U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
24/7 Media Europe ad
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
North Sea Jazz Festival
(Officiële site)

Vier drummers over 25 jaar North Sea Jazz

De Bijenkorf van de jazz


Muzikanten die er vanaf de eerste editie zijn geweest, koesteren het North Sea Jazz Festival dat dit jaar 25 jaar bestaat. Maar kritiek is er ook.

door Edo Dijksterhuis

'Super-jazzfestival', 'een uniek jazzfeest' en 'een groots evenement'. Muziekrecensenten kwamen op maandag 19 juli 1976 superlatieven tekort om te beschrijven wat ze het voorgaande weekeinde hadden meegemaakt. Met driehonderd muzikanten en dertig uur muziek had het North Sea Jazz Festival zich bewezen als muzikaal evenement zonder precedent. Drie dagen lang was het Nederlandse Congrescentrum in Den Haag het middelpunt van het universum.

In dat eerste jaar moest het Haagse festival nog concurreren met de Jazzmarathon in Groningen en Rotterdam Jazz '76, die beide in dezelfde maand werden gehouden. Het laatstgenoemde festival bezweek onder concurrentiedruk en de lokaal geheven amusementsbelasting, de Groningers kozen eieren voor hun geld en verplaatsten hun festival naar het einde van de zomer. Het North Sea Jazz Festival groeide onstuimig door en bracht het in zijn vijfentwintigjarige bestaan tot het grootste overdekte muziekfestival ter wereld. De bezoekersaantallen stegen van 9.000 in 1976 tot ruim 70.000 nu, de podiumcapaciteit groeide van vijf tot dertien zalen, en het aantal optredende groepen en solisten wordt niet eens meer geteld.

"En dat terwijl iedereen er in het begin een hard hoofd in had. 'Zoiets bestaat niet in Nederland' dachten wij", herinnert Eric Ineke zich. De Haagse drummer trad in 1976 op met het trio van Rein de Graaff en het Rob Agerbeek Quintet en heeft sindsdien bij alle vijfentwintig edities op het programma gestaan. "Na afloop van het festival dacht ik dat het bij een eenmalige uitspatting zou blijven. Maar het jaar daarop gebeurde het gewoon weer. Langzamerhand is iedereen die iets betekent in de jazz hier wel geweest."

En dat is iets om trots op te zijn, vindt collega-slagwerker Pierre Courbois, die in '76 zowel solo optrad als met Loek Dikker en de Waterlanders. "Pianist Oscar Peterson merkte eens op dat als er tijdens het festival een bom zou worden gegooid op het Congresgebouw de jazz zo goed als dood zou zijn. We mogen als Nederlanders trots zijn op het feit dat zoiets mogelijk is in zo'n klein klerelandje. Het festival heeft een enorm aanzien in de hele wereld. Vooral buitenlandse muzikanten kijken huizenhoog op tegen maar twee dingen: spelen in het BIMhuis en geprogrammeerd staan op North Sea Jazz."

Niet ieders oordeel is even positief. Explosief meesterdrummer Han Bennink, tijdens de eerste editie te gast met pianist Misha Mengelberg, is een zelfverklaard hater van grote festivals zoals het North Sea. "Het is dat rijk geworden slagersgevoel dat het festival uitstraalt. En die telkens maar herhaalde bewering dat ze de grootste zijn; zulke Haagse bluf! Als muzikant weet ik dat spelen op het North Sea iets is dat erbij hoort. Het is gewoon een gig, maar wel een van de minder leuke."

Verwarde struik

Hoewel oprichter Paul Acket al acht jaar dood is, draagt het festival nog steeds zijn stempel. Deze zakenman met hart voor muziek organiseerde al sinds het begin van de jaren vijftig jazz-concerten in Den Haag en was in die hoedanigheid onder meer verantwoordelijk voor het eerste Nederlandse optreden van trompet-legende Miles Davis in 1956. In datzelfde jaar begon hij het blad Muziek Expres, de hoeksteen van een bladenconcern dat later ook de populaire titels Popfoto, TIQ en Teenbeat omvatte. In 1974 verkocht Acket zijn firma aan VNU en met de opbrengst van deze megadeal stortte hij zich op het organiseren van een meerdaags jazzfestival naar voorbeeld van La Grande Parade du Jazz in Nice.

Tijdens festivaldagen was Acket een onontkoombare verschijning: steevast gekleed in een slobberig donkerblauw pak, zijn witte haar als een verwarde struik boven altijd opgetrokken schouders, een filterloze Caballero in zijn karakteristieke sigarettenpijpje. Tussen de bedrijven door dook hij op in de coulissen om een paar maten muziek mee te pikken of rende hij het vuur uit zijn sloffen om te voldoen aan vreemde muzikantenwensen, zoals de pingpong-tafel die Keith Jarret op zijn hotelkamer eiste of de specifieke voedselvoorschriften van Miles Davis.

"Paul Acket was een swingende vogel. Ik mis hem nog steeds", zegt bebop- drummer John Engels, die in 1976 door Acket was uitgenodigd om te komen spelen met de trio's van Cees Slinger en Dick van de Capelle en sindsdien slechts één keer wegens een verstuikte voet verstek heeft laten gaan. "Hij belde altijd vlak van tevoren op en dan kwam hij meteen to the point. 'Hé John, kan je nog spelen, wil je nog spelen?' zei hij dan. En ik zei natuurlijk altijd ja."

Ackets persoonlijke aanpak is onmiskenbaar een belangrijke factor geweest in het succes van het festival. Maar het was zijn uitzonderlijke zakeninstinct dat het financieel niet altijd even rendabele North Sea voor faillissement behoedde. Courbois: "Hij deed het allemaal vanaf een zolderkamertje met alle papieren om zich heen op de grond uitgespreid. Zelfs in zijn bad deed hij telefonisch zaken. Vooral in latere jaren verwachtte je van een festivalorganisator van zijn kaliber een kantoor met computers en secretaresses, maar niets van dat alles. Maar Paul wist ondertussen wel heel goed wat hij wilde en hij was een spijkerhard onderhandelaar als het aankwam op gages. Het was de combinatie van beminnelijk gastheer en scherp zakenman die het 'm deed. En hij was natuurlijk muzikaal bijzonder breed geïnteresseerd; hij luisterde echt alles, van de hardste free jazz tot gepolijste fusion."

Tot op zijn sterfbed in 1992 hield Acket het roer in handen. Na zijn overlijden werd zijn naaste medewerker Paul Dankmeijer directeur en die stelde zich als voornaamste taak het handhaven van de door Acket gelanceerde formule. Sinds 1997 wordt de hoogste functie vervuld door voormalig pr- en sponsoring-man Theo van den Hoek. De organisatie is geprofessionaliseerd, maar volgens velen ook kleurlozer geworden.

"Het heilige vuur is een beetje weg", beaamt Eric Ineke. "En met het verdwijnen van de informele sfeer uit het begin is het ook onpersoonlijker geworden. Je kunt als muzikant niet meer achter de bühne om even te praten met collega's en zelfs een veteraan- festivalartiest als ik krijgt geen vrijkaartje meer. Het is absoluut muzikant-onvriendelijker geworden."

Vette mainstreamjazz

"North Sea is een soort Bijenkorf van de jazz: er is van alles wat", aldus Bennink. "Maar als ik er ga shoppen kan ik mijn dingetjes er niet vinden. Het is te veel kwantiteit en te weinig kwaliteit. Nu de meeste oude keien er niet meer zijn, worden er veel van die tweedehands ghost orchestra's met dikke, vette mainstreamjazz geprogrammeerd zoals de Glen Miller Band en de Charles Mingus Big Band. En wat ik ook heel gênant vind zijn die Madame Tussaud-concerten van oude helden die eigenlijk niet meer kunnen spelen maar toch de ene comeback na de andere maken. Zo iemand als Louie Bellson; die man was revolutionair in zijn tijd, maar nu is hij alleen maar zielig. Die moeten ze gewoon in zijn moestuintje laten zitten."

Het North Sea Jazz Festival is altijd meer trendvolger dan trendsetter geweest, maar met de groei van het festival is de avontuurlijkheid van de programmering eerder af- dan toegenomen. Het genrebrede overzicht dat de organisatie nog steeds beoogt te presenteren vertoont opmerkelijke blinde vlekken. Eric Ineke somt op wat hij zoal mist in het programma: "De Scandinavische scene, de Britten, de Franse impro-scene, de Italiaanse jazz en zo'n beetje alles uit de hoek van ECM. Vooral de Europese jazz komt er nogal bekaaid vanaf. De nadruk ligt nog steeds op de Amerikanen en hun neo-bop. En dat terwijl een festival als dit best een educatief tintje mag hebben het publiek laten zien wat er allemaal nog meer mogelijk is."

De belangrijkste vernieuwing van het aanbod kwam de laatste vijftien jaar uit de hoek van de pop en wereldmuziek. Na een voorzichtige introductie van soul en funk in het midden van de jaren tachtig werden de grenzen steeds verder opgerekt onder het mom dat veel populaire muziek direct verwant was aan de jazz. Bij de latin-rock van meervoudig festivalartiest Carlos Santana was die stelling nog te verdedigen, maar in het geval van de gladde hardrock van Gary Moore die vorig jaar in de enorme Statenhal optrad, is de jazz-connectie minder voor de hand liggend.

John Engels: "Ik snap het wel, het is om publiek te trekken, het gaat om geld. Maar soms vloekt het, passen de dingen niet bij elkaar. Misschien moeten ze het woordje 'jazz' maar uit de naam schrappen. Het is steeds meer een universeel muziekfestival aan het worden."

Slecht geluid, zweterige zaaltjes met de uitstraling van veredelde schoenendozen, te weinig aandacht voor recente ontwikkelingen in de Nederlandse jazz, te massaal en te formeel georganiseerd. De kritiek die de vier slagwerk-veteranen op het festival leveren is niet mals. Maar toch zijn ze alle vier dit jaar weer van de partij en zullen ze ook desgevraagd volgend jaar aanwezig zijn.

Want iedereen heeft, behalve irritaties en bedenkingen, ook goede herinneringen aan het Haagse festival. De met smaak opgelepelde anekdotes variëren van aandoenlijk Han Benninks zoon Stijn die een heel concert lang onder de piano van Ray Charles verstopt zat tot gênant Eric Ineke die een concert van saxofonist Archie Shepp en accordeonist Johnny Meijer moest begeleiden dat zo vals klonk dat hij nog steeds de opnamen niet heeft durven beluisteren.

De kracht van North Sea zit vooral in de sociale functie die het festival in de muzikantenwereld vervult. "Het is de ontmoetingsplaats van het jaar", vindt Engels. "Je doet inspiratie op, jamt een beetje, legt contacten. Het is eigenlijk ieder jaar opnieuw je visitekaartje afleveren."

Wie langs de security van het Bell Air hotel weet te komen, ziet bevestigd dat de drie julidagen in Den Haag wat de muzikanten betreft vooral een reünie van oude bekenden is. En naarmate de oude garde uitsterft is het steeds meer een opmaken van de balans: wie is er nog, wie niet meer.

North Sea Jazz Festival, 14, 15 en 16 juli in Congresgebouw Den Haag. Informatie: 015-2157756. Website: www.northseajazz.nl. Geen telefonische reserveringen, alle concerten op zaterdag zijn uitverkocht.

Gesprek met soulzangeres Angie Stone

God is ruimhartig


Vanavond treedt Angie Stone op tijdens het North Sea Jazz Festival. Soul uit het Amerikaanse Zuiden is populair.

door Hester Carvalho

De Amerikaanse soulzangeres Angie Stone heeft een kind met soulzanger D'Angelo. He loved my spirituality, zei Stone ooit in een interview, over die op verschillende terreinen vruchtbare relatie (Angela en Angelo werkten ook mee aan elkaars platen). Maar er zijn meer redenen om van Angie Stone te houden. De zangeres heeft een lichaam als een beeldhouwersvisioen, de huidskleur van gebrande suiker en ogen die matglanzend toekijken hoe de muziekwereld van trend naar trend holt.

Stone is ergens midden dertig en maakte vorig jaar, na twintig jaar zingen, songschrijven en produceren voor anderen, eindelijk haar eerste solo-cd. Afgelopen september verscheen Black Diamond en daarop is Angie Stone's grootste talent te horen: een zachtaardige, arabesque soulstem die het soepele geluid van Roberta Flack in herinnering brengt. Anders dan haar naam doet vermoeden, is die stem niet van de weerbarstige soort. Als een rivier zoekt hij zijn weg, en net als water kan hij steeds in volume variëren.

In Amsterdam, toen Stone een paar maanden geleden haar Nederlandse live- debuut maakte, was die stem bijna verdwenen. Tijdens een interview probeert ze met thee en honing de schade te beperken. "Wat je nu hoort is het resultaat van teveel reizen, teveel praten en te weinig slapen", zegt ze hees. Ondanks die blessure praat ze geestdriftig over haar werk. Eindelijk staat ze in de belangstelling om haar eigen muziek, en niet om haar bijdragen aan die van Mary J.Blige (productie), Lenny Kravitz (op saxofoon), of Vanessa Paradis (achtergrondzang).

Was de tijd nu pas rijp voor een solo-plaat van Angie Stone? "Persoonlijk denk ik graag dat ik deze lp ook tien jaar geleden had kunnen maken", zegt Stone. "Maar mijn religieuze overtuiging zegt me dat ik volgens Gods timing leef. En die heeft goed uitgepakt. Want als ik eerder een plaat had opgenomen was het waarschijnlijk een hiphop- cd geweest, en dat is geen muziekstijl om oud mee te worden."

Stone spreekt uit ervaring. Als tiener nam ze in 1979 al rap-singletjes op, met het eerste vrouwelijke raptrio The Sequence. Eind jaren tachtig zat ze bij de R&B-groep Vertical Hold en in de jaren negentig schreef ze onder meer liedjes voor de cd's van haar inmiddels zeer succesvolle ex- geliefde D'Angelo die zondag op North Sea Jazz te zien zal zijn.

Broeierig

Voor haar eigen cd Black Diamond koos Stone een broeierig soul- geluid. Zonder schetterende blazers maar met twinkelende gitaren en laag zoemende keyboards, die de gedragen liedjes ondersteunen. De stijl is traditioneel, maar de vorm is eigentijds. "Dit past nu bij mij, als volwassene. Ik ben de andere stijlen zo langzamerhand ontgroeid. Dat zie ik bij meer muzikanten. Je begint misschien met bubblegumsongs, maar daarna komt iets anders. Denk maar aan Diana Ross & The Supremes. Eerst was het nog zoetjes Baby, baby where did our love go?."

Stone begint zachtjes te zingen, haar woorden begeleidend met de bekende Supremes-handgebaartjes. "Maar dat ontwikkelt zich. Uiteindelijk zongen ze Stop in the name of love; heel wat assertiever. Er is een groot verschil tussen wat ik deed toen ik een tiener was, en nu. Ik ben een alleenstaande moeder met twee kinderen. Ik heb zorg en verantwoordelijkheid. Daar wil ik over zingen."

Angie Stone groeide op als enig kind in Columbia, South Carolina. Van vader Stone komt de uitdrukking 'no more rain in this cloud'. Dat zei hij als hij zijn dochter geen extra geld meer kon geven. Angie vernoemde een van haar liedjes ernaar. Haar vader was lid van een gospelkoor en nam zijn dochter mee naar de repetities. De kerk was, zoals bij zoveel soulzangeressen, het begin van Stone's zangcarrière. In ons gesprek verwijst ze regelmatig naar de Heer en haar jeugd, waarin ze haar stem aanwendde om Hem te eren.

Maar haar religieuze beleving belemmert Stone niet in haar onderwerpkeuze: ze zingt vrijuit over drugs (in het pro-marihuana liedje Green Grass Vapours), seks (Just a Pimp) en buitenechtelijke liefdes (No More Rain (In This Cloud)).

Als tiener reisde Stone lange tijd heen en weer tussen Columbia in het Zuiden, waar ze naar school ging, en New York, om daar met Sylvia Robinson, oprichtster van Sugarhill Records en ontdekster van The Sugarhill Gang (van de superhit Rapper's Delight) liedjes op te nemen. In 1980 verhuisde Stone definitief naar New Jersey, waar ze met haar twee kinderen nog altijd woont. Als ze 's nachts vanuit New York in de auto naar huis rijdt, komt ze langs een straat met prostituées. Ze dragen misschien sjiek ondergoed van Victoria's Secret, maar het blijven hoeren, zegt Stone. Haar nijdige Just A Pimp is op die observaties gebaseerd.

In de jaren zestig/zeventig was de 'pimp' in soulliedjes nog wel eens het symbool voor glamour en playboykwaliteiten, maar bij Angie Stone is het pejoratief gebruikt. "Een pooier is een kerel die misbruik maakt van kwetsbare jonge vrouwen. Meisjes die zijn weggelopen van huis en denken dat ze iemand hebben gevonden die ze zal beschermen. Dat heeft niets te maken met de glamour die er vroeger nog wel eens aan werd toegekend: een man die vele vrouwen om zich heen had, flink geld aan ze verdiende maar daar ook nog iets van verzorging en steun voor teruggaf. Dat is tegenwoordig anders. De scene is geïnstitutionaliseerd. De bordelen plaatsen gewoon advertenties in dure tijdschriften; je kunt er betalen met creditcard. Daaruit blijkt dat het min of meer legaal is."

Nieuwe sterren

Hoewel New York geldt als dè stad voor trends en modes, bepaalt het Zuiden van de Verenigde Staten volgens Stone de muzikale koers, de new sounds: "De grote steden volgen de ontwikkelingen die daar zijn ingezet. Als je in New York geen succes hebt kun je het altijd nog eens in het Zuiden proberen, dan volgt New York vanzelf." zegt ze beslist. Het Zuiden heeft altijd veel soulzangers voortgebracht. Komt daar ook de huidige belangstelling voor soulzangeressen als Erykah Badu, Lauryn Hill, Macy Gray en haarzelf vandaan? "Erykah Badu en ik, die daar zijn opgegroeid, hebben er zeker een soulliefde aan over gehouden. Maar dat het publiek er nu klaar voor is, heeft volgens mij te maken met de behoefte aan nieuwe sterren, en aan iets 'echts'.

"De meeste sterren die de laatste jaren populair waren, zijn dat inmiddels al een jaar of tien, of langer; Mariah Carey, Whitney Houston, Madonna, Toni Braxton. Missy Elliot is relatief nieuw, maar is toch ook alweer zes jaar actief. De jonge aanwinsten trekken het niet, ze staan even in de aandacht om vervolgens weer te worden vergeten. Tja, dan blijven wij, de wat oudere zangeressen over." Ze zegt het bijna berustend. "Want die hebben staying power."

Tot haar grote frustratie mocht ze van de platenmaatschappij voor haar debuut-cd maar een paar nummers zelf schrijven. Zo is zelfs het ogenschijnlijk autobiografische My Life Story van iemand anders' hand. "Dat is dus het levensverhaal van mijn co-writers: Gerry Deveaux en Craig Ross. Op mijn volgende cd zullen meer eigen liedjes staan. Die ontstaan in mijn ziel, dan zal ik pas echt voluit kunnen zingen. Ik heb er al een heel stel af. Het zal me nog meer voldoening geven."

Grootse ervaringen worden door Angie Stone onmiddellijk in een liedje verwerkt. De geboorte van haar zoon, Michael D'Angelo Archer II, twee jaar geleden, is daarvan een voorbeeld. Direct nadat Stone en D'Angelo hun kind thuis hadden gebracht schreven ze samen Send It On. 'Een brief aan onze zoon, over geestkracht, erfgoed en liefde', noemde Stone het nummer, dat werd gebruikt voor D'Angelo's tweede cd Voodoo (1999).

Muziek, net als nieuw leven, is een openbaring van het goddelijke, zegt Stone. In het cd-boekje van Black Diamond staat een semi- wetenschappelijke uitleg over de aanwezigheid van God in de notenladders, en in de drieëenheid van Melodie, Harmonie en Ritme. Maar Stone's God is ruimhartig: van hoeren in Victoria's Secret tot marihuana-rokende muzikanten, ze krijgen allemaal een plaats in zijn koninkrijk. Angie Stone zelf kan er om lachen, om de combinatie van het plechtige en het profane. Grinnikend neemt ze een laatste slok thee met honing: "Van God naar lingerie is maar een kleine stap."

Angie Stone & Band zijn vanavond te zien op het North Sea Jazz Festival.

NRC Webpagina's
14 JULI 2000

Archief CS


( a d v e r t e n t i e s )

24/7 Media Europe ad

24/7 Media Europe ad

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad