|
|
|
NIEUWSSELECTIE Cahier DNA
|
DNA is niet alles
TOCH MOETEN DE praktische bezwaren niet de ogen doen sluiten voor de nieuwe mogelijkheden die DNA de justitie biedt bij de aanpak van vastgelopen zaken, de zogeheten 'cold cases'. Daar moeten dan wel de nodige voorzieningen voor worden getroffen. Vanzelf komt zo'n oude zaak niet tot leven. Met zijn voorstel de verjaring te schrappen, schiet Dittrich echter te ver door. Hij stelt het voor alsof de wettelijke verjaringstermijn puur een kwestie is van afnemende bewijsbaarheid. Historisch gezien is dit zeker een belangrijke verklaring, vooral omdat de procesvoering van oudsher sterk afhankelijk was van de verklaringen van getuigen. Nog slechts onlangs merkte het gerechtshof Den Haag in de zaak-Bouterse op: "Tijdsverloop leidt ontegenzeggelijk tot geheugenverlies bij getuigen en dientengevolge tot een minder vruchtbaar onderzoek naar de materiële waarheid." Bij DNA ligt dat fundamenteel anders. Het getuigt echter van een wel zeer beperkte visie op de strafrechtspleging om deze gelijk te stellen met een bewijskwestie. Er komt méér kijken bij het strafrecht dan de vraag "heeft hij/zij het gedaan", en dat geldt zeker voor de verjaring. Deze is "te veelzijdig om bevredigend te worden verklaard vanuit één gezichtshoek", waarschuwde het huidige lid van de Hoge Raad Van Dorst in zijn proefschrift uit 1985 over dit onderwerp.
IN HET CRIMINEEL Wetboek voor het Koninkrijk Holland uit 1809, dat de bakermat van het moderne Nederlandse strafrecht vormt, ging het ook helemaal niet om bewijsproblemen maar om de betekenis van "de vergetelheid" voor de rust van de samenleving. Als er dan toch moet worden gekozen dan is volgens Van Dorst "afbraak van de zin der straf" de belangrijkste reden voor verjaring. Een negentiende-eeuwse grootheid als Feuerbach vond weliswaar dat verjaring voor ernstige misdrijven principieel niet te rechtvaardigen is, maar al de oude Romeinen dachten er genuanceerd over. Door de eeuwen heen houdt het recht rekening met de omstandigheid dat zelfs de ergste delicten gebonden zijn aan tijd en plaats en dat deze context niet ongestraft kan worden doorbroken. Van Dorst waarschuwde in zijn proefschrift nog speciaal tegen "dogmatici die de neiging niet kunnen onderdrukken om een juridisch verschijnsel vanuit één gezichtshoek te benaderen en vandaaruit rechtlijnig te gaan redeneren". Het antwoord van minister Korthals op de vragen van het modegevoelige Kamerlid is dus al klaar.
|
NRC Webpagina's 14 JULI 2000
|
Bovenkant pagina |
|