M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Lars von Trier laat 'eigen idioten' los
Door HANS BEEREKAMP
Na de unaniem positieve ontvangst eerder deze week van de eerste Dogma-film, Festen (The Celebration) van Thomas Vinterberg, waren de verwachtingen hoog gespannen omtrent de tweede, Idioterne (De idioten) van Lars von Trier, de geestelijk vader van de beweging. Ook De idioten is geheel op video uit de hand gedraaid, zonder toegevoegd geluid, muziek, licht of rekwisieten. Weer is het resultaat uiterst interessant, vooral door de authentieke acteerprestaties, maar Von Triers film mist een doortimmerd, dramatisch verhaal. Zoals je van de maker van Breaking the Waves verwachten mag, gaan ook de sterke emoties weer tot het bot van de kijker, maar toch is het vooral een ideeënfilm. En die ideeën overtuigen minder. Von Trier laat een gezelschap min of meer welgestelde Denen hun vrije tijd met elkaar doorbrengen in een grote villa, waar ze zich als geestelijk gehandicapten gedragen. Ze laten 'hun eigen idioot' los en hebben vooral veel plezier in het ongestraft lastig vallen van restaurantbezoekers, gemeenteambtenaren en andere vertegenwoordigers van de maatschappij waar ze zich in het dagelijks leven wel aan conformeren. Het gaat mis wanneer ze besluiten de vrijwillige debiliteit, zeg maar rustig: regressie, op collega's en familieleden te gaan uitproberen. Soms laat Von Trier zien dat dit experiment futiel is, dan weer verheerlijkt hij anti-psychiatrische opvattingen uit de jaren zestig en zeventig en lijkt het wel of je naar een voorstelling van het Werkteater kijkt. De afwezigheid van een duidelijk standpunt in De idioten is de belangrijkste reden dat de formeel belangwekkende en provocerende film een veel kleiner publiek aan zal spreken dan de eerste Dogma-film van Vinterberg. Dat film als vorm van illusionisme nog lang niet afgeschreven hoeft te worden, bewijst de Amerikaan Todd Haynes, die net als zijn landgenoot Lodge Kerrigan (maker van de strakke film Claire Dolan over de eenzaamheid van een dure call-girl in New York) na een paar kleine, onafhankelijke films dit jaar met een in Europa gefinancierde film doorbreekt naar de internationale eredivisie, de competitie van Cannes. Haynes' Velvet Goldmine is een inventief en betoverend sprookje over de zogeheten glamrock, de met pailletten en glitters bepoederde stroming in de Britse popmuziek van de jaren zeventig. Haynes laat die beginnen met de geboorte van Oscar Wilde in 1854 en eindigen met een journalistieke reconstructie in 1984 van de verdwijning van superster Brian Slade, een nauwgezette pastiche op David Bowie. Haynes, die eerder homoseksuele thema's behandelde in Poison, en zijn producent Michael Stipe (zanger van de popgroep REM) benadrukken vooral de biseksualiteit van Bowie, gespeeld door de onbekende Jonathan Rhys Meyers. De ondergang wordt ingeleid door een ongelukkige liefde, zijn idool Curt Wild (Ewan MacGregor), die een samenstelling lijkt te zijn van Lou Reed en - in 1984 - Kurt Cobain. Met medewerking van andere rockgoden als Bryan Ferry en Brian Eno werd Velvet Goldmine een weinig diepgravende, maar in visueel en muzikaal opzicht aanstekelijke schuimtaart. Ook Love is the Devil, een film over een cruciale periode in het leven van de schilder Francis Bacon (1909-1992), namelijk de jaren die hij doorbracht met minnaar en model George Dyer (1964-'71), beproeft regisseur John Maybury, een leerling van schilder-filmer Derek Jarman, originele visuele middelen om de geest van Bacon te verfilmen zonder expliciet zijn schilderijen weer te geven. Derek Jacobi speelt Bacon magistraal, en Love is the Devil is een zeldzaam voorbeeld van het versmelten van experimentele en biografische filmgenres tot een geheel dat niet alleen recht doet aan de anekdotiek, maar ook aan de essentie van het werk van de geportretteerde.
|
NRC Webpagina's
22 MEI 1998
|
Bovenkant pagina |