O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Gauwdieven
Er werden in die eerste jaren na de oorlog niet veel woorden aan besteed. De wederopbouw van Nederland stond centraal. Iedereen droeg daaraan zijn steentje bij. In het harde werken vonden velen, ook en vooral de slachtoffers van de jodenvervolging, bovendien enige vergetelheid. Het verdriet om de verloren familie en de herinneringen aan de eigen ontberingen werden hooguit in eigen kleine kring geuit. Pas toen Nederland in de jaren zestig klaar dacht te zijn met zijn wederopbouw, werd de onderliggende waarheid langzaam duidelijk. Maar niet bij iedereen. Terwijl de historicus Jacques Presser met zijn monumentale 'Ondergang' menig oog opende en zijn collega dr. L. de Jong televisiekijkend Nederland onderrichte over 'De Bezetting', liet de regering in 1966 de oorlogsmisdadiger Willy Lages om gezondheidsredenen vrij en opperde ze een jaar later dat het wellicht tijd werd voor de afschaffing van de nationale dodenherdenking van de vierde mei. Pas in de jaren zeventig - met de affaire over de kunsthandelaar en collaborateur Menten en de voortgaande discussie over de vrijlating van de resterende oorlogsmisdadigers in Breda - drong tot het openbaar bestuur door dat de Tweede Wereldoorlog niet voor iedereen voorbij was. In diezelfde jaren zestig, zo blijkt nu, hebben ook ambtenaren van het ministerie van Financiën op het departementale agentschap in Amsterdam kleine kostbaarheden van vermoorde joden onder elkaar verloot en verkocht. De archieven, waarin alles naar goed Nederlands gebruik keurig was opgeslagen, werden vervolgens op een zolder opgeborgen en een paar weken geleden min of meer bij toeval ontdekt. DE ONTHULLING dat ambtenaren van Financiën in '68 of '69 hebben zitten graaien in gestolen goederen is, hoe cynisch het ook klinkt, op zichzelf geen verrassing. Het gebrek aan burgerlijk mededogen en historisch besef dat uit dit gedrag spreekt, spoort met de stilte over de Tweede Wereldoorlog die sinds 1945 in grote delen van de samenleving had geheerst. De decennia die inmiddels zijn gevolgd, hebben echter duidelijk gemaakt dat deze houding niet iets is om trots op te zijn. Minister Zalm (Financiën), die geen politieke laat staan persoonlijke verantwoordelijkheid draagt voor de ambtelijke gauwdieven van toen, heeft dat goed begrepen. In ieder geval veel beter dan zijn voorganger Witteveen, die tussen '67 en '71 minister van Financiën was maar nu simpel zegt ,,nooit iets geweten'' te hebben. En eigenlijk ook beter dan bijvoorbeeld de autoriteiten die afgelopen jaren met heilige morele verontwaardiging de door de Sovjet-Unie uit de DDR meegenomen Koenigs-collectie hebben opgeëist, hoewel de Nederlandse staat zelf na de oorlog op dezelfde wijze collecties lijkt te hebben opgebouwd. Zalms onmiddellijke besluit om het ,,schandalige'' gedrag van het agentschap in Amsterdam ,,tot op de bodem'' uit te laten zoeken door een onafhankelijke commissie onder leiding van voormalig Rekenkamervoorzitter Kordes, is de enige beslissing die op dit moment een beetje soelaas kan bieden. Hopelijk leidt het onderzoek van Kordes tot wat meer historisch besef over de wijze waarop Nederland na 1945 met zijn vervolgde landgenoten is omgesprongen. Gevreesd moet worden dat de onderste steen, die Kordes boven moet halen, tot meer aanleiding zal geven dan alleen een terugwaarts oordeel over een paar ambtenaren van het agentschap van Financiën.
|
NRC Webpagina's
10 DECEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |