M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Fiscaal voordeel voor investeringen in film
Door onze redacteur KAREL BERKHOUT
Dat staat in het eindrapport van een ministeriële werkgroep die de politiek voorstellen heeft gedaan om de investeringen in Nederlandse filmproducties fiscaal te stimuleren. De stimuleringsmaatregelen leveren mogelijk zo'n zeventienhonderd nieuwe banen op in de Nederlandse amusementssector. De financiële deelname van particuliere beleggers zou de betrokkenheid van het publiek bij de Nederlandse film vergroten. ,,De kern is dat het voor mensen met een behoorlijk inkomen - in de wandelgangen aangeduid als de tandartsen - aantrekkelijk moet worden 30.000 tot 100.000 gulden te steken in een Nederlandse film'', zegt F. Mittertreiner, fiscalist van amusementsbedrijf Polygram en lid van de werkgroep. In de werkgroep zitten naast vertegenwoordigers uit de filmwereld ambtenaren van de ministeries van Economische Zaken, Financiën en Cultuur. Het aantrekken van spaargelden van particulieren is een van de middelen waarmee de overheid de productie van Nederlandse speelfilms een gezonde economische basis wil geven. ,,Dit moet het vliegwiel in gang zetten'', zegt directeur film A. Heslenfeld van Polygram. Morgen worden ook de handtekeningen gezet voor het Telefilm-project, waarbij omroepen en filmmaatschappijen gezamenlijk zes Nederlandse films gaan maken. Hoewel met name Nederlandse documentaires, animatiefilms en ook kinderfilms al jaren van hoge kwaliteit zijn, blijft de filmsector als geheel tamelijk zwak. Het kleine taalgebied maakt het moeilijk om de (per definitie hoge) kosten van films terug te verdienen. Het aantal schermen in Nederland is kleiner dan waar ook in Europa, waardoor bioscoopexploitanten uitgebrachte films die niet snel aanslaan al kort na de start van het doek halen. De lage opbrengsten maken investeringen onaantrekkelijk, zodat er geen geld is om films te maken. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken werkt het kabinet aan een versterking van de filmbranche. Op termijn moet de sector op eigen benen kunnen staan, maar om de overgang naar een gezonde marktsector mogelijk te maken is nog wel overheidssteun nodig. Er komt onder meer een speciaal bureau dat de productie van films begeleidt, terwijl de overheid daarnaast wil bijdragen aan het startkapitaal voor filmprojecten. Met het oog op dat laatste kondigden minister Wijers (Economische Zaken) en de staatssecretarissen Vermeend (Financiën) en Nuis (Cultuur) afgelopen zomer een onderzoek naar fiscale stimulansen aan. Het eindrapport van deze werkgroep is vorige maand verzonden naar de Tweede Kamer en bevat de 'bouwstenen' voor een financieringsfaciliteit, die volgend jaar zijn definitieve vorm krijgt. 'Filmindustrie over dode punt' De werkgroep wil de film-investeerders gebruik laten maken van de regeling voor particulieren die het aandurven een risicovolle belegging te doen in zeeschepen. De 'zeeschipregeling' is erg populair onder vermogenden, die daarmee zeer grote bedragen kunnen aftrekken van hun belastbaar inkomen. Veel banken bieden de regeling aan als een beleggingsproduct. Ze behelst oprichting van een zogeheten commanditaire vennootschap, waardoor de deelnemende beleggers worden aangemerkt als ondernemer. Via zo'n cv zou de fiscus ook een particuliere investering in een filmproject gunstig kunnen behandelen. Beleggers zouden dan verliezen meteen kunnen aftrekken van hun inkomen. Dat is des te aantrekkelijker omdat ook wordt voorgesteld productiekosten meteen als verlies te mogen afschrijven. Daardoor krijgt de filmproducent aan het begin van het project contant geld in handen. De belegger heeft bij beëindiging van de vennootschap recht op een zogeheten stakingsverlies van maximaal 20.000 gulden. ,,Dat is heel aantrekkelijk. Iemand steekt 50.000 gulden in een film en mag meteen 30.000 gulden aftrekken. Later moet hij wel belasting betalen, maar bij beëindiging van het project kan het stakingsverlies worden afgetrokken. Zelfs als de film slechts quitte draait, levert een netto-investering van 20.000 gulden nog altijd 32.000 gulden op'', licht de fiscalist Mittertreiner toe. Voor de kleinere belegger wil de werkgroep een flinke vrijstelling. Wie nu belegt in een 'groen' beleggingsfonds mag de opbrengst aftrekken van de belasting. Wie belegt in de film zou deze investering tot een bedrag van 5.000 gulden geheel moeten kunnen aftrekken. Voor de belaste opbrengsten zou een extra dividendvrijstelling van 1.000 gulden gegeven moeten worden. In de ogen van de werkgroep staat zo tegenover de riskante belegging een hoge (mogelijke) opbrengst en wordt bovendien het publiek meer betrokken bij de Nederlandse speelfilm. De deelname van veel particulieren is ,,een belangrijke marketingtool'', die het bioscoopbezoek en de verhuur van videofilms kan stimuleren. ,,De financiële betrokkenheid zou dan derhalve gelijktijdig de knelpunten aan de productiekant (financiering) en de verkoopkant helpen oplossen'', heet het. De werkgroep heeft daarnaast een inventarisatie gemaakt van allerlei fiscale regelingen, die aangepast moeten worden voor de filmproductie. De Tante Agaath-regeling voor starters zou bijvoorbeeld moeten gelden voor filmproducties, die gezien kunnen worden als beginnende ondernemingen. ,,Het gaat erom dat de filmindustrie over het dode punt heenkomt'', zegt Tweede Kamerlid G. Ybema (D66), die nauw betrokken is bij versterking van de film: ,,We moeten economisch een kritische massa voor de film creëren.''
|
NRC Webpagina's
10 DECEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |