M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Koninklijk paleis is geen Big Brother-huis
Vorig weekeinde riep de voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren, Pieter Broertjes, de koningin op wat meer openheid te betrachten. Het staatshoofd zelf liet zich op dezelfde bijeenkomst ontvallen dat zij niet bijster gelukkig was met de wijze waarop de vaderlandse pers zich tegenwoordig van haar taak kwijt. Beide uitingen duiden erop dat er een kentering heeft plaatsgevonden in de relatie tussen de pers aan de ene kant en autoriteiten, de vorstelijke in het bijzonder, aan de andere kant. De journalistieke zienswijze op openbaarheid en geheimhouding is veranderd, maar het omgaan met diezelfde openbaarheid door koninklijke en andere autoriteiten ook. Het was zinniger geweest om deze ontwikkeling in zijn geheel eens ter discussie te stellen in plaats van simpelweg meer openheid van de koningin te vragen. Bovendien is het flauw om zo'n gesprek aan te gaan met iemand die niets mag terugzeggen. Daarbij stuit je immers al snel op de grenzen van de koninklijke onschendbaarheid en de daaraan gekoppelde ministeriële verantwoordelijkheid. Krampachtigheid moet daarin worden afgelegd, maar de grens tussen privé-zaken en staatszaken dient scherp in de gaten te worden gehouden en gehandhaafd. Zodra je daar op een glijdende schaal terechtkomt zullen sommige media niet rusten voordat de Oranjes het Big Brother-huis in Almere hebben betrokken en ons onder de onvolprezen regie van Endemol c.s. van al hun doen en laten op de hoogte brengen. Inclusief de meest onsmakelijke details. De eerste decennia na de oorlog ging alles nog heel eenvoudig. Het was de tijd van de verzuiling en de herenakkoorden tussen pers en politiek. Journalisten raadpleegden ministers over de vraag of een nieuwswaardige publicatie wel gewenst was of niet. Tijdens de Greet-Hofmanszaak besloot de Nederlandse pers vrijwillig om niets te publiceren. Via de Internationale Federatie van Journalisten lieten de Nederlandse hoofdredacteuren hun verontwaardiging blijken over buitenlandse collega's die wel gewoon over de kwestie schreven. De publicatie door De Telegraaf van de beroemde foto van Claus en Beatrix in de tuin van Drakesteyn werd door het toenmalige Genootschap van Hoofdredacteuren, waarvan De Telegraaf wegens haar oorlogsverleden geen deel uitmaakte, scherp veroordeeld. Zelfcensuur door de pers was aan de orde van de dag. Tegenwoordig is het de hoofdredacteur van NRC Handelsblad die overweegt uit dit illustere Genootschap te stappen. En is het de Volkskrant die breed uitpakt over het liefdesleven van de kroonprins. Het ooit gesloten herenakkoord over de vertrouwelijkheid van de uitspraken van leden van het koninklijk huis staat ter discussie. Over de onderlinge spelregels is kennelijk onduidelijkheid ontstaan. Het debat wordt gevoerd met verve, alsof het laatste vaderlandse bastion van geheimzinnigheid definitief moet worden veroverd dan wel op instorten staat. Keer op keer concentreren dit soort discussies zich op het koninklijk huis. Dat is jammer, omdat het de aandacht afleidt van degenen die de (ministeriële) verantwoordelijkheid dragen. Voor het koninklijk huis, maar vooral ook voor tal van andere belangrijke zaken. De relatie pers-politiek is zelden of nooit onderwerp van debat met de heftigheid van de voorbije week. Terwijl daar nu juist veel meer aanleiding toe is. Pers en politiek zijn beide sinds de jaren zestig sterk ontzuild geraakt. Geheimzinnigheid als spelregel werd in het ontzuilde tijdperk vervangen door openbaarheid als spelregel. Als het gaat om wetgeving (Wet Openbaarheid van Bestuur) en uitingen als de wekelijkse persconferentie van de minister-president is Nederland inmiddels in formele zin een van de meest openbare landen ter wereld. Het omgaan met openbaarheid is echter ook aan veranderingen onderhevig geweest. In de jaren zeventig werd er door de parlementaire pers op verzoek van de RVD niet gepubliceerd toen een minister dronken in een greppel reed. Het afgelopen jaar was het voorpaginanieuws toen een bewindspersoon broodnuchter en ongewild een aanrijding veroorzaakte. Waren ministeries vroeger terughoudend in het geven van informatie over nieuw beleid als de Kamer daar nog niet over had besloten, nu kan een doorsneeburger via Internet chatten met staatssecretaris Vermeend over het nieuwe Belastingplan. Voorlichters en journalisten hangen vaak en veel met elkaar aan de telefoon. Lekken is een dagelijks gebruik geworden. De ook grondwettelijk verankerde openbaarheid als rechtsbeginsel dreigt verdrongen te raken door het zoeken van de openbaarheid vanuit politiek opportunistische overwegingen. Op en rond het Binnenhof is een ware ruilhandel ontstaan tussen journalisten en politici. De slag om het nieuws is een heftige. De onderlinge concurrentie onder journalisten is sterk toegenomen. Voor politici is de publiciteit een belangrijke graadmeter in hun functioneren. Media-exposure in ruil voor nieuws en nieuwtjes, al dan niet anoniem, daar gaat het om. Een eigentijdse variant van de oude herenakkoorden zijn de dagelijkse deals die in de wandelgangen worden gesloten. De motieven worden in dat proces zelden of nooit ter discussie gesteld. Onevenwichtige berichtgeving en slordigheden trouwens evenmin. We hebben elkaar aardig in de tang. Veel van die ruilhandel gaat bovendien anoniem. De doorzichtigheid van het politieke proces neemt daardoor af. Voor de doorsneekrantenlezer is het daardoor niet eenvoudiger geworden om het doen en laten van politici te controleren. Tevens ontstaat zo het gevaar van de groei van een 'off- the-record'-democratie. Noch politici, noch journalisten zijn echter goed in het organiseren van zelfkritiek over hun beider rollen in dat geheel. Dit terwijl het omgaan met openbaarheid aan beide zijden nieuwe ontwikkelingen te zien heeft gegeven. Niet iedereen kent de spelregels meer, onderschrijft bekend veronderstelde regels of trekt ze openlijk in twijfel. Ondoorzichtigheid en nieuwe vormen van vermeende herenakkoorden zijn daarvan het gevolg. De gebleken onderlinge verdeeldheid van de hoofdredacteuren illustreert deze ontwikkeling. Het zou beter zijn om op de rand van de eeuwwisseling de discussie over de spelregels te concentreren op het functioneren van het hart van de democratie dan op haar symbolen. Dat laatste leidt tot smeuïg nieuws, maar het leidt ook af. Bovendien wekt het de schijn dat de Volkskrant zich achteraf wil rechtvaardigen over de uitbundige berichtgeving over Maxima, de vriendin van de kroonprins. Broertjes noemde het verlies aan geloofwaardigheid het grootste probleem dat de media bedreigt. Daarin kunnen we elkaar de hand geven. De politiek dreigt daar net zo hard last van te krijgen. Maar samen werken we het misschien ook wel een beetje in de hand. Immers, herenakkoorden zijn goed voor de monarchie, zo nu en dan bruikbaar in de economie, maar slecht voor de democratie.
Dr. Marja Wagenaar is lid van de Tweede Kamer en maakt deel uit van de PvdA-fractie. Zij is gepromoveerd op de Rijksvoorlichtingsdienst.
|
NRC Webpagina's
4 DECEMBER 1999
|
Bovenkant pagina |