R A D I O & T E L E V I S I E
|
NIEUWSSELECTIE Televisie
|
O O G I N O O G :
Seedorf, Schalken, Siemerink
Door FRITS ABRAHAMS
Mart Smeets suggereerde het gisteravond in het hete Californië, nadat Siemerink voor de tweede maal een voorsprong van twee sets had verspeeld. ,,Waarom kunnen die Amerikanen wél een tandje hoger als het nodig is?'' vroeg hij aan Paul Haarhuis. Er ontstond een geprikkeld gesprekje, want Haarhuis geloofde niet in een mentale oorzaak. Siemerink was, volgens hem, vermoeid geraakt, waardoor de scherpte uit zijn spel was verdwenen. En Siemerink kan een groter talent als Agassi alleen verslaan als hij zijn allerbeste spel blijft spelen. Haarhuis heeft daarin geen ongelijk, maar toch had ik wel begrip voor de ergernis van Smeets. Misschien heeft dat met de voorspelbaarheid van het wedstrijdverloop te maken. Je zág Siemerink in een paar minuten compleet instorten en je wist het meteen: dit komt nooit meer goed. Vrijdagnacht stond Siemerink in de derde set tegen Courier opeens zó hopeloos te knoeien - drie dubbele fouten in één game - dat ik nog vóór het einde van die set moedeloos bedwaarts ben gegaan. Theoretisch kon hij nog gemakkelijk winnen, maar zijn lichaamstaal (hangende schoudertjes, holle ogen, ja zelfs de wangen lijken bij Nederlandse sporters opeens te kunnen invallen) sprak troosteloze boekdelen. Als ook de dubbelspelers het hadden laten afweten, was het voor NOS Sport wel een heel sneue expeditie geworden. Kosten noch moeite waren gespaard: twee wedstrijdcommentatoren, een interviewer, een presentator. Als het om de journalistieke begeleiding gaat, kunnen we die Amerikanen tegenwoordig gemakkelijk aan. Wie zei ook weer dat ze in Amerika de sport altijd zo professioneel op de buis brengen? De beeldregie leek nergens naar: herhalingen die te lang duurden, en zelden herhalingen van discutabele punten. Er was dit weekeinde meer live-televisie die kon boeien. VARA's Het Lagerhuis blijft een aanwinst voor wie wil meedenken over de hot issues van de afgelopen week, maar de aardigste discussie zat dit keer in Buitenhof. Daarin praatten de schrijvers Margriet de Moor, Bas Heijne en Anil Ramdas over de stelling van laatstgenoemde dat de Nederlandse schrijvers zich te weinig inlaten met de positie van de migrant. ,,Je ziet Nederland op allerlei plekken veranderen'', aldus Ramdas, ,,maar niet op redacties, in directievertrekken en in de literatuur.'' Hij kreeg weinig bijval van zijn twee collega's. ,,Een schrijver is geen socioloog of antropoloog'', zei De Moor. ,,Jouw argumenten zijn niet literair, maar moreel.'' ,,Zijn artikel hierover was niet alleen verwijtend, maar ook beschuldigend'', zei Heijne. ,,Hij gaat uit van een bijna sociologische, journalistieke literatuuropvatting. Voor mij hoeft een schrijver maatschappelijk niets.'' De journalistiek bracht het er in Ramdas' ogen beter vanaf. ,,Die is zich wél bewust van de kleurverandering. De enige plek waar dat niet gebeurt, is het heilige huisje van de schrijver.'' Heijne schudde het hoofd: ,,De buitenwereld is voor de journalistiek, de binnenwereld voor de literatuur.'' En De Moor: ,,Jij wilt heel snel resultaat. De literatuur heeft een lager tempo.'' ,,Schrijvers zijn traag'', bevestigde Ramdas, ,,maar na een kwart eeuw mag er toch wel iets gebeuren.'' Margriet de Moor zou wel eens gelijk kunnen krijgen. Van de al wat oudere, gevestigde schrijvers kun je bezwaarlijk verwachten dat ze in een hun wezensvreemde thematiek duiken. Hun binnenwereld is te weinig gekleurd door de buitenwereld-van-nu. Voor de volgende schrijversgeneratie zal dat anders liggen. T V V O O R A F : Jazzmusici zijn keihard werkende mensen
Door FRANS VAN LEEUWEN
Ze gaan niet met vakantie, hebben naast muziek geen hobbies of passies, vrouwen spelen in hun leven geen rol, behalve misschien in de verte hun moeder. De in Texas geboren trompettist Roy Hargrove debuteerde op zijn 17e op het Haagse North Sea Festival en kwam daar sindsdien elk jaar terug. Hij is inmiddels 27 en staat op minstens evenveel cd's omdat hij tegen werk blijkbaar geen 'nee' kan zeggen. Als hij niet in de studio staat is hij op toernee, meestal in Europa en Japan. Wat doet Hargrove als hij een eens thuis in New York is en niet bezig met werk? Bijkomen, slapen en misschien een keertje naar de bioscoop. Zijn grote ambitie is spelen met een big band, vertelt de commentaarstem van Aad Bos nadat we Hargrove met zijn sextet aan het werk hebben gezien op 'het' North Sea van '96. Je ziet hem overleggen met iemand van zijn management en verwacht de vervulling van deze droom, maar niets daarvan, de documentaire vervolgt met hetzelfde concert. Dromen zijn bedrog, dat lijkt de boodschap, en jazzmuziek is alledaagse business. Veel van Hargrove's voorbeelden in de jazz-trompettistiek hebben nauwelijks van hun werk kunnen leven maar die hadden misschien geen gevoel voor de markt. ,,In the music world today everything is retro'' vertelt Hargrove, ,,a celebration of the past'' en even later zien we hem 'My Foolish Heart' spelen, de titelsong van een sentimentele zwart-wit bioscoopfilm uit '49. Zelf doet hij niet aan romantische dwaasheid, hij heeft het te druk met omzet maken, net als de anderen uit de serie: gitarist Bill Frisell en de rietblazers Courtney Pine en James Carter. Twee vragen tot slot. Weerspiegelen deze portretten de realiteit of wilden deze vier mannen graag zo op de foto? Of was het de behoefte van Hans Hylkema te laten zien dat jazzmusici, anders dan wat oude mythes willen, geen doodsdriftige romantici zijn maar keiharde werkers, zeg maar rustig workaholics?
Jazzportretten: Roy Hargrove. NPS, Ned 3. 20.30-21.29u.
|
NRC Webpagina's
7 APRIL 1997
|
Bovenkant pagina |