RATP, bang voor schandalen, niet verteld, maar wie goed kijkt, ziet in de 'schatkamers' behalve bollen ook glazen dildootjes liggen. De ringen van het hek zijn geïnspireerd op 'gloryholes' en cockringen, sommige aluminiumbollen stulpen uit tot wulpse borsten en in het bankje zitten twee gaten. "'Oh, dat is voor de afwatering, zeker' zeiden ze bij de RATP, en dat heb ik zo gelaten, maar ik heb deze naam natuurlijk niet voor niets bedacht: het is wat mij betreft een nachtelijke ontmoetingsplaats." Othoniels volgende project is een fontein, in Portland, Oregon (VS), in een wijk die door Frank Gehry, architect van het Guggenheim-museum in Bilbao, heringericht gaat worden. |
NRC Webpagina's 1 NOVEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|