U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   T E K S T   R E G E E R A K K O O R D

NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

Zie ook:
ARTIKELEN OVER HET ONTWERP-REGEERAKKOORD 

IX Internationaal beleid en defensie

1. Europese samenwerking
2. Internationale veiligheid
3. Defensie
4. Mensenrechten en internationale rechtsorde
5. Asielbeleid
a. De vreemdelingenwet

  • Statussen

  • Ongedocumenteerden en procedure aanmeldcentrum

  • b. De opvang
    c. De terugkeer
    d. Ambtsberichten
    e. Toezicht op terugkeer
    f. Beheer en gezag
    g. Internationale samenwerking
    6. Internationale samenwerking (OS)

    Terug naar overzicht

    1. Europese samenwerking
    Nu de stofwolken als gevolg van de val van de Muur grotendeels zijn opgetrokken worden de contouren van en uitdagingen voor het nieuwe Europa beter zichtbaar. Met de inwerkingtreding van het verdrag van Amsterdam, met de succesvolle voltooiing van de Economische en Monetaire Unie, met als complement de uitwerking van de afspraken gemaakt tijdens de Werkgelegenheidstop van Luxemburg, en met een gedegen aanpak van het vierluik van de Agenda 2000 - de uitbreidingsstrategie, de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de hervorming van de structuurfondsen en het financiële kader voor de periode 2000-2006-, bereikt het stapsgewijze proces van Europese integratie een nieuwe fase.

    Het bevorderen van vreedzame verhoudingen in en om Europa blijft van groot belang. Hiertoe voert de EU een open, op integratie gericht beleid ten aanzien van de landen in Centraal- en Oost-Europa, en wordt politieke, economische en sociale stabiliteit bevorderd in aangrenzende regio's. Het buitenlands beleid van de Unie dient effectiever en coherenter - en daarmee geloofwaardiger - te worden.

    Het Nederlandse beleid zal gericht zijn op een betere benutting van de door het Verdrag van Amsterdam verruimde mogelijkheden tot samenwerking in de GBVB-pijler (gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid) en de JBZ-pijler (justitie en binnenlandse zaken). Belangrijke accenten daarbij zijn het tegengaan van criminaliteit en het ontwikkelen van een Europees asiel- en migratiebeleid.

    Het bieden van een stabiele, marktgerichte omgeving voor het bedrijfsleven is een andere prioriteit. Centraal staat hierin: een goed functionerende Interne Markt, een open handelspolitiek ook ten behoeve van ontwikkelingslanden, een stabiele Euro en het tegengaan van concurrentievervalsing.

    Een voltooide monetaire unie staat garant voor een sterke eenheidsmunt en verbetering van het Europese concurrentievermogen. De interne markt en de monetaire unie maken de lidstaten onderling afhankelijker in hun beleidsvorming. Daarom is een adequate coördinatie van het financieel-economisch beleid, het structuurbeleid en het werkgelegenheidsbeleid, mede gedragen door de sociale partners, op Europees niveau geboden.

    Met het oog op de uitbreiding zal de institutionele vernieuwing van de EU actief dienen te worden bevorderd; met als accenten:

  • grotere transparantieversterking van het democratisch gehalte onder meer door versterking van de mede-wetgevende rol van het Europees Parlement op terreinen van meerderheidsbesluitvorming, (bijvoorbeeld op de terreinen immigratie- en asielbeleid, landbouw- en visserijbeleid), versterking van de bevoegdheid van het Hof bij terreinen in de derde pij Ier, instemmingsrecht van het Europees Parlement bij internationale akkoorden van de Europese Unie, met name die waaraan belangrijke financiële gevolgen zijn verbonden
  • versterking van Europese burgerzin
  • gelijkwaardigheid van kleine en grotere landen
  • effectiviteit van de instellingen.
  • Bij de ontwikkeling van het beleid op terreinen die in overwegende mate tot de bevoegdheden van de lidstaten behoren dient de EU zich te laten leiden door het beginsel van subsidiariteit zoals vastgelegd in het Verdrag van Amsterdam. Beslissingen dienen zo dicht mogelijk bij de burger te worden genomen.

    Ten aanzien van de financiering van de EU houdt de Nederlandse regering onverkort vast aan een stringente begrotingsdiscipline, zoals die ook in recente jaren is gerealiseerd, alsmede aan het handhaven van een ruime marge tussen het Eigen Middelen plafond en de nieuwe Financiële Perspectieven voor de periode 2000-2006. Het kabinet zal zich er voor inzetten dat ten opzichte van de huidige nationale meerjarencijfers minstens 1,3 miljard wordt bezuinigd. In geen geval worden de uitgaven voor nieuwe lidstaten verlaagd; het kabinet bevordert verlaging van de landbouwuitgaven en een verdere herziening van de Europese landbouwpolitiek onder milieuvoorwaarden. Het kabinet zet zich in voor vermindering van het totaalbeslag van de structuurfondsen en qua verdeling op een sterkere relatie met de relatieve welvaart van de lidstaten.

    Jaarlijks brengt het kabinet op Prinsjesdag een rapport uit (Staat van de Europese Unie) waarin een overzicht wordt gegeven van de financiële en beleidsimplicaties van Europese besluitvorming voor Nederland, alsmede een overzicht van beleidsintenties en financiële gevolgen in het komende jaar.

    2. Internationale veiligheid
    Het kabinet zet zich actief in voor de uitvoering van de internationale afspraken terzake de externe en interne aanpassing van de Navo. Naast de klassieke verdedigingstaak is het van toenemend belang dat het bondgenootschap een actieve rol speelt in het voorkomen en indammen van conflicten die de internationale stabiliteit en veiligheid bedreigen. Nederland houdt vast aan de bereidheid om daaraan een bijdrage te leveren. Het kabinet zet zich tevens in voor versterking van het GBVB. De planningsenheid op het niveau van de Unie wordt zodanig versterkt dat invulling gegeven kan worden aan een actief Europees conflictpreventie- en mensenrechtenbeleid. De toename van het aantal kernwapenstaten verhoogt de urgentie van een universeel NPV en een versnelde verlaging van het nucleaire wapenniveau. Nederland zet zich met kracht in voor een versterkt non-proliferatie regime.

    3. Defensie
    Het kabinet hecht onverminderd belang aan vredesoperaties als één van de hoofdtaken van defensie en handhaaft het in de Prioriteitennota vastgelegde ambitie-niveau van deelname aan maximaal vier vredesoperaties op het niveau van bataljon of equivalent. De begrotingspost voor vredesoperaties blijft daartoe reëel op peil.

    Het nieuwe Strategisch Concept van de NAVO dat in 1999 verschijnt en de nieuwe NAVODefence Requirements vormen richtsnoeren voor de ontwikkeling van de Nederlandse strijdkrachten, ook waar het gaat om de verhouding tussen de hoofdtaken algemene verdediging en deelname aan vredesoperaties. Een in 2000 te publiceren Defensienota bevat een integrale visie op Defensie, inclusief de inschatting van de actuele veiligheidssituatie, een geactualiseerd meerjarenbeeld van investeringen en plannen, alsmede de verwerking van de budgettaire afspraken voor deze kabinetsperiode.

    De ontwikkeling van een geïntegreerd veiligheidsbeleid, dat is afgestemd op de doeleinden van het buitenlands beleid en waar nodig steun verleent aan het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, inclusief humanitaire hulp, wordt voortgezet. De zorg voor het personeel, met inbegrip van toereikende nazorg voor het uitgezonden personeel, alsook het versterken van de aantrekkingskracht van Defensie als werkgever vragen zorgvuldige aandacht.

    4. Mensenrechten en internationale rechtsorde
    Mensenrechtenbeleid blijft een van de belangrijke fundamenten van het Nederlands buitenlands beleid. Het opkomen voor mensenrechten is een prioriteit in het kader van het buitenlands-, ontwikkelingssamenwerkings- en internationaal economisch beleid. Daarbij is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uitgangspunt. Deze houdt de universaliteit van de mensenrechten in, ook in een pluriforme internationale samenleving.

    Het kabinet bevordert de hervorming van de VN, inclusief de Veiligheidsraad, en de vesterking van de rol van de volkerenorganisatie, in samenwerking met regionale organisaties, op het terrein van vredesoperaties, non-proliferatie en wapenbeheersing. De effectieve werking van een internationaal strafhof voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid wordt bevorderd.

    Ook zal de versterking van de positie van de Bretton-Woods-instellingen en de WTO worden gestimuleerd teneinde de stabiliteit van het internationaal economisch stelsel te bevorderen

    Het kabinet hanteert een strikte interpretatie van de wapenexportcriteria, inclusief de EUgedragscode. Daarover zal halfjaarlijks worden gerapporteerd in een openbaar document over verleende wapenexportvergunningen. Het kabinet streeft naar de introductie van een nieuw criterium voor wapenexport, bij voorkeur met een zo groot mogelijk aantal relevante EUlidstaten, nl. het niet verlenen van uitvoervergunningen aan landen die zich niet bij het VN-wapenregister willen aansluiten. Het bestaande regime voor de doorvoer van strategische goederen wordt verscherpt.

    5. Asielbeleid
    Door de telkens veranderende politieke situatie in de wereld moet rekening worden gehouden met het gegeven dat er altijd mensen zullen zijn die moeten vluchten. Het kabinet zal een visie ontwikkelen op de gevolgen die dit voor de samenleving heeft en op welke wij ze Nederland zowel in Europees verband als in internationaal verband een bijdrage kan blijven leveren aan de opvang van vluchtelingen.

    Het restrictieve toelatingsbeleid blijft gehandhaafd, waarbij de kernbegrippen streng en rechtvaardig richtinggevend zijn en blijven. Het is van belang dat aan de langdurige onzekerheid voor asielzoekers over "blijven of teruggaan" door betere en snellere procedures een eind worden gemaakt. Hiertoe zal de Vreemdelingenwet worden aangepast. Ook overigens zal het beleid op een aantal punten worden aangepast, waarbij snelheid en soberheid centraal staan.

    De maatregelen zijn in overeenstemming met het internationale vluchtelingenverdrag en de mensenrechtenverdragen. Zij dienen er mede toe dat de asielzoekersstroom naar Europa op een evenwichtiger wijze wordt verdeeld.

    a. De vreemdelingenwet
    De procedures in de Vreemdelingenwet moeten worden verbeterd en verkort. Bij de beoordeling wie als vluchteling aanspraak maakt op bescherming worden de verplichtingen voortvloeiend uit vluchtelingen- en mensenrechtenverdragen toegepast. Extra zal worden geïnvesteerd in de verbetering van de kwaliteit van de beslissing in eerste aanleg. Bovendien zal hoger beroep worden ingevoerd teneinde de rechtsbescherming, de rechtszekerheid en de rechtseenheid te bevorderen. Om de verbetering en verkorting te bereiken zal de Vreemdelingenwet worden herzien. Uitgangspunten voor de wijziging zijn:

  • De kwaliteit van de eerste beslissing op het asielverzoek dient aanmerkelijk te worden verbeterd.
  • De eventueel negatieve beslissing op het asielverzoek dient van rechtswege de titel voor aanzegging van het vertrek en beëindiging van de opvang te zijn. De huidige bestuurlijke heroverwegingsfase (bezwaar in administratief beroep) komt te vervallen.
  • Tegen een beslissing tot weigering van de toelating staat beroep bij de rechter open. De beslissing op het beroep mag in Nederland worden afgewacht.
  • Tegen de beslissing in beroep staat hoger beroep open, dat niet in Nederland mag worden afgewacht. Bij voorlopige voorziening kan de rechter, die over het hoger beroep oordeelt, schorsende werking ten aanzien van het vertrek uit Nederland verlenen. De rechter die de aanvraag van de voorlopige voorziening beoordeelt, kan gelijktijdig een beslissing in de hoofdzaak nemen, indien hem dat door een van beide partijen wordt verzocht en dat redelijkerwijs mogelijk is.
  • Statussen
    Het aantal statussen zal worden beperkt teneinde het aantal procedures te verminderen. Er komt één status met de rechten zoals die thans aan de A-status zijn verbonden. Hieronder zullen vallen: degenen die op basis van de criteria uit het Vluchtelingenverdrag toelating verkrijgen, degenen die thans op grond van art. 3 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens toelating verkrijgen en degenen die op grond van ernstige traumatische ervaringen voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden in aanmerking komen. Ten aanzien van deze status blijft gelden dat deze in beginsel weer kan worden ingetrokken. Naast bovenvermelde status wordt een tijdelijke status in het leven geroepen, waaronder alle andere huidige verblijfstitels vallen. Aan deze tijdelijke status kunnen specifieke beperkingen worden verbonden, waartegen geen afzonderlijke beroepsmogelijkheid bestaat. De tijdelijke status wordt omgezet in de hierboven vermelde definitieve status, inden 3 jaar na het verlenen ervan nog niet tot terugkeer kan worden overgegaan.

    De mogelijkheid van verdergaande vereenvoudiging zal worden onderzocht. In de consultatieronde ter voorbereiding op het wetsvoorstel zal worden betrokken hoe kan worden voorkomen dat wordt doorgeprocedeerd van de ene naar de ander status.

    Ongedocumenteerden en procedure aanmeldcentrum
    Het is een groot punt van zorg dat zeer veel asielzoekers zich in Nederland aanmelden zonder documenten. Daardoor wordt de beoordeling van het asielrelaas en het eventuele vertrek uit Nederland bemoeilijkt. Indien asielzoekers niet genoegzaam aannemelijk kunnen maken dat het ontbreken van documenten hen niet te verwijten valt, kan het asielverzoek als kennelijk ongegrond worden afgedaan. In dat geval wordt hen geen opvang geboden. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel 'ongedocumenteerden' zullen voorbeelden worden gegeven, die in de ogen van de overheid dienen te leiden tot een kennelijke ongegrondverklaring van het asielverzoek.

    In de verbeterde procedure in het Aanmeldcentrum zal de mogelijkheid voor de beoordeling van de kennelijk ongegrondheid of kennelijk niet ontvankelijkheid van het asielverzoek worden vergroot.

    b. De opvang

  • Er zullen permanente opvangcentra worden ingericht, waar asielzoekers voldoende mogelijkheden voor zinvolle tijdsbesteding worden gegeven. Asielzoekers, die in die centra wonen, moeten bepaalde vormen van betaald werk kunnen verrichten. Blijken deze permanente centra onvoldoende capaciteit te hebben om alle asielzoekers op te vangen, dan wordt er voor aanvullende opvang zorggedragen. De opvang in die centra zal soberder van aard zijn dan in de permanente centra.
  • Daar waar mogelijk zal een beroep worden gedaan op de zelfredzaamheid van de asielzoeker. Dit betekent dat aan bepaalde groepen, onder verantwoordelijkheid van het COA, zal worden gevraagd zelf voor onderdak te zorgen.
  • Aan asielzoekers, ten aanzien van wie Nederland een Dublinclaim bij een ander land heeft gelegd, zal de sobere opvang worden geboden.
  • Asielzoekers, die een tweede of een derde asielverzoek indienen, zal geen opvang meer worden geboden. Wanneer de Vreemdelingenwet is herzien, zal het niet mogelijk meer zijn om na uitwijzing in hoger beroep opnieuw een asielverzoek in te dienen.
  • Voor hen die buiten hun schuld niet kunnen vernekken binnen de gestelde termijn zal opvang mogelijk blijven. De hoofdregel is dat uitgeprocedeerden geen opvang krijgen.
  • De begeleiding van asielzoekers in de opvang zal gericht zijn op het bevorderen van de zelfredzaamheid van de asielzoeker. Daarbij zal voortdurend worden voorgehouden dat zowel toelating tot Nederland als terugkeer naar het land van herkomst tot de mogelijkheden behoort.
  • c. De terugkeer

  • Van de asielzoeker zal, in het geval de eerste beslissing op het asielverzoek negatief is, medewerking worden verlangd aan de voorbereiding van de terugkeer, zodat in het geval de negatieve beslissing in de rechterlijke procedure wordt bevestigd, het vertrek ook zo spoedig als mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak, kan plaatsvinden. Gedurende de periode van vertrek zal de uitgeprocedeerde in beginsel in de reguliere opvang kunnen verblijven. De asielzoekerscentra zullen daartoe een vertrekafdeling kunnen opzetten. Mocht buiten de schuld van de uitgeprocedeerde vertrek niet mogelijk zijn, dan blijft hij conform het staande beleid recht op opvang behouden. Het huidige vertrekcentrum Ter Apel kan een rol blijven vervullen bij de extra begeleiding ter voorbereiding op het vertrek.
  • Uitgeprocedeerden die buiten hun schuld niet kunnen vertrekken kunnen in aanmerking komen voor een tijdelijke status.
  • De mogelijkheden voor gefaciliteerde terugkeer zullen worden uitgebreid. Gelden van ontwikkelingssamenwerking zullen hiervoor worden aangewend. Bij gedwongen terugkeer zullen andere regelingen gelden, omdat gefaciliteerde terugkeer een zekere positieve instelling van de afgewezen asielzoeker veronderstelt. Ook de mogelijkheden voor het "doormigreren" zullen nader worden onderzocht.
  • Het begeleid uitzetten dient te worden geïntensiveerd.
  • d. Ambtsberichten

  • Naar aanleiding van het algemeen ambtsbericht over de situatie in een bepaald land, neemt het kabinet, op voorstel van de bewindspersoon asielzaken, een besluit over het te voeren asielbeleid ten aanzien van dat land. Daarbij wordt rekening gehouden met het beleid van andere EU-landen. Ter voorbereiding op de beoordeling van het ambtsbericht kan de huidige ACV advies uitbrengen. (Taak ACV komt te vervallen indien de bezwaarprocedure wordt afgeschaft. De ACV kan echter wel een belangrijke taak vervullen bij de advisering over het te voeren beleid.)
  • Ambtsberichten in individuele zaken dienen - zo mogelijk - sneller te worden uitgebracht teneinde vertraging in de procedure te voorkomen.
  • De operationele kwaliteit van de ambtsberichten vraagt extra aandacht. Daartoe zal worden nagegaan welke verbeteringen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken nodig zijn.
  • e. Toezicht op terugkeer
    Na verbetering van de ambtsberichten en een zorgvuldige asielprocedure is er geen aanleiding om in het land van herkomst op de veiligheid van de teruggekeerde vreemdeling toezicht te houden via specifieke monitoringsmaatregelen.

    f. Beheer en gezag
    De gezagsrelatie van de verantwoordelijke bewindspersoon tot de met de uitvoering van de vreemdelingenwet belaste, maar niet onder zijn beheer ressorterende, diensten (regio-politie en Koninklijke Marechaussee) blijft gehandhaafd en zal in de wet nader worden geëxpliciteerd. Een informatieplicht over de uitvoering van de in of bij de Vreemdelingenwet opgedragen taken door de met die uitvoering belaste diensten, die niet onder het directe beheer van de verantwoordelijke bewindspersoon vallen, zal in de wet worden neergelegd, hierbij zal aandacht worden gegeven aan de relatie tot de Politiewet. De verantwoordelijke bewindspersoon kan naar aanleiding van de hem verstrekte inlichtingen algemene- en bijzondere aanwijzingen geven over de inrichting van de werkprocessen en de bedrijfsvoering van de diensten.

    g. Internationale samenwerking

  • Nederland zal in de Europese Unie met kracht pleiten voor een goede harmonisatie van Europees asiel- en immigratiebeleid Er wordt gestreefd naar gezamenlijke normen voor ambtsberichten in EU-verband.
  • Nederland zal zich blijven inzetten om de bescherming van de mensenrechten te versterken. Waar er instrumenten zijn, zoals in de verdragen van de Europese Unie en in het systeem van de Verenigde Naties, moeten ze ook daadwerkelijk worden gebruikt. Dit geldt eveneens voor bilaterale instrumenten, zoals ontwikkelingssamenwerkings verdragen.
  • De onderhandelingen over terug- en overname-overeenkomsten dienen met kracht een vervolg te krijgen. Goede interdepartementale samenwerking is daarbij van belang.
  • 6. Internationale samenwerking (OS)
    Doel van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is de bevordering van de duurzame ontwikkeling van de ontwikkelingslanden. Deze wordt gekenmerkt door economische versterking, sociale vooruitgang en milieubehoud in deze landen. Zij komt in eerste instantie aan de bevolking ten goede door het tegengaan van armoede. Dat vereist een nadruk op voedsel- en drinkwatervoorziening, basis-gezondheidszorg en basisonderwijs, alsmede op een vergroting van de mogelijkheden van mensen om deel te hebben aan de economie. Het versterken van de autonomie van vrouwen neemt daarbij een centrale plaats in.

    De steunverlening in het kader van ontwikkelingssamenwerking via regeringen vindt plaats onder de conditie van goed beleid, w.o. economisch beleid, en goed bestuur, aan de hand van internationale maatstaven. Daaronder nemen de voortgang van de democratisering en de handhaving van de mensenrechten een centrale plaats in.

    De doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid worden in eerste instantie door de bevolking van de betrokken landen zelf bepaald. Deze landen zullen dat beleid in hoofdzaak zelf moeten uitvoeren. Hulpverlening heeft een catalyserende en aanvullende functie. Zij kan niet in de plaats komen van goed eigen beleid. Dat betekent ook dat de wijze waarop landen zelf hun conflicten oplossen - op een vreedzame wijze - en de prioriteit die zij geven aan sociale ontwikkeling boven militaire uitgaven een belangrijke maatstaf is voor de steun.

    De Nederlandse hulp wordt geconcentreerd op landen die aan alle bovengenoemde criteria voldoen. De bevolking in andere landen kan worden gesteund via particuliere organisaties, zoveel mogelijk uit het land zelf.

    Teneinde dit beleid goed te kunnen uitvoeren moet ook het beleid op terreinen zoals handelspolitiek, landbouwbeleid en wapenleveranties, hiermee in lijn worden gebracht. Deze coherentie zal ook in het kader van de EU worden bevorderd.

    Om deze coherentie te bevorderen wordt de positie van de minister van Buitenlandse Zaken als coördinerend bewindspersoon, verantwoordelijk voor de buitenlandse politiek in het algemeen, verder versterkt. Met deze versterking is in de afgelopen periode een begin gemaakt middels de ontschotting van het beleid. Deze wordt voortgezet, mede teneinde de wederzijdse verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van Buitenlandse Zaken en voor ontwikkelingssamenwerking voor het beleid gericht op de ontwikkelingslanden, inhoud te geven.

    De uitgaven ten behoeve van ontwikkelingssamenwerking worden in de komende periode gehandhaafd op het niveau van 0,8 % van het Bruto Nationaal Product plus de bedragen die thans zijn gemoeid met hulp aan Indonesië. Deze bedragen hebben elk betrekking op uitgaven die kwalificeren als Official Development Assistance (ODA), in overeenstemming met de OECD-DAC normen. Dit geldt ook voor bedragen welke onder dit plafond als norm worden beschouwd; d.w.z. uitgaven ten behoeve van het zogenoemde Clean Development Mechanism voor ontwikkelingslanden, teneinde deze te helpen voldoen aan de Kyoto-doelstelling met betrekking tot de reductie van de uitstoot van broeikasgassen, en de omschakeling van de huidige forfaitaire bedrag ad. 119 miljoen naar een bedrag op declaratiebasis betreffende de kosten van opvang gedurende één jaar van in Nederland erkende vluchtelingen uit ontwikkelingslanden, waarbij de daartoe gedurende de afgelopen regeerperiode gebruikte definitie blijft gehandhaafd.

    Door verbreding van het begrip internationale samenwerking wordt in 2002200 miljoen aan bestaande uitgaven ondergebracht in het non-ODA gedeelte van de HGIS.

    Terug naar overzicht

    NRC Webpagina's
    21 JULI 1998



        Bovenkant pagina

    NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)