|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Nederland immigratieland
In Nederland is de pendule bijna veertig jaar geleden de andere kant op geslagen. In de jaren vijftig was Nederland nog een emigratieland. Zij die geen vertrouwen hadden in de wederopbouw zochten hun heil elders. Vanaf begin jaren zestig, toen het 'Hollandse wonder' dringend om arbeid verlegen zat, keerde het tij. Emigratie werd immigratie. Tot de dag van vandaag. Jaarlijks komen er nu ruim honderdduizend nieuwe burgers naar Nederland en vertrekken er ongeveer zestigduizend. Nederland wordt dus voller. De bevolking verandert bovendien van kleur. Dat levert problemen op. De ogen daarvoor sluiten past slechts de struisvogel. Maar om nou te zeggen dat de overheid met een open blik deze nieuwe wereld inkijkt? Nee. SINDS HET migratiesaldo kenterde, is er een hoop 'beleid' op deze nieuwe migranten losgelaten. In juridische zin is er inmiddels een hele trits termen langsgekomen: van gastarbeid, via gezinshereniging tot restrictief toelatingsbeleid. In het sociaal-culturele referentiekader is min of meer hetzelfde gebeurd: eerst werden de immigranten genegeerd, vervolgens kregen ze eigen clubs terwille van hun integratie, daarna stevenden we af op een multiculturele samenleving en nu moet er eerst en vooral ingeburgerd worden. De woorden gaven uiting aan het vigerende maatschappelijke klimaat. Het probleem hiervan is niet dat het beleid hierdoor wisselvallig wordt. Migratie is nu eenmaal niet tot decimalen achter de komma te voorspellen en dus hobbelen wetgever en bestuur altijd een beetje achter de feiten aan. Het probleem ervan is wel dat er consistentie wordt gesuggereerd die er niet is. Bovendien worden de steeds veranderende doelstellingen ook nog eens in containerbegrippen gegoten. Een paar voorbeelden. Dat er in de wet sprake is van 'vreemdelingen' is helder. Dat is een kwestie van nationaliteit. Maar meteen daarna begint de semantische chaos, waarbij veel te veel begrippen en definities door elkaar heen lopen. WAT ZIJN bijvoorbeeld allochtonen? De Surinaamse vrouw, die in Leeuwarden is geboren en getogen? Of haar Belgische echtgenoot die pas een paar jaar geleden naar het noorden is verhuisd? Als ze dat beiden zijn, kunnen we dan nog spreken van dé allochtonen? Of moeten we een onderscheid maken tussen de vele culturele tradities die er achter de verschillende etnische groepen in Nederland schuil gaan? Is het derhalve wel adequaat om over dé islam te spreken nu we weten dat die godsdienst net zo gevarieerd is als de protestantse kerkgemeenschap in Nederland was tot de ontzuiling eind jaren zestig? En, als klap op de vuurpijl, is het begrip 'asielzoeker' niet een geperverteerde definitie geworden? Steeds vaker immers wordt er van asielzoekers gerept als het eigenlijk om migranten gaat. Omdat Nederland niet openlijk een immigratieland is - en dus niet in staat te formuleren welke migranten wel of niet welkom zijn - is de vluchtelingenstatus een vuilniszak geworden waar de overheid alles in kan stoppen. De vluchteling die met recht en reden een beroep doet op Nederlands wet en de internationale verdragen, de asielzoeker die we niet terug durven sturen of de migrant die een nieuw bestaan wil opbouwen en daartoe een leugentje om bestwil moet aanwenden: ze krijgen allen een etiketje met een letter. Om de schijn hoog te houden wordt de pianist, die door zijn internationale succes van wieg tot graf in zijn eigen onderhoud kan voorzien, vervolgens de toegang ontzegd. DE REDEN voor deze beleidssemantiek is in de eerste plaats cultureel bepaald. Als er wordt gesproken over 'allochtonen' gaat het nooit over de immigranten uit de zogeheten 'rijke landen', hoewel de eerste generaties uit deze groep nog altijd bijna een kwart van de migrantenpopulatie uitmaken. Gespreksonderwerp zijn altijd de resterende 75 procent. Dat is geen toeval. Die groep wordt immers gevormd door mensen uit de minder welvarende wereld en zou binnenkort bovendien wel eens een meerderheid in de grote steden kunnen worden. En dat is, gelet op de moeizame sociaal-economische omstandigheden waarin veel etnische minderheden verkeren, een veel minder geruststellend perspectief. De tweede reden is dat Nederland de laatste jaren teruggekeerd is op zijn schreden. Was de Hollandse cultuur in de jaren zestig/zeventig extrovert - een onvermijdelijke reactie op de naar binnen gekeerde decennia daarvoor - in de jaren negentig heeft zich een heroriëntatie op de traditionele waarden voltrokken. Het Nederlandse zelfbeeld is weer een maat der dingen geworden. Dat begon bij de taal en begint nu ook andere aspecten van het leven te doordesemen. Religie is daarbij, ondanks onze trots over een eeuwenoude godsdienstvrijheid, het heetste hangijzer. OP ZICHZELF is het niet slecht als een land weet op welke tradities het zich baseert en nieuwkomers dus weten waaraan ze zich hebben aan te passen. Maar dat mag geen vrijbrief zijn voor een doelbewuste spraakverwarring. Wil Nederland in de volgende eeuw een relatief sociaal vredige natie blijven, dan zal het man en paard moeten noemen. Dat doe je niet door het woord 'allochtoon' simpelweg te verbieden, zoals het stadsbestuur in Amsterdam Zuid-Oost onlangs heeft gedaan. Integendeel, dat is een benadering die juist spoort met het vage taalgebruik van de laatste decennia. Dat kan wel door de maatschappelijke problemen en begrippen voortaan helder te omschrijven. Want alleen zo kan duidelijk worden dat de ene Surinamer de andere Antilliaan niet is, de ene Marokkaan niet de andere Turk, de ene gelukszoeker niet de andere vluchteling, zoals ook de ene Hollander de andere nooit was. Misschien dat vervolgens ook de vraag aan de orde kan komen waarom het draait: hoe we omgaan met het feit dat Nederland een immigratieland is en dat het daarom de eisen bij binnenkomst niet achter een gordijn van goede bedoelingen hoeft te verbergen.
|
NRC Webpagina's
18 JULI 1998
|
Bovenkant pagina |