M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Een webstad is jarig
MONIQUE DOPPERT
In januari 1994 bezaten nog weinig particulieren een modem. Toegang tot Internet was voorbehouden aan universiteiten en enkele bedrijven. Met een budget van 500.000 gulden, ondermeer afkomstig van de gemeente Amsterdam en het ministerie van Binnenlandse Zaken, wilde een groepje idealisten het nieuwe medium Internet gebruiken om de kloof tussen burger en bestuur verkleinen. Al snel brachten dagelijks duizenden mensen een bezoek aan de DDS. In Amsterdam raakten modems uitverkocht en de PTT, die aanvankelijk niet in het experiment geloofde, moest met pijn en moeite voortdurend het aantal telefoonlijnen uitbreiden. 'Er staan files voor De Digitale Stad', meldden de media. DDS begon met enkel kale tekst. Om iets van de stadsmetafoor te begrijpen moest je over veel fantasie beschikken. Vaak waren ingewikkelde toetscombinaties nodig om een e- mailtje te versturen of je te verplaatsen naar het 'stadhuis', het 'postkantoor', de 'metro' of het 'café' waar je kon chatten met medebewoners. In een 'kiosk' waren verschillende publicaties, waaronder de Groene Amsterdammer en deze krant, te lezen. Vanuit de stad zwermden de bezoekers uit over de rest van het net dat toen nog vrijwel exclusief Amerikaans was. Het gros van de inkomsten haalt de stichting DDS tegenwoordig uit de verkoop van ruimte en het leveren van diensten. De kleine 300 klanten zijn veelal afkomstig uit de overheidssector, zoals scholen, gemeenten, provincie en de Europese Commissie. Maar ook boekhandels, reisbureaus, advocatenbureaus huren er faciliteiten. En bedrijven als Microsoft plaatsen er advertenties. Volgens directeur Joost Flint blijft het aanbieden van een publieke ruimte waar mensen zich kunnen uiten belangrijk voor de DDS. Daarom zijn e-mail en deelname aan virtuele gemeenschappen gratis. Het geld dat verdiend wordt met commerciële diensten wordt gebruikt om het publieke domein te onderhouden en te innoveren. ,,Vorig jaar gaven we 640.000 gulden uit aan projecten zoals de 90.000 gratis postbussen, de homepages van bewoners, de gratis inbelvoorziening en steun aan maatschappelijke organisaties.'' Flint noemt als voorbeeld het Internetcollege met 2000 boekrecensies, gemaakt door middelbare scholieren. Het idealisme is gebleven. Flint ziet graag dat mensen Internet gebruiken om meer samen te werken. Hij vreest dat anders alleen grote mediabedrijven hoogwaardige informatie op het web kunnen bieden. Daarom werkt de DDS aan faciliteiten waarmee bewoners eenvoudiger kunnen samenwerken. De een maakt de tekst, de ander een video voor de website en een derde de foto's. Voorbeelden daarvan staan op de, overigens weinig feestelijk vormgegeven, pagina's ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan. ,,De kracht van DDS zit in het grote aantal bewoners'', zegt Flint. Het is de kunst om uit die negentigduizend mensen kwaliteit boven te laten drijven.''
|
NRC Webpagina's
23 JANUARI 1999
|
Bovenkant pagina |