|
|
NIEUWSSELECTIE Jan Wolkers
Een puzzel van woede stroomt de helling af
|
De onzichtbare Jan Wolkers
Een ontbijtkoek is genoeg
"De mensen zullen wel denken: wat een vuile opschepper is het toch, of hoe kan hij dat weten. Maar ik ben waarschijnlijk de eerste beeldhouwer ter wereld die een monument van glas wilde maken. Voor de watersnoodramp. Dat was in '53... . Of '52 ... Nee, ik kan niet vóór de watersnood al een monument ervoor hebben gemaakt. Ik ben Raketman niet." Jan Wolkers wordt volgende week donderdag 75 jaar. Hij is nog volop actief als beeldhouwer, schilder en schrijver. Maar in Raketman, de supersnelle stripfiguur van Kamagurka, moet hij toch zijn meerdere erkennen. Het is een stralende herfstdag op Texel, waar Wolkers sinds 1981 met zijn vrouw Karina woont in huize Pomona, dat uitkijkt over weilanden vol schapen en een tuin vol bomen. "Ik had een ontwerp ingestuurd naar de commissie in Zeeland die over het watersnoodmonument moest beslissen", herinnert Wolkers zich, "Ik had twee golven van glas gemaakt, en daartussen een klein figuurtje. Dat kan niet, vond de commissie. Ze zeiden, iedere Zeeuw die een familielid of kind verloren heeft in de ramp, herkent die in dat verdronken figuurtje. Dat begreep ik. Dus heb ik het beeld gemaakt dat nu aan de dijk bij Kruiningen staat, van een vrouw die onder haar jas een verdronken kind meedraagt." Hij staat op en loopt naar de vensterbank. Daar staat een klein bronzen model van het beeld Watersnood zoals dat uiteindelijk is uitgevoerd en in Kruiningen staat. Het is voor zo'n dramatisch gegeven een ingetogen beeld, niet sentimenteel. De vrouw loopt met een stevige tred zo te zien, met het hoofd licht naar voren genegen. "Dat glazen ontwerp met de golven heeft nog heel lang bij Tetterode gestaan, het bedrijf waar ze de glazen kunstwerken uitvoeren. Ik heb het er laatst nog met ze over gehad. Maar het is nu weg, zoek." Dat is ook het geval met het portret dat hij van de jonge Gerard Reve heeft geboetseerd, begin jaren zestig. Wolkers begon zijn schrijverscarrière nadat hij in de jaren vijftig was afgestudeerd aan de afdeling beeldhouwen van de Rijksacademie in Amsterdam. Hij boetseerde een portret van zijn jonge collega-schrijver terwijl die tijdens het poseren het pas door Wolkers geschreven toneelstuk De wet op het kleinbedrijf (als verhaal opgenomen in De hond met de blauwe tong) te lezen kreeg. Dat gaat over een oude, ongewassen exhibitionist die zich op het atelier van de hoofdpersoon, een jonge kunstenaar, graag wil aftrekken voor een paar jonge vrouwen die hem naakt tekenen: " 'Ik kom pas weer terug als u een club van jonge meisjes hebt die mijn corpus kunnen bestuderen', fluistert hij." Wolkers: "Reve wilde maar niet stil blijven zitten. Hij zat zich rot te lachen, en zei steeds 'O, dat kan nooit. dat durven ze niet te spelen!'." Waar het portret van Reve gebleven is, weet Wolkers niet. Dat is jammer, want goede portretkoppen van kunstenaars zijn zeldzaam: "Heb je dat portret gezien van Hermans dat in het Letterkundig Museum staat? Dat heeft niets van het wezen van Hermans", vindt Wolkers. "Het ministerie van Cultuur zou ieder jaar een goede beeldhouwer een portret van een kunstenaar moeten laten maken - en dan niet met een lauwerkrans", voegt hij er aan toe, verwijzend naar schrijver Harry Mulisch, die zich getooid met een lauwerkrans in brons liet vereeuwigen. Wolkers zelf wil nog graag het portret van collega-schrijver Remco Campert maken. "Als hij tijd heeft, doe ik het." Kind met de kinderen Of zijn advies aan het ministerie van Cultuur zal worden opgevolgd, is de vraag. In de huidige staatssecretaris van Cultuur, Rick van der Ploeg, heeft Wolkers weinig fiducie: "Ik reed een jaar of twee geleden van de bronsgieterij naar Tetterode, en toen hoorde ik op de autoradio de staatssecretaris met jongeren rappen. Ik schrok ervan. Ik moest denken aan wat ik net bij Hölderin had gelezen: 'Deze man wil kind zijn met de kinderen, maar het kind zoekt wat hoger is.' " De laatste tien jaar heeft Wolkers zijn oude idee in praktijk gebracht: hij heeft, in opdracht, veel glassculpturen gemaakt. "Dat is vooral gekomen na het Auschwitz-monument", zegt hij, over zijn beroemdste monument, uit 1977, van gebroken spiegelglas dat de hemel boven het Wertheimpark in Amsterdam weerspiegelt. Zo staan er glasmonumenten van Wolkers in Zaanstad, het Den Uyl- monument, met een hart van rood glas, en bij Wolkers' geboorteplaats Oegstgeest, voor de vrouwen in het verzet (onlangs door onbekenden vernield en inmiddels weer hersteld). Er is er één bij Giethoorn aan het water, één aan de dijk op Texel. In Almere staat in de Literatuurwijk een glazen sculptuur, De berg van licht, naar het boek van Couperus. Er zijn er meer, en er zijn ook nog meer in de maak, zoals voor IJsselstein, dat een zes meter hoge sculptuur van metaal en glassintels krijgt, en voor Emmeloord, waar een zes meter hoge glazen korenaar zal verrijzen. De aren kunnen ook als puntige watergolven gezien worden: graan uit water. Het is merkwaardig dat het beeldende oeuvre van Jan Wolkers, op zijn Auschwitz-monument na, een bijna onzichtbaar bestaan leidt. Ter ere van zijn vijfenzeventigste verjaardag is al zijn literair werk in mooie verzamelbanden heruitgegeven. Er komt een nieuwe bundel poëzie (Jaargetijden, met illustraties van zoons Bob en Tom Wolkers, voorgepubliceerd in het Cultureel Supplement) en essays (Wolkers in Wolkersdorf) uit. En Wolkers heeft aangekondigd dat hij zijn roman Waar eens LENTE stond wil voltooien, nu zijn beide zoons het huis uit zijn en studeren. Maar een grote overzichtsexpostie van vijftig jaar Wolkers als beeldend kunstenaar staat niet op stapel. En een rijk geïllustreerd boek, dat zijn ontwikkeling als beeldhouwer en schilder laat zien, is evenmin in de maak. En dat terwijl Wolkers zich in de eerste plaats beeldhouwer voelt, dan schilder en daarna pas schrijver. Voorlopig moeten we het doen met de vensterbank in huize Pomona. Daar staat een beknopt overzicht van wat Wolkers als beeldhouwer de afgelopen vijftig jaar maakte. Watersnood staat er in het klein, en een prachtig bronzen vrouwenportret. Verder staan in de vensterbank verschillende model-ontwerpen van de recente glassculpturen, elk ongeveer een halve meter hoog. En een dertig centimeter hoog bronzen ontwerp voor Leda en de zwaan, een bronzen beeld dat sinds 1956 in Zaandam staat, ongeveer tweeëneenhalve meter hoog. Wolkers pakt het beeldje en zet het op tafel om uit te leggen waarom het een goed beeld is. Zo doen beeldhouwers, zegt Wolkers: "Die kunnen bij elkaar staan om een beeld van een van hen te bekijken en zeggen: dat zit precies goed. Of: dat staat 'n beetje uit balans. Beeldhouwers zijn onder elkaar veel minder jaloers dan schrijvers over hun vak. Dat komt omdat je het resultaat objectiever kunt beoordelen. Je kunt je toch niet voorstellen dat je met schrijvers als Nooteboom, Hermans en anderen rond een piëdestal staat waarop hun nieuwste boeken liggen en zegt: nou, die ene zin, die loopt niet. "Beeldhouwer is een speciaal beroep. Schrijven, dat doet iedereen. Zeker nu de personal computer er is. Ik krijg stapels met larmoyante levensverhalen toegestuurd. Hele litanieën. Vroeger kreeg ik post van geestelijk gestoorden. Nu veel van vrouwen. Ze zouden een chip in computers moeten inbouwen. Zodra vingers met tranen de toetsen beroeren, moet de zaak blokkeren."
Wellustig Hij draait de Leda en de zwaan rond, zodat de rennende vrouw met wapperend kleed, achtervolgd door Zeus in de vorm van een zwaan die rond haar hoofd klapwiekt, aan alle kanten goed te zien is. "Zo klein is het eigenlijk nog mooier dan in het groot", vindt hij. Het beeldje is inderdaad een en al beweeglijkheid, en toch volkomen in balans. Het staat 'goed in de ruimte', zoals het in vaktermen heet. Het heeft ook iets wellustigs gekneeds; je ziet, in brons gegoten, de geknede stukken klei nog duidelijk. Dat is een groot contrast met het recente ontwerp voor de glassculptuur voor de korenaar in Emmeloord: de golven hebben scherpe punten van glas, nog rafelig ook, omdat Wolkers ze zelf sneed. Daar valt weinig wellustig aan te kneden, daar haal je meteen je hand aan open.Het lijkt wel of het werk van twee verschillende kunstenaars is: de ene aards en figuratief, de andere hemels en haast abstract. Wolkers voelt dat verschil niet zo. Voor hem is er niet zo'n onderscheid tussen figuratief en abstract: "Je hebt ook abstracte beelden die er chagrijnig uitzien. En een goed figuratief beeld, zoals het beeld van Lely op de Afsluitdijk, van Mari Andriessen is ook een brok abstractie. Net als de Dokwerker, ook van Andriessen. Dat heeft grote abstracte kwaliteiten. De vormen zijn goed opgebouwd: het heeft een monumentale architectuur." Architectuur, structuur, herhaling: het zijn zowel in het beeldende als literaire werk van Wolkers belangrijke elementen. Zowel een beeld als een boek moeten goed opgebouwd zijn, vindt hij. Van emoties die als een 'vlek op de grond liggen' moet hij niets hebben, heeft hij gezegd. Wolkers' literaire werk heeft een seriekarakter dat ook veel beeldende kunst kenmerkt, schreef Hella Haasse in een essay over zijn oeuvre: 'In wezen dezelfde basisgegevens worden iedere keer weer anders gerangschikt en belicht, of ten opzichte van elkaar in een andere verhouding geplaatst' (Een netwerk van beelden, Bzzlltin, 1984). Het zonlicht valt op de vensterbank. Het wordt door een van de glasontwerpen gebroken en werpt lange, smalle banen van regenboogkleuren in de kamer. "Karina, kijk", zegt Wolkers. Hij wijst naar de bovenkant van het raam. Daar, buiten, hebben twee spinnen grote webben gesponnen, die zilver glinsteren in de zon. "Dat zijn de echte kunstenaars. Als ik als kunstenaar was als een spin, zou ik een groot glazen web voor de ingang van de Albert Heijn maken. En als de mensen daar dan met hun boodschappen door naar buiten klommen, pakte ik ze een ontbijtkoek af." Karina: "Je zou de mensen moeten doodmaken en leegzuigen, Jan." "Een ontbijtkoek is genoeg. En wat gerookte zalm."
Tien koeien Jan Wolkers baarde als beeldend kunstenaar opzien in 1986 door in het Leidse museum de Lakenhal schilderijen van koeienstront gecombineerd met goudlak te presenteren. "Veel mensen zagen dat als een stunt. Maar dat is niet zo. Als ik een stunt had willen organiseren, had ik tien koeien in de Lakenhal neergezet, en de stront zo uit de beesten op de doeken laten lopen, terwijl een boerendochter mij kwam laven met verse karnemelk." Het was geen stunt, maar een logische stap in zijn ontwikkeling als beeldend kunstenaar. Hij was na zijn meer traditionele beelden - vrouwen, dieren, kinderen - materiekunst gaan maken. Van opgeraapte moeren, spijkers en ander ijzerafval laste hij dynamische beeldjes van mensachtige figuren - waarvan er een als de trofee voor de Wessel Ilcken-jazzprijs werd aangekocht door de VARA. Hij maakte van zulk materiaal ook zware materieschilderijen. Lood, geitenkeutels, doorgezaagde bamboestengels, doosjes, badmintonpluimpjes: zulke zaken gebruikte hij om harmonisch gestructureerde reliëfs met geometrische patronen te maken. Die schilderde hij grijs, wit en bruin: aardkleuren, zoals die ook voorkomen op de schilden uit Nieuw Guinea en andere etnografische kunst die hij ging verzamelen. De stront-met-goud doeken van eind jaren tachtig waren voor Wolkers wat de wit-vierkant-op-wit-vierkant doeken voor Malevitsj waren: een eindpunt. Een nieuw begin. Verder dan met stront en goud kan je in de materieschilderkunst niet gaan. Wolkers begon weer te schilderen, met olieverf. "Ik heb me doordat ik boeken schreef sneller kunnen ontwikkelen dan de meeste beeldende kunstenaars. Dankzij het geld dat ik met mijn boeken verdiende, kon ik me veroorloven met kunstvormen te experimenteren, zonder dat ik ermee naar buiten hoefde te komen. Een beeldende kunstenaar die dat niet heeft, moet steeds exposeren, hij moet werk verkopen om van te leven. En zijn galeriehouder wil liever niet dat hij een succesvolle stijl opgeeft. Dat had ik allemaal niet. Bovendien was ik met een boek steeds een half jaar intensief bezig. Dan kwam ik terug in mijn atelier en keek ik weer heel anders tegen mijn werk aan. Met kritische afstand." Wolkers schildert zo veel hij kan - vrijwel dagelijks. We gaan naar het atelier, achter het huis - de deur er naar toe kan haast niet open door een boomtak die er vlak langs groeit: "De natuur neemt het hier over." Badend in het heldere licht staan daar grote doeken, of kleine tot grotere vlakken aan elkaar gemonteerde doeken, vol stippen, verftoetsen, wemelingen van kleuren. Eén kleur overheerst vaak per doek, bijvoorbeeld lichtblauw, als de zee, of geel, als een bloemenveld, met kleine rode en groene toetsjes verf. Want onder de overheersende kleur zitten altijd nog net zichtbare toetsen van andere kleuren, die hoe monochroom de doeken op de eerste blik ook lijken, de schilderijen levendig maken. Hoewel het abstracte doeken zijn, roepen ze de sfeer op van natuurimpressies. Maar dan niet een zeegezicht of een pittoresk bloemenweitje, maar eerder het eeuwige water, of de essentie van alle bloemenweides. Dat vindt ook de vlinder die het atelier komt binnenvliegen. Hoe Wolkers ook probeert het beest naar buiten te krijgen - "Je verdroogt hier, je moet buiten onder de brandnetel eitjes leggen','- met de glazen schuifdeuren wijd open, de vlinder vliegt steeds terug naar de kleurige schilderijen. Een betere criticus kun je je niet wensen. "Het is een atalanta", weet Wolkers. Hij loopt naar de hoek van het atelier waar een lange bamboe stok staat. "Het wemelt hier op mooie herfstdagen van de atalanta's. Ze komen af op het fruit dat uit de bomen valt. Ze drinken het sap. Soms stap ik wel eens de keuken uit en dan waan ik me een god, want dan sta ik in een wolk van wel vijftig vlinders." Hij haalt uit de tuin een groen blad van een boom en steekt dat boven in de lange bamboestok. Die houdt hij bij de vlinder, in de hoop dat die op het blad gaat zitten. Maar de vlinder verkiest de kunst boven de natuur en fladdert van schilderij naar schilderij. Uiteindelijk vangt Wolkers het beest voorzichtig in een wijnglas en laat het buiten los. De eerste inspiratie voor dit soort schilderijen vol wervelende kleurenstippen kwam in New York, vertelt hij. "Het was in de winter, 's nachts, en de lichten van de wolkenkrabbers waren aan. Plotseling brak er een sneeuwstorm los, zo uit het niets en dat was een fantastisch gezicht, al die dwarrelende vlokken voor die verlichte ramen. Dat wilde ik schilderen." Vandaar dat hij ook vaak nog kleine doeken samenstelt tot één groot doek: daardoor krijg je een wolkenkrabberachtige architectuur in de schilderijen. En het is het licht, de zee, de rest van de natuur - "dagelijks zijn we in de duinen" - van Texel die hem tot deze dromerige, meditatieve doeken inspireert. "Ik heb wel gechargeerd gezegd over mijn werk dat ik het vroeger op de grond zocht en nu in de lucht. Daar is iets van waar. Ik zoek het bijzondere licht. Dat zit ook in mijn glassculpturen. En dat zoeken naar licht, naar helderheid past in de Nederlandse kunsttraditie." Wolkers gaat voor naar de keuken. Bij de keukendeur, zegt hij, staat een boom die vruchten laat vallen waar de atalanta's dol op zijn: "Crap apples noemen ze die in Amerika, een soort kleine appeltjes die ze bij een gerecht als wild zwijn serveren." Hij opent de keukendeur, stapt naar buiten en hij staat in een wolk van vlinders.
In de bijlage Boeken worden de pasverschenen verzamelbundels van Jan Wolkers besproken. Op woensdag 25 oktober is er in het Werkteater in Amsterdam een avond rond en met Jan Wolkers mmv o.a. Remco Campert, Paul Witteman en Willem Breuker. Er is een beperkt aantal kaarten, 020 - 6270296.
|
NRC Webpagina's 20 OKTOBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|