U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  B I N N E N L A N D
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Dossier Voedingsschandalen

'Risico van BSE neemt heel snel af in Nederland'

Door onze redacteur JOEP DOHMEN
BRUSSEL, 1 NOV. De maatregelen die Nederland heeft genomen om de gekkekoeienziekte BSE te bestrijden hebben succes. De afgelopen twee jaar is de verspreiding van de ziekte beperkt. Bij strikte uitvoering van de overheidsmaatregelen zal het BSE-risico in Nederland de komende jaren heel snel afnemen.

Dat blijkt uit een onderzoek van het Scientific steering committee (SSC), een groep van vijftig deskundigen die de Europese Commissie adviseert in de BSE-crisis. Bij het SSC-onderzoek in 23 landen is onder meer gekeken naar de hoeveelheid runderen en diermeel die zijn geïmporteerd uit het door BSE getroffen Groot-Brittannië. Onderzoek is ook gedaan naar de snelheid waarmee nationale overheden maatregelen hebben genomen en naar de effectiviteit ervan.

Nederland behoort met Denemarken, Frankrijk, Ierland en Zwitserland tot de categorie landen waar BSE is aangetroffen, maar waar een afname van het BSE-risico wordt verwacht. In België en Luxemburg, waar ook BSE is, wordt nog geen daling verwacht. Beide landen troffen pas laat maatregelen.

Groot-Brittannië en Portugal zijn landen met een hoog BSE-risico, maar ook daar hebben de genomen maatregelen effect. Spanje, Duitsland en Italië hebben officieel nooit BSE gevonden, maar volgens het SSC zijn in die landen vrijwel zeker runderen besmet.

De veiligste Europese landen zijn Zweden, Finland en Oostenrijk. In deze landen is het "onwaarschijnlijk, maar niet uitgesloten" dat runderen zijn geïnfecteerd. In de negen onderzochte niet-Europese landen, waaronder de Verenigde Staten, is het "hoogst onwaarschijnlijk" dat runderen besmet zijn. Over Griekenland wordt geen oordeel gegeven. Dat land weigerde gegevens te verstrekken.

Officieel telt Nederland zes BSE-runderen. Het eerste werd in 1997 gevonden, het laatste in 1999. Ook is in Engeland bij twee uit Nederland geïmporteerde koeien BSE vastgesteld. Het SSC schat dat Nederland in werkelijkheid zeker veertig besmette dieren had. Volgens secretaris J. Kreysa van het SSC is vooral passief gecontroleerd; er kwam pas actie als een dier ziek werd. Kreysa: "Als je actief zoekt, zoals in Zwitserland en Frankrijk is gebeurd, blijkt het aantal gevallen dat je ontdekt een factor vijf hoger te liggen." Nu Nederland door Europa is verplicht actiever te zoeken zullen er ook meer BSE-gevallen worden ontdekt, zegt Kreysa. "Maar dat betekent dan niet dat BSE in Nederland weer toeneemt."

Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse rundveehouderij in de jaren tachtig vanuit Groot-Brittannië moet zijn geïnfecteerd door de import van besmette runderen en besmet diermeel. De periode 1988-1994 wordt door het SSC genoemd als meeste risicovolle. Eind jaren tachtig ontbrak in Nederland elke controle en waren er geen regels om verspreiding van BSE te voorkomen. Slachtafval van Britse runderen en Nederlandse dieren, door Brits diermeel besmet, werd verwerkt tot diermeel. Het besmette diermeel werd gevoerd aan andere runderen die daardoor op hun beurt besmet raakten.

Deze spiraal is doorbroken door maatregelen die Nederland trof, onder meer in 1990, in 1997 en in 1999. De maatregelen zijn effectief, concludeert het SSC. Wil Nederland alle risico's uitbannen dan moet er geen nieuwe BSE-import meer zijn en dienen de overheidsmaatregelen strikt te worden uitgevoerd, aldus de deskundigen.

De 'bijna optimale' aanpak van BSE


Nederland komt er in het evaluatierapport van Europese deskundigen over de BSE-crisis niet slecht af. Toch blijven ook hier risico's bestaan.

Door onze redacteur JOEP DOHMEN

ROTTERDAM, 1 NOV. Hoe groot is de kans om in Nederland door het eten van gekkekoeienvlees de hersenziekte variant-Creutzfeldt-Jakob te krijgen? Wie van kansberekeningen houdt, kan zijn hart ophalen aan BSE.

De deskundigen van het Scientific Steering Committee (SSC), dat de Europese Commissie adviseert in de BSE-crisis, hebben na twee jaar rekenen het 'geografisch BSE-risico' voor 23 landen bepaald. Het SSC onderzocht welke maatregelen landen hebben genomen om de gekkekoeienziekte te bestrijden en welke risicofactoren er in elk land waren, en zijn. Nederland komt daarbij niet slecht uit de bus, ondanks de acht Nederlandse koeien bij wie sinds 1995 bovine spongiform encephalopathy (BSE) is ontdekt. Vergeleken met Groot-Brittannië zijn de risico's in Nederland, en in de meeste andere Europese landen, gering. In Groot-Brittannië wordt rekening gehouden met 800.000 besmette runderen. In Nederland zou het, volgens het SSC-schattingen, mogelijk om een veertigtal dieren gaan.

Professor R. Anderson, een Brits epidemioloog, schatte onlangs in het blad Nature dat één zieke koe wel twee slachtoffers kan maken. Uitgaande van de 32 besmette koeien die mogelijk in de Nederlandse voedselketen zijn beland (acht werden er immers tijdig ontdekt, red.), kan het in Nederland gaan om een zestigtal potentiële slachtoffers in de komende dertig jaar. In Groot-Brittannië kunnen volgens prognoses van wetenschappers tegen de 200.000 slachtoffers vallen.

Dat in Nederland maar acht BSE-koeien zijn ontdekt komt omdat de BSE- controle tot nu passief was, meldt het SSC. De procedure is dat dierenartsen die bij een koe de symptomen van BSE ontdekken de autoriteiten waarschuwen. Vóór 1990 was er helemaal geen controle. Daarna, tot 1997, nam de Gezondheidsdienst voor Dieren jaarlijks niet meer dan tien monsters van hersenen van overleden runderen. De hersenen zijn de plek waar de ziekte is vast te stellen. Nadien nam de dienst meer dan 500 monsters per jaar. Van 1990 tot 1995 onderzocht het onderzoeksinstituut ID-DLO in Lelystad niet meer dan 3 BSE-monsters per jaar. In 1998 waren dat er al 610. In de toekomst, als in opdracht van de EU actief gecontroleerd wordt, gaat het ID-DLO 12.000 monsters per jaar onderzoeken. Overigens zei minister Brinkhorst gisteren in de Tweede Kamer dat voorlopig alleen in 2001 dit grote aantal controles zal worden uitgevoerd. Pas daarna wordt bekeken of deze vertienvoudiging van het huidige aantal controles wordt voorgezet. Volgens Brinkhorst is de vertienvoudiging bedoeld "om een beter beeld te krijgen van BSE in Nederland". Volgens hem geeft de Nederlandse situatie evenwel "geen aanleiding tot zorgen."

In Groot-Brittannië overleden tot nu toe 77 mensen aan de variant van Creutzfeldt-Jakob. In Nederland is nog niemand gevonden die aan de dodelijke hersenziekte lijdt. Mochten er besmettingen hebben plaatsgevonden, hetgeen deskundigen niet uitsluiten, dan duiken die in de komende jaren op. De Nederlandse veestapel werd, volgens het SSC, op zijn laatst eind jaren tachtig besmet. Nederland liep daarmee zo'n tien jaar achter op Groot-Brittannië. De eerste Britten werden, na een incubatietijd van maximaal tien jaar, rond 1995 ziek.

Nederland nam ná Groot-Brittannië maatregelen tegen BSE, maar was eerder dan menig ander Europees land. Toen de ziekte Nederland aandeed was er weinig kennis over BSE. Maatregelen die besmetting konden voorkomen ontbraken. Naarmate het inzicht in de verspreiding van de ziekte vorderde, volgden ook de maatregelen. Al in 1989 werd het verboden om diermeel te voeren aan herkauwers. Ontdekt was namelijk dat mengvoeders, waarin meel van besmette koeien is verwerkt, een bron van besmetting vormen.

In 1990 stelde Nederland eenzijdig een verbod in op de import van Brits diermeel. Tot dan toe waren jaarlijks duizenden tonnen mogelijk besmet diermeel uit Groot-Brittannië in Nederland verwerkt in mengvoeders. Britse mestkalveren die naar Nederland werden geëxporteerd (96.000 tot 187.000 per jaar) kregen een roodgekleurd oormerk. Ze werden apart vervoerd en afgezonderd afgemest.

In 1993 werd Nederlandse mengvoederbedrijven verboden om op een productielijn mengvoer voor herkauwers te maken vlak ná de productie van pluimvee- en varkensvoer waarin méér dan zes procent diermeel was verwerkt. Door deze werkwijze bleken resten van diermeel in mengvoeders voor herkauwers te komen. Maart 1999 is deze maatregel verscherpt.

In augustus 1997 volgde, op advies van het SSC, een belangrijk besluit. In Nederland moesten voortaan uit geslachte runderen de risico-organen, specifiek risico materiaal (SRM) genoemd, verwijderd worden. Het gaat om hersenen, ogen, tonsillen en ruggenmerg van runderen ouder dan één jaar. SRM is infectueus, in tegenstelling tot bijvoorbeeld spiervlees en melk. Tot dan toe was SRM in de voedselketen terechtgekomen. Andere Europese landen, waaronder Duitsland, weigerden het voorbeeld te volgen en stonden toe dat SRM gebruikt werd voor de bereiding van diermeel en gelatine. In Nederlandse winkels liggen daarom nog steeds (buitenlandse) producten waarin SRM is verwerkt. Gelatine uit slachtafval zit in worst, drank, deegwaren, snoep en melkproducten als yoghurt, vruchtenquark en slagroom. Pas 1 oktober jongstleden stelde de Europese Commissie de SRM-maatregel verplicht voor alle lidstaten.

Het SSC heeft een positief oordeel over de Nederlandse aanpak. Hoewel de risico's nog niet verdwenen zijn, is de BSE-controle "bijna optimaal". De onderzoekers van SSC in hun rapport over Nederland: "Ervan uitgaande dat de maatregelen doeltreffend worden uitgevoerd en er geen nieuwe externe BSE-bedreiging bijkomt, zal het BSE-risico dalen."

'Bijna optimaal' is nog niet optimaal. Bij controles in veevoederbedrijven zijn dit jaar nog negen keer dierlijke resten aangetroffen in voer voor herkauwers. De Algemene Inspectiedienst (AID) van het ministerie van Landbouw maakte in vier gevallen proces verbaal op.

NRC Webpagina's
1 NOVEMBER 2000


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad