U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   Z A T E R D A G S   B I J V O E G S E L
( a d v e r t e n t i e )       
InterWad -
Praat mee over het Waddenzeebeleid

NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Bosniërs, Serviërs en Kroaten leggen elkaars massagraven open

Voor de overlevenden


Het onderzoek naar de massagraven in Bosnië is begonnen. Het Haagse tribunaal zoekt bewijzen voor oorlogsmisdaden. En moslims, Serviërs en Kroaten graven op elkaars grondgebied om zekerheid te krijgen over het lot van hun verdwenen landgenoten. Maar de familieleden van de vermisten zijn ongelukkig. Er moet niet gezocht worden naar doden maar naar levenden.

Petra de Koning

De grijper van de graafmachine bungelt een halve minuut boven de kuil, valt dan met een klap naar beneden. Er klinkt een doffe krak. ,,Ik hoop niet dat dat een schedel was'', zegt Brenda Kennedy, forensisch antropoloog van de Amerikaanse organisatie Physicians for Human Rights. De kraandrijver hoort bij een groepje mannen in witte pakken, Bosnische Serviërs op zoek naar de lichamen van drie van hun soldaten die in 1992 op deze plek werden gedood door moslims. Ze graven in de tuin bij een huis, in de buurt van Brcko, noord-oost Bosnië. Brenda Kennedy houdt toezicht, de internationale gemeenschap bemoeit zich met alle opgravingen in ex-Joegoslavië - er worden, sinds het eind van de oorlog in 1995, in Bosnië nog bijna twintigduizend mensen vermist.

Opnieuw een klap, en opnieuw gekraak. ,,Wat vreselijk'', mompelt Brenda Kennedy. Eergisteren had de graafmachine een betere bestuurder. Maar de man van wie nu de voortuin wordt omgespit, een moslim-vluchteling uit een ander deel van Bosnië, raakte volledig in de war toen hij hem zag. De Servische kraanmachinist was bewaker geweest van het kamp waar hij gevangen had gezeten, zei hij. Brenda Kennedy wil er niet over praten. Ze noemt het incident onbelangrijk. Misschien was de man wel dronken, zegt ze, of hij liegt. ,,We moeten ons nu concentreren op de positieve dingen.''

Dit voorjaar kwam het onderzoek naar de massagraven in Bosnië eindelijk op gang: moslims, Serviërs en Kroaten zoeken nu op elkaars grondgebied naar hun vermisten. Drie jaar lang maakten ze er ruzie over: als de ene partij drie dagen van acht uur wilde werken aan een graf van twee bij drie meter, dan eisten de andere ook drie dagen van acht uur, en een even groot gat. Als de ene partij vijf lichamen uit de grond haalde, hadden de andere ook 'recht' op vijf lichamen. (Het aantal vermisten is minder evenwichtig verdeeld: ruim zestienduizend moslims, van wie bijna de helft is verdwenen na de val van Srebrenica, tweeënhalf duizend Serviërs en zeshonderdzeventig Kroaten.)

Ook de internationale organisaties - het Rode Kruis, de Verenigde Naties, en de staf van de hoogste vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap in Bosnië, Carlos Westendorp - konden het moeilijk eens worden over wie nu precies wat coördineerde in het onderzoek naar de massagraven. Er werd jarenlang vergaderd, met vertegenwoordigers van de drie locale partijen en Amerikaanse forensische deskundigen. Er was een werkgroep en een zogenoemde 'expertgroep', speciaal voor het zoeken naar vermisten. Gegraven werd er nauwelijks.

In november vorig jaar maakte de Amerikaanse oud-diplomaat Jacques Klein, net benoemd tot eerste plaatsvervanger van Carlos Westendorp, een eind aan de chaos. Hij trok de coördinatie naar zich toe en besliste: vanaf dit voorjaar, het begin van een nieuw graafseizoen, gaan de drie partijen naar lichamen zoeken waar ze maar willen. En de Bosnische Serviërs, moslims en Kroaten luisterden. Er zijn vanaf begin maart al meer lichamen opgegraven dan in de jaren daarvoor, zo'n achthonderd nu. In 1996 werden 320 lichamen opgegraven, in 1997 maar 176.

Vlekkeloos

Ruzies zijn er nog wel. Een paar weken geleden was er een vergadering van de vertegenwoordigers van Bosnische moslims, Kroaten en Serviërs, over het onderzoek naar de vermisten, onder leiding van een medewerker van Jacques Klein. De moslimsvertegenwoordiger was woedend: zijn Servische collega was eerder aangekomen en had zijn auto dichter bij het kantoor kunnen parkeren dan hij, dat was ,,oneerlijk''.

En de drie partijen weigeren elkaar te informeren over massagraven van anderen op hun gebied. Ze laten anderen graven als die weten waar het graf is. Weten ze dat niet, jammer. In heel Bosnië zijn er zeker een paar honderd graven die nog gevonden moeten worden. Het Rode Kruis dringt er bij de Bosnische Serviërs, Kroaten en moslims op aan dat ze elkaar dan op z'n minst lijsten geven van mensen die zeker dood zijn. Ook dat doen ze niet.

Maar de internationale organisaties willen liever niet horen over moeilijkheden. Zo opgelucht zijn ze, dat er eindelijk echt wordt gezocht. Tijdens het graven in de tuin, bij de stad Brcko, loopt Brenda Kennedy van Physicians for Human Rights - lichtgeblondeerd haar, zonnenbril boven op haar hoofd bijna de hele dag glimlachend rond. ,,Het gaat vlekkeloos'', zegt ze. Ze wijst naar twee locale politiemannen, moslims, die aan de rand van de tuin staan om de Servische onderzoekers te beschermen. ,,Fantastisch toch?'' Na drie uur graven en hakken worden de lijken van de drie Servische soldaten gevonden. Ze waren gewond toen ze werden gedood. Het huis bij de tuin was in de oorlog een nood-hospitaal voor de Bosnische Serviërs, de soldaten waren patiënten. De Servische patholoog-anatoom Zeljko Karan, leider van het graafteam, staat aan de rand van de kuil, naast Brenda Kennedy. Twee mannen scheppen de grond rond de lijken weg. Stukken van de kapotgeschoten schedels leggen ze in een witte zak. Opeens begint de patholoog-anatoom hard te lachen. ,,Weet je wat er vanochtend is gebeurd in Bijeljina, in de Servische Republiek? Twee jongens probeerden de auto van een politicus op te blazen.'' Hij hinnikt van het lachen. ,,Maar er ging iets mis. De bom ontplofte te vroeg, allebei dood.'' Brenda Kennedy kijkt streng. ,,Daar moet je toch niet om lachen.''

Even later zegt ze: ,,Die dokter Karan is zo'n leuke man, zo extravert. En altijd in een goed humeur.''

Onder buitenlandse organisaties in Bosnië heeft het zoeken naar lijken weinig status. Laura Bowman, van de Amerikaanse 'International Commission on Missing Persons' die fondsen werft voor onderzoek naar de massagraven: ,,Ik hoor van collega's: wíj besteden ons geld aan de levenden.'' Bowman en haar collega's bij het Rode Kruis, de Physicians for Human Rights, en het bureau van Carlos Westendorp zeggen dan: wij ook, voor familie van de vermisten is wat wij doen heel belangrijk. Maar ze weten ook dat familieleden het vaak afschuwelijk vinden dat er in massagraven wordt gezocht, en er soms zelfs kwaad om worden: ze vinden dat de hulpverleners moeten zoeken naar levenden. Vooral de families van vermisten uit Srebrenica houden zich krampachtig vast aan het idee dat er nog mensen gevangen worden gehouden. Het Rode Kruis is dit voorjaar opnieuw gaan kijken in drie mijnen en drie gevangenissen in Servië. Antonella Notari van het Internationale Rode Kruis in Sarajevo: ,,We zijn al eerder op zoek geweest, we wisten dat we geen gevangenen uit Bosnië zouden vinden. Het is uiterst onwaarschijnlijk dat er nog iemand van de vermisten in leven is. We gingen omdat de families dat zo graag wilden.''

Voor het onderzoek naar de massagraven is dit jaar vier miljoen gulden beschikbaar. De helft ervan komt van de Nederlandse regering. Medewerkers van de internationale organisaties in Bosnië moeten er voorzichtig om glimlachen. Nederland probeert z'n schuld af te kopen, zeggen ze. Of, vriendelijker: Nederland voelt zich nog erg 'betrokken' bij wat er in Srebrenica is gebeurd. Het Nederlandse bataljon kon dit zogenaamd veilige gebied niet beschermen, duizenden moslims werden vermoord toen de stad viel, nu drie jaar geleden.

Geblinddoekt

Zo'n zestig kilometer ten noord-westen van Srebrenica graven forensische experts in opdracht van het Haagse Tribunaal voor ex-Joegoslavië. Het massagraf ligt naast een huis dat in puin is geschoten, aan een onverharde weg, in de bergen tussen Zvornik en Tuzla. De archeologen, antropologen en rechercheurs komen uit Australië, Engeland, Argentinië, Guatemala en Nederland. Met spatels, borstels, kwasten en schepjes werken ze aan de lichamen en resten van lichamen in het graf. Een graafmachine schraapt laagjes van een paar centimeter van de bodem. Zand en modder dat aan de lijken vastzit, wordt eraf gehaald en onderzocht. Het Tribunaal wil ermee aantonen dat de lijken uit een ander graf komen. Veel massagraven zijn na de oorlog leeggehaald, de lichamen werden opnieuw begraven om de bewijzen van massale executies te vernietigen, en ook dát is een deel van de oorlogsmisdaad die door het Tribunaal wordt onderzocht. Een bewijs van de executie ligt vooraan in het graf: een schedel met een doek gebonden om de oogkassen. Meer dan 230 lijken vond het Tribunaal sinds april dit jaar, in drie graven. Eén graf was leeg, daar lagen alleen nog vijftienhonderd lege kogelhulzen en een paar lichaamsdelen. In de andere graven vond het Tribunaal bewijzen: van lichamen waren handen van op de rug gebonden, ogen geblinddoekt, ze waren van dichtbij doodgeschoten.

In 1996 vond het tribunaal in Bosnië 450 lichamen. Vorig jaar werd er nauwelijks onderzoek gedaan naar massagraven, door gebrek aan fondsen en slecht weer toen er eindelijk weel geld was. Voor dit jaar heeft het tribunaal genoeg: drie miljoen dollar.

Silvana Turner (30), uit Argentinië, is forensisch antropoloog. Ze werkt sinds begin juni voor het Tribunaal in Bosnië. Ze hoort bij de de Equipo Argentino de Antropología Forense, een organisatie van tien archeologen en antropologen die in 1984, kort na het eind van de dictatuur in Argentinië, het vak leerden van de Amerikaanse forensisch antropoloog Clyde Snow. Er waren meer dan tienduizend mensen in Argentinië verdwenen en er was niemand die wist hoe je massagraven onderzoekt. Silvana Turner: ,,Er werd gegraven met bulldozers, en de forensische artsen die erbij waren, hadden vaak meegewerkt aan de misdaden tijdens de dictatuur.'' Clyde Snow leerde een groepje studenten archeologie en antropologie hoe ze moesten zoeken, hoe ze konden zien of er lijken in de grond lagen, hoe ze de bewijzen van martelingen en executie ontdekten, en hoe ze lichamen identificeerden. De studenten werkten samen met de commissie die de misdaden van de dictatuur onderzocht. Vanaf 1986 werden ze naar Chili gehaald om de archeologen en antropologen daar het vak te leren, en naar Guatemala, Brazilië, Paraguay, Uruguay, Bolivia, Peru, Venezuela, Colombia, heel Midden-Amerika de dictators lieten overal vermisten achter, in duizenden massagraven. De Argentijnen exporteerden hun kennis ook naar Ethiopië, Zuid-Afrika, Kongo, Iraaks Koerdistan, Roemenië. En de laatste jaren naar Kroatië en Bosnië.

In Argentinië gaat het werk nog steeds door: tweeëntwintig jaar na het begin van de dictatuur hebben de Argentijnse experts in 500 opgravingen nog maar 60 mensen kunnen identificeren. De duizenden die uit vliegtuigen in zee zijn gegooid, zullen nooit worden gevonden.

Silvana Turner werkte in Latijns- en Midden-Amerika, en in Ethiopië. Ze zegt: ,,Aan de graven zie je hoe de oorlog werd gevoerd, hoe de terreur werd uitgeoefend. Je ziet het aan hoe iemand in een graf ligt, aan hoe hij is gedood.'' In Argentinië werden mensen van huis gehaald, in gevangenissen verhoord en daarna geëxecuteerd. Ze werden vaak begraven op gewone begraafplaatsen, anoniem, op de plekken voor zwervers en eenzame gekken. De experts zochten in de boeken van de begraafplaatsen, naar anonimi die jong waren of een gewelddadige dood waren gestorven. Want de bureaucratie werkte tijdens de dictatuur gewoon door, zegt Silvana Turner. ,,Dat hadden de militairen van de nazi's overgenomen.'' In Guatemala en El Salvador werden hele dorpen tegelijk uitgemoord, de lichamen in brand gestoken. In Midden-Amerika vonden de Argentijnse deskundigen ook vrouwen en kinderen die op hun hoofd waren doodgeslagen. In Ethiopië onderzocht Turner tientallen skelettten van mensen die waren opgehangen.

En in Bosnië? ,,Veel vrouwen, kinderen, bejaarden, burgers, zoals in alle landen waar we graven. En slachtoffers in onvoorstelbare aantallen. Het was genocide, wat hier is gebeurd kun je nauwelijks oorlog noemen. En dat is het meest verschrikkelijke wat je je kunt voorstellen, het overstijgt iets, het heeft niets menselijks meer. We vonden de resten van een kind van twee, en van een van drie jaar, met kogelgaten in hun schedels.''

Tito

In 1992 kwamen de Argentijnse experts voor het eerst in ex-Joegoslavië, samen met Clyde Snow, de Amerikaanse forensisch antropoloog die al vanaf de jaren zeventig met zijn expertise de wereld door trekt. Ze onderzochten de graven bij het ziekenhuis van Vukovar, waar zo'n tweehonderd patiënten werden doodgeschoten. Er kwamen ook deskundigen uit Chili, Guatemala en Zuid-Afrika naar Kroatië en Bosnië ieder land dat oorlog of terreur doormaakt, leert uiteindelijk hoe naar lijken wordt gezocht, hoe ze worden geïdentificeerd. Over een paar jaar zullen ook Bosnische experts met hun kennis naar het buitenland reizen.

Het Haagse tribunaal zoekt bewijzen voor oorlogsmisdaden. Het onderzoek in de massagraven van dit jaar wordt gebruikt voor de Srebrenica-zaak, tegen Mladic en Karadzic. Het Rode Kruis, de hoge vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap in Bosnië en de Amerikaanse organisatie Physicians for Human Rights ontdekken ook bewijzen van massale executies, in de massagraven vinden ze vooral burgers, veel minder soldaten ze zijn van dichtbij doodgeschoten of doodgeslagen. Maar hun werk is bedoeld om de families te informeren, ze proberen slachtoffers te identificeren. Ze moeten opgravingen van de ene partij op grondgebied van de ander zorgvuldig voorbereiden. Het tribunaal heeft in heel ex-Joegoslavië de eerste graafrechten, ze zoeken waar ze willen. De internationale troepenmacht SFOR in de omgeving van Srebrenica zijn dat Amerikaanse soldaten - beschermt de onderzoekers. Die bescherming is noordzaak, vindt het tribunaal, de belangrijkste verdachten in de zaak Srebrenica zijn nog niet gearresteerd. Maar wat vindt SFOR ? Half juni lag het onderzoek naar de massagraven meer dan een week stil. SFOR weigerde nog langer 's nachts en overdag bij het massagraf bescherming te bieden. De plaatsvervangend aanklager Graham Blewitt in Den Haag zei toen: ,,Ik neem aan dat SFOR denkt dat het veilig genoeg is. Wij denken daar anders over.'' Er kwam een voorlopig compromis: het tribunaal stuurde voor 's nachts eigen bewakers uit Den Haag naar Bosnië, overdag zou SFOR er zijn. Eind juli moet er weer onderhandeld worden, SFOR wil de veiligheidsrisico's opnieuw bestuderen. Maar om welke risico's gaat het SFOR , en voor wie?

Begin deze week kwam de Amerikaanse generaal Larry Ellis kijken bij het massagraf dat het tribunaal nu onderzoekt. De verslaggever van de Bosnische staatstelevisie die net aan het filmen was, maakte bijna een sprong van blijdschap: hij had onverwacht een generaal in zijn nieuwsitem. Ellis zelf was minder aangenaam verrast. ,,Kunnen we hem laten stoppen met filmen?'' vroeg zijn assistent aan de woordvoerder van de tribunaal-onderzoekers. Nee, zei die. ,,O nee?'' zei Ellis, en hij beliste ter plekke dat journalisten vanaf nu een halve kilometer van het graf moeten staan, waarvandaan geen glimp van het graafwerk te zien is. Want moslims en Serviërs zouden overstuur en agressief kunnen worden, van verdriet of angst, als ze beelden van de lijken zagen. Dat betekende een ernstig veiligheidsrisico voor de soldaten en de onderzoekers. In die volgorde. De officiële woordvoerder van SFOR vergeet later de onderzoekers, hij zegt: ,,De generaal was bezorgd over de veiligheid van zijn soldaten.''

De Amerikaanse SFOR -militairen, weten de onderzoekers van het tribunaal, willen het liefst helemaal niet in verband worden gebracht met het onderzoek naar massagraven en oorlogsmisdadigers. Sinds de mislukte operatie Restore Hope in Somalië, in 1992, vindt de Amerikaanse regering dat de eigen troepen geen enkel risico mogen lopen.

Petko Boskovic, een boer van 72 jaar, woont een paar kilometer van de plek waar het tribunaal nu menselijke resten onderzoekt. Daar weet Boskovic niks van, zegt hij. Een paar minuten later vraagt hij opeens: ,,Weet je hoe wij de buitenlanders van het tribunaal hier noemen? Aasgieren.'' Hij lacht hard en lang. Daarna is hij ernstig. Hij zegt: ,,In de tweede wereldoorlog zijn duizenden Serviërs vermoord. Maar er is nooit uitgezocht welke misdadigers, van de Kroaten en moslims, dat hebben gedaan. Waarom moet dat nu opeens wel? Er zijn misschien moslims van Srebrenica vermoord, maar dat was wraak voor wat ons in de tweede wereldoorlog is aangedaan.'' De inwoners van dit gebied zouden de aasgieren wel willen laten stoppen met hun werk, zegt Boskovic, maar ze zouden niet weten hoe. ,,De meeste jonge mensen zijn uit dit gebied vertrokken. We kunnen ons niet eens beschermen als de moslims op een dag terugkomen.''

Iedereen in de omgeving wist dat er hier lijken lagen, zegt een Servische vrouw van zestig. Ze zit in de tuin voor haar huis, in de buurt van het pad dat naar het massagraf leidt. ,,Ik moet hier niet over praten eigenlijk'', zegt ze. ,,Ze zullen me weten te vinden.'' Maar ze praat toch. Want wat ze zag en hoorde, aan het eind van de oorlog, drie jaar geleden, vond ze afschuwelijk. Na de val van Srebrenica trokken duizenden moslim-vluchtelingen langs haar huis, op weg naar Tuzla. In bussen, vrachtwagens of te voet. Geen mannen. ,,Die hadden ze apart genomen en..'' Gedood. ,,Ja. Mannen die vluchtten werden aangemoedigd om zich over te geven. Er zou ze niks gebeuren. Maar het werd hun eind.''

Kort daarna kwamen er opnieuw vrachtwagens door het dorp, op weg naar het gebied waar nu onderzoek wordt gedaan naar massagraven. De buren van de vrouw waren aan het houthakken in het bos toen de trucks kwamen, ze werden weggestuurd door soldaten. 'Het is beter dat jullie niet weten wat wij hier doen', zeiden ze. Maar iedereen wist het: ze kwamen lijken verstoppen. ,,Er liggen er heel veel hier'', zegt de vrouw, ,,héél veel.''

Er wordt naar lichamen gegraven om bewijs te verzamelen, om families zekerheid te geven over het lot van de vermisten, én om te voorkomen dat de graven later worden gebruikt voor een nieuwe oorlog. De communistische leider Tito vond dat de massagraven uit de tweede wereldoorlog dicht moesten blijven. Onderzoek naar de lijken zou de broederschap tussen de Joegoslaven, dacht hij, alleen maar verzieken. De Servische president Slobodan Milosevic maakte er gebruik van, eind jaren tachtig. Hij opende graven om Serviërs te laten zien hoe wreed de Kroaten waren, hoe Servische helden in de tweede wereldoorlog waren afgeslacht.

Het graven naar lijken in Bosnië zal nog twintig jaar of langer duren, zeggen vertegenwoordigers van het Rode Kruis, het kantoor van Carlos Westendorp en Physicians for Human Rights. Vorig weekend waren ze in Duitsland, bij een instituut in Frankfurt dat nog steeds naar vermisten zoekt uit de Tweede Wereldoorlog. Om te leren wat het betekent voor families als hun geliefden vermist blíjven.

NRC Webpagina's
18 JULI 1998

Archief
Zaterdags Bijvoegsel



( a d v e r t e n t i e )

Domicilie Cover

Domicilie,
voor wie zich vestigt in het buitenland.

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)