M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Een programmamaker moet mensen soms tegen zichzelf beschermen
Beelden kinderporno zijn terecht niet uitgezonden
Schokkende foto's wel of niet plaatsen, afschuwelijke beelden wel of niet uitzenden? En wat moeten we ervan denken als die beelden alleen gedetailleerd worden beschreven, zoals in NRC Handelsblad van afgelopen dinsdag? Elke redactie van een krant en van een nieuws- of actualiteitenprogramma op de televisie heeft met enige regelmaat met dit dilemma te maken. Doorgaans wordt het publiek met deze afwegingen niet geconfronteerd, maar vorige week was dat wel het geval toen NOVA de beschikking kreeg over een grote hoeveelheid foto- en filmmateriaal van peuters en jonge kinderen die seksueel werden misbruikt. De beelden waren vermoedelijk afkomstig van een vanuit Nederland opererend internationaal netwerk van handelaren in kinderporno. Na een uitgebreide discussie ter redactie, zo meldden de kranten, besloot NOVA de meest schokkende beelden niet te vertonen uit vrees dat ze de kijkers dermate van slag zouden brengen dat ze zich zouden afsluiten voor de rest van de uitzending. Bovendien wilde de redactie niet beticht worden van effectbejag. Om dezelfde redenen ging NOVA niet in op verzoeken van buitenlandse zenders, met name uit Duitsland en Engeland, die de gruwelijke beelden wèl wilden uitzenden. De Utrechtse kinderpsycholoog W. Wolters vond dat de beelden juist vertoond zouden moeten worden om de samenleving en daarmee de politiek te doordringen van de ernst van deze praktijken. Vertoning zou een eind kunnen maken aan ontkenning en verdringing van het fenomeen kinderporno in al zijn afschuwelijkheid. Het publiek neemt kinderporno niet al te ernstig omdat mensen zich er geen voorstelling van kunnen maken. Vaak wordt hierover te luchthartig gedacht alsof het om vakantiekiekjes gaat, aldus Wolters. Hij noemde de gevonden foto's en films ,,uiterst schokkend: het lijkt alsof de daders niet met levende wezens maar met dingen bezig zijn''. De Leidse seksuoloog J. Frenken is het enerzijds met Wolters eens dat de zaak niet langer gebagatelliseerd mag worden, maar vreest ook dat de boodschap nauwelijks zal overkomen. Hij acht de kans groot dat het publiek zich na het zien van de foto's van schrik zal afsluiten voor deze gruwelijke realiteit. Ook Defense for Children International twijfelt aan het nut van uitzenden. Wat heb je eraan om de verontwaardiging van het publiek te wekken wanneer mensen toch geen actie kunnen ondernemen? Het is bovendien niet te overzien welke schade je aanricht bij naïeve kijkers en kinderen die het misschien per ongeluk zien. Een ander argument om de beelden niet te tonen is de stelling dat het niet nodig is om begrip te wekken voor het feit dat kinderporno niet kan. Ieder weldenkend mens beseft dat seks met kinderen ethisch onjuist is. Temidden van deze argumenten pro en contra heeft de redactie van NOVA , zoals dat hoort, haar eigen verantwoordelijkheid genomen en besloten het materiaal niet aan het grote publiek te laten zien. Programmamakers doen hun werk op basis van hun journalistieke vrijheid, inclusief de daaruit voortvloeiende maatschappelijke verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid strekt zich niet alleen uit over de inhoud van programma's, maar heeft ook betrekking op de maatschappelijke gevolgen daarvan. Allereerst is er natuurlijk de inhoud van de uitzending zelf. Kloppen de feiten? Komen alle facetten en zienswijzen aan bod op een betrouwbare en evenwichtige manier? Is het kortom een goed programma? Weegt het belang van uitzending zwaarder dan de schade die wellicht wordt toegebracht? Het lijkt mij onmiskenbaar dat programmamakers de professionele verantwoordelijkheid hebben om na te denken over de gevolgen van hun uitzendingen. Uiteraard kunnen zij niet verantwoordelijk worden gehouden voor alle gevolgen van hun programma's, maar wel voor de effecten die zij hebben beoogd en die zij redelijkerwijs hadden kunnen voorzien. Wat je kunt voorzien of wat je als professional had moeten voorzien, had je immers ook kunnen of moeten vermijden, althans wanneer je die effecten niet teweeg wenst te brengen. Zo kan een programmamaker, ook wanneer mensen laten weten geen bezwaar te hebben tegen uitzending, toch besluiten bepaalde beelden niet uit te zenden, bijvoorbeeld omdat ze te gênant of ontluisterend zijn. Het behoort ook tot de ethische bagage van de programmamaker om mensen in bepaalde situaties tegen zichzelf te beschermen. Dat geldt niet alleen voor individuele mensen, maar ook voor de samenleving als collectief. Centraal staat de vraag welke belangen met uitzending van de beelden zijn gediend en welke geschaad. Uitzending zou gerechtvaardigd kunnen worden met het argument dat de samenleving eindelijk doordrongen kan raken van de gruwelijke ernst van deze misdadige praktijken, zodat de druk van de publieke opinie op de politiek fors toeneemt en er serieus werk wordt gemaakt van de bestrijding van kinderporno. In meer algemene termen: de media rapporteren over de werkelijkheid van alledag en dat is vaak een gruwelijke werkelijkheid. Wanneer daarover niet of in bedekte termen zou worden bericht, zou het publiek de indruk kunnen krijgen dat het allemaal zo'n vaart niet loopt. De feiten moeten worden gemeld en beelden moeten daaraan ofwel iets toevoegen ofwel een functie op zichzelf hebben. Als criterium geldt dat het tonen van gruwelijkheden in woord en beeld een functie heeft of dat het zijn doel voorbijschiet. Mijns inziens is vertoning van het beeldmateriaal niet nodig om het publiek en daarmee de beleidsmakers wakker te schudden. Na alle details die inmiddels beschreven zijn - niet in de laatste plaats in deze krant - is het vertonen van beeldmateriaal niet meer functioneel. Wanneer beschreven wordt hoe zeer jonge kinderen op brute wijze anaal verkracht worden door volwassen mannen, blijft er weinig te raden over. De beschrijving van enkele foto's eerder in deze krant was wel degelijk functioneel: gedetailleerd maar niet sensationeel, duidelijk maar niet bruut. Alle publiciteit die er tot op dit moment is geweest in woord en beeld, heeft gezorgd voor een zodanige publieke verontwaardiging dat er een maximale druk op de politiek ligt om - vooral in internationaal verband - in actie te komen. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan het bestrijden van handel in kinderporno, maar ook aan de bezinning op de vraag hoe met betrekking tot Internet individuele vrijheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid gestalte moeten krijgen. Bij dit alles is het de taak van de journalistiek om het niet te laten bij het signaleren en het aan de kaak stellen alleen, maar ook om nu verder hinderlijk te blijven volgen wat er feitelijk aan actie wordt ondernomen door de overheid, bijvoorbeeld door de landelijke werkgroep ter bestrijding van kinderporno op Internet, die het OM heeft ingesteld.Een volgend argument om het beeldmateriaal aan het grote publiek te tonen is de stelling dat de individuele kijker zelf wil uitmaken wat hij wel en niet wil zien en wat hij van het getoonde vindt. In deze visie maakt het beeldmateriaal deel uit van de beschikbare informatie waarop het publiek recht heeft. Bovendien maken beelden vaak meer emoties los dan meters tekst; één gruwelijke foto kan een ramp scherper overbrengen dan het meest uitgebreide ooggetuigeverslag. Niet het achterhouden maar juist het doorgeven van materiaal aan de kijker is de taak van de redactie. Die kijker is volwassen en verantwoordelijk genoeg om zelf zijn mening te vormen. In deze redenering wordt gemakshalve over het hoofd gezien dat de journalistiek aan de lopende band selecteert uit het materiaal dat dagelijks voorhanden is. Ook moet niet worden vergeten dat het tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de media behoort om op een groot aantal terreinen afwegingen te maken of uitwegen te zoeken uit ethische dilemma's. De meest gruwelijke foto's treffen we meestal niet aan op de voorpagina's van kranten. De redacties van de journaals zijn doorgaans terughoudend in het tonen van schokkende beelden. Het maken van keuzes is inherent aan de journalistiek. De keuze van NOVA is dus alleszins te rechtvaardigen. Uiteindelijk zou de discussie over wel of niet uitzenden hetzelfde effect kunnen hebben dat voorstanders van uitzenden willen bereiken: een verontwaardigde publieke opinie, een waakzame journalistiek en een doortastende overheid. Dr. Huub Evers is als media-ethicus verbonden aan de Academie voor Journalistiek en Voorlichting in Tilburg en het Persinstituut te Amsterdam.
|
NRC Webpagina's
24 JULI 1998
|
Bovenkant pagina |