U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    O P I N I E  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

H O O F D A R T I K E L :
Gevang en geweld


DE GEWELDDADIGE DOOD van Meindert Tjoelker maakte in september een massaal protest los in het hele land: dit nooit weer. Maar hoe? Er zijn initiatieven genomen om de horeca aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor beschonken klanten en in verschillende regio's is de discussie over een betere inzet van de politie in de uitgaansuren met nieuwe aandrang op de politieke agenda geplaatst. De berechting van de verdachten in de dood van de jonge Fries in Leeuwarden heeft echter de grootste weerslag gehad. Er is een wijdverbreide onvrede met de uitgedeelde straffen.

De rechtbank in Leeuwarden zat in een dwangpositie. Zij kon slechts besluiten tot een veroordeling wegens het delict ,,openlijke geweldpleging''. Maximumstraf: viereneenhalf jaar. Als dit delict de dood tot gevolg heeft, is het maximum twaalf jaar. Dát was de werkelijkheid van Meindert Tjoelker - en zijn nabestaanden - maar het gepresenteerde bewijsmateriaal liet deze conclusie voor de rechters niet toe. Rekening houdend met de omstandigheid dat de daders geen strafblad hadden, requireerde het openbaar ministerie een straf van drie jaar. De rechtbank kwam tot twee jaar waarvan acht maanden voorwaardelijk, zegge één jaar en vier maanden onder aftrek van voorarrest. En dat is: pakweg één jaar nog uit te zitten straf (minus drie maanden voorwaardelijke invrijheidsstelling).

ZO'N JUSTITIëLE AFTELSOM, hoe logisch ook, kan bezwaarlijk tegemoetkomen aan het leed van de nabestaanden. Daarvoor is het strafrecht er ook niet, hoe hard dat ook klinkt. Een mensenleven is niet in celstraf uit te drukken. Dat geldt trouwens reeds voor het bijbelse ,,oog om oog, tand om tand''. Omdat vergelding niets oplost, is juist de strafrechtspleging uitgevonden die tussen dader en slachtoffer gaat staan.

Wel heeft de strafrechtspleging een eigen functie om de ernst van een gepleegde rechtsinbreuk tot uitdrukking te brengen. Wat dit betreft is, los van de begrijpelijke doch onvermijdelijke teleurstelling van de nabestaanden, de strafmaat in Leeuwarden aan de lage kant uitgevallen. Zeker als men vergelijkt wat er bij andere (drugs)delicten tegenwoordig uit de bus komt. Daar passen op zichzelf ook vraagtekens bij, maar de terughoudende strafmaat voor de dood van een onschuldige vrijgezellenavondvierder maakt de vergelijking wel extra bitter.

VOORDAT DE ROEP om extra bestraffing in de zaak-Tjoelker nu opklinkt tot het hof van hoger beroep, dient te worden stilgestaan bij de betekenis van gevangenisstraf. In een recente uitgave van het gerechtshof in Amsterdam stelt de rechter en hoogleraar strafrecht Kelk de vraag: ,,Realiseert men zich voldoende hoe negatief de effecten ervan in werkelijkheid kunnen zijn, zeker na een aantal jaren vastzitten?'' Hij herinnert aan een spraakmakende studie van de criminoloog Rijksen uit de jaren zestig die op basis van interviews met gedetineerden concludeerde dat een straf in de orde van vijf jaar of meer zo schadelijk is dat hij eigenlijk niet meer te rechtvaardigen is. Deze studie lijkt inmiddels een beetje in het vergeetboek te zijn geraakt, maar het afstompend effect van gevangenisstraf is daardoor niet minder actueel.

Dat maakt dat, los van eventuele slimme oplossingen om de aanklacht alsnog wat aan te scherpen, de mogelijkheden van het strafrecht in de zaak-Tjoelker beperkt zijn. Een van de daders zegt intussen wèl op de televisie dat hij de sociale gevolgen van de fatale avond méér vreest dan de cel. Dat is óók straf.

DE SAMENLEVING moet intussen verder zoeken naar een antwoord voor het zinloze geweld. De roep klinkt reeds om de strafwet uit te breiden zodat de dodelijke causaliteit bij een gewone openlijke geweldpleging niet hoeft te worden bewezen om toch tot zwaardere straffen te kunnen overgaan. De kloof tussen de vechtpartij en de straf in het geval-Tjoelker is inderdaad zorgwekkend. Maar gelegenheidswetgeving heeft grote bezwaren, met name het risico dat onschuldige meelopers vroeger of later zullen worden veroordeeld voor gevolgen waar zij part nog deel aan hebben. Dat is óók schade aan het rechtsgevoel. Het verdient verre de voorkeur eerst na te gaan of de rechtspraak niet in de gebleken problemen kan voorzien, te beginnen met het ingestelde hoger beroep.

De werkelijke uitdaging van Meindert Tjoelker is tijdens het septemberprotest heel goed tot uitdrukking gebracht door die duizenden mensen die de straat op gingen. Zij eisten géén spiraal van bestraffing maar een sociale omgeving waarin mensen gewoon kunnen uitgaan. Zij richtten deze vraag niet tot de rechters in Leeuwarden maar tot elkaar.

NRC Webpagina's
10 JANUARI 1998


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)