U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

De kritiek is een verlengstuk van de commercie

Literaire cultuur heeft afgedaan

Het boekenvak produceert vooral bestsellers


Voor het oog van de natie wordt vanavond de Libris Literatuur Prijs uitgereikt. De zes genomineerde schrijvers hebben, afgaande op de verkoopcijfers, stuk voor stuk een bestseller geschreven. De markt en niet de recensent is toonaangevend geworden. Volgens Herman Stevens is het aanzien van de kritiek ten onrechte op een dieptepunt beland.

Bij alle onderzoek naar buitenaards leven heeft tot nog toe één vraag ontbroken. Zijn op andere planeten ook boeken? En zo ja, zijn op zo'n planeet dan ook critici? Veel schrijvers zouden er een flinke ruimtereis voor over hebben om te kijken hoe de boekenbijlagen er elders uitzien, want het aanzien van de kritiek lijkt in dit land op een dieptepunt gekomen.

De voorzichtige reacties op Joost Zwagermans kruistocht tegen Volkskrant-criticus Arjan Peters lieten zien dat de meeste schrijvers liever geen mening hadden over Peters' dubieuze double dipping. Dat kon hun bij een volgend boek opbreken. Net als Zwagerman tekende Marcel Möring onlangs in Het Parool bezwaar aan tegen de cynische sfeer in de huidige literatuurkritiek. ,,Je moet als schrijver tegenwoordig uitkijken'', schreef Möring. ,,Als je niet de goede kapper hebt, de verkeerde kleren draagt, van het foute (of juist goede) geslacht bent, is je boek al gelezen voor het is opengeslagen.''

Een kras staaltje van dit soort kritiek werd onlangs gegeven door een andere recensent van de Volkskrant, Aleid Truijens. Haar bespreking van Otto de Kats debuut was amper begonnen of de auteur was al uitgerangeerd in een rijtje 'futloze vaderzoekers'. Truijens noemt een aantal auteurs, 'tamelijk jonge mannen' die kampen met een overleden vader en die zich - houdt u zich vast - niet aan een vrouw durven te binden.

Het is jammer voor Truijens dat De Kat alras een pseudoniem voor Jan Geurt Gaarlandt bleek te zijn, de uitgever van de recente Colijnbiografie, die gevleid zou zijn met de kwalificatie 'tamelijk jong', als die niet lelijk was bedoeld. Navraag in Vrij Nederland wees uit dat Truijens het rijtje namen geheel had losgezongen van de werkelijkheid. Geen enkele auteur voldeed aan het futloze profiel. Wie jong was had z'n vader nog, terwijl je een man van vijftig moeilijk een wees kunt noemen. Ook moet zij de laatste Nederlander zijn voor wie een homo een man is die zich niet aan een vrouw durft te binden.

Lang geleden verzuchtte de dichter W.H. Auden dat Engelse critici de neiging hadden maatstaven te hanteren die hooguit goed waren voor het opvoeden van kinderen. Misschien kende Auden geen Nederlands, want bij ons kan het nog steeds.

Eind jaren tachtig bracht de eerste auteur (was het Van der Heijden?) een baby mee naar een prijsuitreiking. De camera's kregen er niet genoeg van. Spoedig zag je steeds meer auteurs ostentatief met kroost op hun arm, al was het maar om te bewijzen dat ze meer konden dan alleen lezen en schrijven. Tel daarbij de traditionele hang naar huiselijkheid in de Nederlandse letteren, en je ziet hoe het komt dat Truijens speculeert over de huwelijkse staat van haar slachtoffers.

Voor haar is een schrijver een man met een baby op z'n arm. Je ziet hoe het komt, maar het diskwalificeert haar wel als criticus.

In de jaren negentig is een soort literatuurkritiek gekomen die maar één doel lijkt te hebben: de ontlezing van Nederland. Meer dan ooit is de kritiek een verlengstuk van de commercie geworden, terwijl het boekenvak zich heeft toegelegd op het produceren van bestsellers. Anna Enquist, Tessa de Loo en Connie Palmen scoren omzetten die voorheen ongehoord waren. Zo zijn van I.M. in een paar maanden meer exemplaren verkocht dan van Mulisch' De aanslag in de eerste tien jaar.

Vroeger waren lezers nog jagers en verzamelaars die op hun eigen neus af gingen. Nu haalt iedereen hetzelfde boek in huis en dat wordt dan de bestseller van het seizoen. Aan het succes van zo'n titel is geen enkele recensie te pas gekomen. De grote stapels komen van de televisie en de bladen kunnen er alleen maar achteraan lopen.

Zo heeft de markt de kritiek in de marge gedrukt. Voor critici die in het vak zijn terecht gekomen omdat ze van boeken hielden, kan dit een bevrijding zijn. Ze hoeven geen boeken meer te verkopen. Ze kunnen gewoon over boeken schrijven, zonder zich om het effect in de winkels te bekommeren.

Dit is maar een minderheid. De meerderheid wordt door P.F. Thomése in De Revisor van deze maand omschreven als 'de narcistische samenzwering'. Voor iedere schrijver in dit land zijn er immers een handvol 'kleine carrièremakers die meedobberen op de golven die door anderen zijn gemaakt', schat Thomése. Wie mensen zoekt die in geen jaren een boek voor hun plezier hebben gelezen, moet hier zijn. Want dit zijn de mensen die wel wat anders te doen hebben dan ouderwets lezen. Zij organiseren de literaire avondjes, ze regelen de beurzen en de prijzen, ze kwekken op de radio en ze kwekken in de krant, en, helemaal aan het eind van de literaire voedselketen komen degenen die de recensies schrijven.

Waarom ze dat eigenlijk nog doen, is moeilijk te zeggen. Dit circus draait om de jaarlijks blockbuster, en daar heeft een criticus - iemand die zich met een boek verstaat - evenveel te zoeken als een dinosaurus in een Ferrari. Die overbodigheid kan de gepikeerde toon van de huidige kritiek verklaren. Voor de criticus die droomde van macht blijft in dit klimaat alleen nog rancune over. Vroeger kon hij boeken maken of breken. Nu blijft het bij zure geluiden vanaf de zijlijn.

Iedereen die over boeken schrijft, kent de verleiding. Je kunt van een bespreking een column maken over je eigen vooroordelen. Dat is makkelijker voor iedereen. Zo'n criticus-annex-columnist kan makkelijk vertellen dat schrijvers niet deugen, want het publiek hoort graag dat het buiten de bestsellers niet pluis is. Na 25 jaar drempelverlaging is het publiek angstiger dan ooit, en wie denkt dat het nog aanmoediging nodig heeft om een boek te laten liggen, moet lang geen boekverkoper hebben gesproken. Zo wijst de cynische criticus van vandaag de weg naar de grote ontlezing, want massa-lezen is geen lezen meer, maar een papieren vorm van televisie kijken. Van alle kunsten is literatuur immers bij uitstek bestemd voor een publiek dat uit eenlingen bestaat - het maakt niet uit hoeveel. Een land waar maar één boek wordt gelezen heeft geen literaire cultuur meer.

Herman Stevens is schrijver.

NRC Webpagina's
25 MEI 1998


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)