U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Buffalo Bill
Mythe van het Wilde Westen
Het Wilde Westen

Amerikaanse helden tussen witte en zwarte legendes

Met blikvoer in de zadeltas


De helden van het Wilde Westen zijn vele kopjes kleiner gemaakt door moderne en postmoderne wetenschappers. Maar de behoefte aan hun belevenissen blijkt groot, zeker nu nieuwe helden pijlsnel afbranden. Ze rijden weer uit, in de Rocky Mountains en op de stranden van Iwo Jima.

Sjoerd de Jong

Het Amerikaanse Westen is altijd een plaats geweest waar mythe en werkelijkheid elkaar voor de voeten lopen. Neem William ('Buffalo Bill') Cody, die een rondreizend western-circus begon nog voordat het echte Westen 'getemd' was. Voor publiek aan de Oostkust speelde hij het handgemeen na waarin hij in 1876 een Sioux-indiaan had gedood en gescalpeerd; hij stuurde de scalp in een doos naar zijn vrouw, als bizar hebbedingetje. Toen de Sioux in 1890 bij Wounded Knee werden neergemaaid door de cavalerie, had Buffalo Bill zijn eerste Europese tournee er al op zitten. Of neem John Wayne, belichaming van de robuuste frontier-mannelijkheid, die een eeuw later besmet raakte met radioactieve straling in de woestijn van Nevada, waar niet alleen Hollywood maar ook het Pentagon proeven deed. De ironie is onuitputtelijk.

Zulke voorbeelden laten zien dat er nooit een pure wereld van pioniers heeft bestaan. Het idee van een ongerepte wildernis zèlf is een vondst van de mythemakers, zoals de creatie van zoveel andere verloren - en dus verkoopbare - paradijzen. In werkelijkheid was Marlboro Country al geopend voordat de laatste indianen hun reservaten waren opgejaagd. De Nez Percés stuitten in 1877, op de vlucht voor het leger, in de vallei van de Yellowstone rivier op een groep nietsvermoedende vakantiegangers. Eén van de happy campers schoot er het leven bij in; vermoedelijk het eerste toeristische sterfgeval in Yellowstone Park. Sindsdien zijn legende en werkelijkheid alleen maar inniger verstrengeld geraakt. 'Het is een treurig, maar onmiskenbaar feit dat de meeste tradities die wij associëren met het Westen, zijn verzonnen door pulpschrijvers, impresario's en reclamemensen', schrijft de gerenommeerde auteur Larry McMurtry in The New York Review Of Books, in een bespreking van de onderhavige boeken.

In Joy Kassons Buffalo Bill's Wild West wordt de loopbaan gevolgd van William Cody, geboren in 1846 en langzaam, via twaalf ambachten en dertien ongelukken, herschapen in 'Buffalo' Bill, gids voor toeristen, bizonjagers en uiteindelijk de ondernemer die het 'Wilde Westen' wereldwijd tot een begrip maakte. De historica Kasson laat zien hoe niet alleen Cody maar ook andere coryfeeën die daadwerkelijk een rol speelden in de verovering van het Westen - zoals George Armstrong Custer - zichzelf al doende romantiseerden tot heroïsche gentlemen, ridders van de prairie, die in de ongetemde natuur hun mannelijkheid bewezen of - zoals de latere president Theodore Roosevelt - hervonden. Ironisch is, dat voor de indianen die deelnamen aan Cody's circus, het paardrijden en jagen in de ring een manier was om nog iets van hun oude leven te bewaren. De meesten mochten Cody graag, tot grote ergernis van christelijke hervormers die de indianen uit hun 'barbaarse' staat wilden bevrijden.

Ook Kit Carson (1809-1868) werd een Amerikaanse volksheld dankzij de moderne uitgeversmachinerie in New York en Chicago, die het Westen op de maat sneed van pulpromans en damesbladen. Zijn belevenissen in dienst van het leger bij de onderwerping van de Apachen en Navajos, en als scout met de militaire cartograaf John Frémont op expedities door de Rocky Mountains, werden heet van de naald opgediend in dime novels die hijzelf niet eens kon lezen. Carson was functioneel analfabeet, zoals veel van zijn collega's, en kon hooguit zijn eigen naam ontcijferen op een contract of in een brief.

De journalist David Roberts vermeldt in A Newer World een prachtig incident uit 1849, dat ook McMurtry eruit licht in zijn bespreking, toen feit en fictie voor Carson samenkwamen. Een groep Jicarilla Apachen had op de route naar Santa Fé een groep reizigers overvallen, een man, James White, vermoord, en diens vrouw, kind en een bediende ontvoerd. Soldaten zetten met Carson als gids de achtervolging in, en een maand later kwam het aan de Canadian rivier tot een schermutseling. Eén Apache sneuvelde, maar ook de onfortuinlijke Mrs. White liet het leven, een pijl in haar borst geschoten door een van haar ontvoerders.

In het kamp van de rovers vond Carson, volgens zijn latere (gedicteerde) autobiografie, haar 'nog warme lichaam' en een boek, dat ze bij zich had gedragen. Met stijgende verbazing hoorde hij zijn kameraden eruit voorlezen: het ging over hem. 'Het was het eerste van dat soort dat ik ooit zag, en waarin van mij een grote held werd gemaakt, die indianen met honderden tegelijk afmaakte', stelde Carson vast. De roem stemde hem mismoedig. 'Ik heb nog vaak aan Mrs White gedacht', vertelt hij, 'hoe ze 's avonds moet hebben gelezen in dat boek en moet hebben gebeden dat ik haar zou komen redden.' De held kwam, óók in het echt, maar wel te laat. Carsons commandant had het raadzaam geacht wat langer te wachten met de aanval op de indiaanse kidnappers.

Nu Amerikanen hun ene president na de andere door biografen ontmaskerd zien worden als pathologische seksverslaafden of schurken (The Dark Side of Camelot van Seymour Hersh over Kennedy, Anthony Summers' The Arrogance of Power over Nixon, twee weken geleden besproken in Boeken), nemen ze hun toevlucht tot de helden uit het verleden en de stille heroïek van 'de gewone man'. De populaire tv-presentator Tom Brokaw schreef een onwaarschijnlijke bestseller met The Greatest Generation (1999) over de mannen en vrouwen die opgroeiden in de crisisjaren en de natie dienden in de Tweede Wereldoorlog.

Een recent groot succes is Flags of Our Fathers, een menselijk document over de vier mariniers die in 1945 de Amerikaanse vlag hesen op Iwo Jima, geschreven door een zoon van één van hen, James Bradley. De jonge soldaten die hier moeten duiken voor Japanse kogelregens, zijn voorbeelden van Limericks 'onschuldige slachtoffers'. Goeie jongens die er het beste van maken, zonder veel hulp van buiten en tegenover immense oppositie. Een gigantisch succes over het Oude Westen werd Stephen Ambrose's Undaunted Courage, dat de heroïsche expeditie van Lewis en Clark naar de Californische kust beschreef. Een klassiek heldenverhaal, en opnieuw een boek over eenlingen die het opnemen tegen een (dit keer natuurlijke) overmacht. Terwijl academici achter de muren van de universiteit de mythes van de geschiedenis afpellen, heeft de mainstream daarbuiten haar zelfvertrouwen herwonnen.

Dat heeft gevolgen voor het populaire beeld van de verovering van het Westen. De 'witte' legende over de kolonisatie van het Westen, van Buffalo Bill tot Bonanza, ziet in dit historische proces, ondanks tegenslagen zoals Carson die ondervond, het ochtendgloren van beschaving over wildernis. Maar er is ook altijd een zwarte legende geweest, die zich bediende van dezelfde clichés, maar daar een omgekeerd waarde-oordeel aan verbond. In deze legende zijn de wilden nobel, de helden schurken en komt redding altíjd te laat.Het 'zwarte' genre werd vooral achteraf populair: toen de beschaving eenmaal was gevestigd, kon de teloorgang van de wildernis veilig worden betreurd. Helen Hunt Jackson schreef in 1881 over het lot van de indianen A Century of Dishonor - haar versie van Uncle Tom's Cabin. Een eeuw later volgde Dee Brown, die met zijn melodramatische Bury My Heart At Wounded Knee (1973) de indiaanse geschiedenis presenteerde als een lange aaneenschakeling van gebroken beloften en bloedbaden. In beide boeken waren de indianen eerder objecten van blank medelijden dan actoren met een eigen stem. In fictie werd de zwarte legende nog recenter tot grote hoogten gevoerd door Cormac McCarthy, in zijn huiveringwekkende Blood Meridian (1985), een op historische feiten gebaseerde, in bloed gedrenkte roman over de lotgevallen van een groep scalpenjagers in het Zuidwesten.

Ook professionele historici hebben sinds de jaren zestig veel gedaan om de legenden en verzonnen tradities te ontrafelen. Aan de universiteit van Yale deed halverwege de jaren tachtig de zogeheten 'New Western History' opgang. Het idee van de beroemde historicus Frederick Jackson Turner dat het Amerikaanse karakter was gevormd door de frontier, een oprukkende grens tussen beschaving en wildernis, die in 1890 'gesloten' kon worden verklaard, was toen allang opgegeven. De wildernis was beschaafder - en de beschaving wilder - dan Turner had aangenomen. Nieuwe generaties historici onderstreepten de diversiteit en het vermogen tot aanpassing van de 'Amer-indiaanse' culturen, de rol van minderheden (het Westen was een etnische lappendeken en geen confrontatie van 'blank' met 'rood'). Ze zien bovendien een grote continuïteit in de geschiedenis van het Westen, waar nu nog steeds bittere conflicten om land, bodemschatten en culturele identiteiten worden uitgevochten. Patricia Nelson Limerick gaf de nieuwe school in 1987 een prikkelende beginselverklaring met The Legacy of Conquest, een economische geschiedenis met ongeveer evenveel romantiek als de stapels leeggegeten blikvoer die overal te vinden waren waar mijnwerkers en cowboys hadden gebivakkeerd.

Cowboys die blikvoer meesjouwen - het tafereel legt de ironie bloot in het zelfbeeld van de westerner als een trotse individualist, die geen sympathie van buitenstaanders, laat staan van de overheid, nodig heeft om te overleven. De werkelijkheid was anders. Zonder logistieke lijnen met het oosten, zonder de organisatie van groepsbelangen, en vooral zonder torenhoge subsidies en militair ingrijpen van de federale overheid was de exploitatie van het Westen ondenkbaar geweest. Limerick, niet gehinderd door angst om voor politiek-correct te worden versleten, liet bovendien op een vrolijke maar indringende manier zien dat de klaagcultuur van modern Amerika eerder een voortzetting is van een lange frontier-traditie dan een gevolg van de weke jaren zestig. Immigranten trokken westwaarts in de verwachting snel rijk te worden. Bij tegenslagen - slecht weer, misoogsten, bandieten, problemen met indianen - werd verhaal gehaald bij de federale overheid. Ten westen van de Mississippi, zegt Limerick treffend, lag een empire of innocence. De westerner zag zichzelf als een onschuldig slachtoffer van de omstandigheden. De Marlboro Man, met andere woorden, was even goed een opportunistische klager als een heldhaftige overlever.

Waar blijven publieksfavorieten als Kit Carson en Buffalo Bill in deze nieuwe geschiedschrijving, die maar weinig geduld heeft met helden? Gaandeweg heeft zich een kloof geopend tussen het grote publiek, dat overzicht en moraal wil, en de academische historici, die 'grote verhalen' juist ontkrachten en een plaats eisen voor het 'eigen verhaal' van tal van minderheden.

In A Newer World vermeldt David Roberts hoe een toerist in 1992 luidkeels tekeerging tegen een bezoek aan het Kit Carson Museum, gevestigd in de oude woning van de gids in Taos: 'Ik zet geen stap bij die racistische moordenaar!' Twee jaar eerder was Carsons grafsteen al beklad met de posthume kwalificatie 'nazi'. Patricia Limerick merkte in haar boek op dat Carsons betekenis voor de geschiedenis van Nieuw- Mexico eigenlijk onbeduidend was vergeleken bij die van zijn vergeten tijdgenoot Thomas Cantron, een gelukzoeker die begon als advocaat en eindigde als grootgrondbezitter. Moraal: het Westen werd niet veroverd met een pistool, maar met een notarisakte.

Inmiddels, stelt David Roberts vast, is de slinger van de tijdgeest alweer een eind de andere kant uitgeslagen. De behoefte aan helden en grote verhalen laat zich nu eenmaal niet onderdrukken door ontnuchterende inzichten uit de 'postmoderne' wetenschap. Geschiedenis wil een gezicht hebben, en een moraal. Toch is niet alles hetzelfde: de modderlaarzen van de anti-westerns en het blikvoer van Patricia Limerick trekken wel degelijk sporen door deze publieksboeken. David Roberts, die eerder boeken schreef over natuurgebieden en de Chiricahua Apachen, is modern genoeg om de versleten witte legende niet meer te geloven, maar objectief genoeg om zich niet van de weeromstuit te laten meeslepen door de zwarte. Zonder valse schaamte uit hij in A Newer World zijn bewondering voor de twee pioniers, maar anderzijds schoffelt hij hun donkere kanten zeker niet onder het tapijt.

Van de twee geniet Carson duidelijk Roberts' voorkeur. Afgezien van zijn verdiensten voor de cartografie, was Frémont een hoogdravende roemzoeker, die de schuld voor zijn mislukkingen altijd bij anderen legde. Nadat hij zich in 1847 tot woede van Washington eigenmachtig opwierp als bevelhebber in het pas op Mexico veroverde Californië, werd hij voor de krijgsraad gedaagd en oneervol ontslagen uit het leger. Een eigen expeditie, zonder Carson, door de Rockies, op zoek naar mogelijkheden voor een spoorlijn, eindigde een jaar later in chaos, vrieskou en kannibalisme. Frémonts uitgeteerde mannen aten eerst hun leren riemen en laarzen op, en daarna elkaar. Roberts noemt Frémonts gedrag op die barre tocht, die tien levens kostte, 'leiderschap van het meest laffe en harteloze soort'. Frémont werd later alsnog miljonair dankzij een goudvondst in Californië, deed tweemaal een gooi naar het presidentschap, maar is nu vrijwel vergeten.

Ook Carson, die al bij leven een legende werd, had minder aangename kanten. In Californië liet hij zonder met zijn ogen te knipperen Mexicaanse burgers executeren. In 1846 maakten Frémont en Carson beiden vuile handen bij een in vergetelheid geraakte overval op Californische indianen die in bloeddorst niet onderdeed voor de slachting bij Wounded Knee ruim veertig jaar later. Een indiaans dorp werd uitgeroeid, als represaille voor diefstallen. 'The number I killed I cannot say', vertelde Carson later, 'it was a perfect butchery.'Achter die laconieke mededeling schuilt een wereld van etnische zuivering en genocide, die door pupillen van de New American History in kaart is gebracht. Russell Thornton identificeert de slachtoffers van Carson en Roberts in zijn American Indian Holocaust and Survival (1987) als Yana's, een stam die na de goudkoorts van 1848 van de aardbodem verdween. Ze werden opgejaagd en vermoord door gewapende milities, die hun werk deden met gedoogsteun van de plaatselijke autoriteiten. Eén Yana-jager, ene Norman Kingsley, kreeg de naam een zachtaardig mens te zijn, omdat hij eens weigerde zijn .56 Spencer karabijn te gebruiken tegen de indianen: dat wapen 'rukte hen zo lelijk uit elkaar'. In plaats daarvan schoot hij ze dood met zijn .36 Smith and Wesson revolver.

Roberts ziet in de opmerking van Carson over 'perfect butchery' een 'hint of regret', en het begin van zijn latere humane benadering van indianen. Dat is een tegendraadse verdediging van Carson, die het etiket 'nazi' juist verwierf met acties op gevorderde leeftijd. Zijn naam is voor altijd verbonden met de deportatie van de agressieve Navajos, die kolonisten in Arizona hinderden door voortdurend kuddes schapen en vee te stelen. Op hun 'lange mars' naar een concentratiekamp in Nieuw-Mexico stierven onder verantwoordelijkheid van Carson tientallen Navajos door ziekte, kou en uitputting.

Roberts probeert aannemelijk te maken dat Carson de deportatie 'zo menselijk mogelijk aanpakte en voorkwam dat het ontspoorde in regelrechte genocide'. Hij beroept zich onder meer op een uitspraak van Carson over een bloedbad dat een militie in Colorado had aangericht onder Cheyenne-indianen: 'I tell ye what; I don't like a hostile Red Skin any better than you du. And when they are hostile, I've fit 'em - fout 'em - as hard as any man. But I never yit drew a bead on a squaw or papoose and I loathe and hate the man who would. T'aint nateral for brave men to kill women and little children'. Een schrale troost misschien voor een politiek-correcte toerist in Taos, maar een mooi citaat van een man die zich weliswaar niet herkende in de dime novels die over hem werden geschreven, maar die zichzelf niettemin beschouwde als een onmiskenbaar product van Amerika, een 'brave man'. Een onschuldige, die ooit te laat kwam om redding te brengen. Eén keer. Foto uit besproken boekIllustratie uit besproken boek

David Roberts: A Newer World. Kit Carson, John C. Frémont and the Claiming of the American West. Simon & Schuster, 320 blz. ƒ70,-

Joy S. Kasson: Buffalo Bill's Wild West. Celebrity, Memory and Popular History. Hill and Wang, 319 blz. ƒ75,60,- (geb.)

NRC Webpagina's
29 SEPTEMBER 2000

Archief Boeken


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad