U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Brand Volendam

Nieuws

Onderzoek

Brand in Het Hemeltje

Achtergrond

Links

Een week later


VOLENDAM IS een week na de ramp volop gedompeld in rouw, maar de juridische machinerie is al in beweging gekomen. Er is een strafrechtelijk vooronderzoek ingesteld tegen de eigenaar van het rampcafé en zijn dochter/bedrijfsleider. De letselschade-advocaten zijn neergestreken op het zwaargetroffen dorp, al heet hun uitvalsbasis voorlopig een 'informatiepunt'.

Het komt allemaal nogal cru over, maar dat geldt toch vooral de beperkingen van het recht. Hoe vertaalt men nu al tien jonge mensenlevens in een strafrechtelijk verwijt? De maximumstraf voor schuld aan een dodelijke brand is één jaar. En wat is de prijs van het onvoorstelbare leed van brandwondenslachtoffers, om maar te zwijgen van gederfde levensvreugde? In de Nederlandse traditie hebben dergelijke vragen lang geleid tot verzet tegen de toekenning van smartengeld. Daarin is een kentering opgetreden. Terecht, want geld maakt wel degelijk verschil uit bij de praktische opvang van de gevolgen van dramatisch en blijvend letsel. Het doet er dan minder toe of er sprake was van opzet dan wel vormen van slordigheid. Een reden om ook aan deze laatste variant financiële consequenties te verbinden. Er wordt nu wel gesproken van een 'claimcultuur', maar als er één ding bleek uit de nota die minister Korthals (Justitie) in 1999 over dit fenomeen uitbracht, dan was het dat het te vroeg is om daartegen in Nederland in het geweer te komen. Veeleer is nog sprake van het inhalen van "een juridisch tekort", zoals de bewindsman het heeft uitgedrukt in het breder verband van de juridiseringsdiscussie.

WAAR HET OM GAAT is dat het werkelijkheidsgehalte van de schadevergoeding behouden blijft. Dus niet de punitive damages - schadevergoeding met een boetekarakter - die een belangrijke motor zijn gebleken voor de 'Amerikaanse toestanden' die ons als afschrikwekkend voorbeeld worden voorgehouden. Er is geen reden aan te nemen dat de Nederlandse rechterlijke macht daar oren naar heeft.

Voor Nederlandse rampen als Volendam (en ook Enschede) is eerder de vraag hoe de enormiteit van de individuele schades valt te verhalen. Het is duidelijk dat een caféhouder, hoe de schuldvraag uiteindelijk ook uitvalt, daartegen niet is opgewassen. De aandacht richt zich dan ook al gauw op de overheid die wellicht door nalatigheid heeft bijgedragen aan een situatie waarin de ramp kon ontstaan. Dat is een reële vraagstelling. Maar het kan niet zo zijn dat bijvoorbeeld een gemeente als vangnet dient voor individueel niet te verhalen schade. Het blijft een kwestie van toerekening - en die kent zijn beperkingen. Hoe vreselijk de gevolgen ook zijn.

Als het om typische overheidstaken zoals vergunningbeleid en -handhaving gaat, is een strafrechtelijk verwijt in elk geval uitgesloten, zoals het openbaar ministerie ( OM) in het geval van Volendam al te kennen heeft gegeven. Deze stellingname sluit aan bij een richtinggevende uitspraak van de Hoge Raad, vrijwel op de kop af drie jaar geleden. Er is wel gezegd dat een overtreding bij een exclusieve overheidstaak eigenlijk erger is dan bij activiteiten die ook door anderen kunnen worden verricht. De Hoge Raad heeft daar niet aan gewild. Professorale pogingen om met behulp van "medeplichtigheid aan schuld" tóch een strafvervolging van de gemeente te construeren zijn dan ook weinig plausibel.

HET OPENBAAR ministerie heeft op zichzelf wel forse kri tiek op de handelwijze van het gemeentebestuur ten aanzien van het rampcafé. De overheid signaleerde zelf een levensgevaarlijke situatie, maar toonde een overmaat aan coulance. Burgemeester IJsselmuiden heeft zich deze kritiek aangetrokken en zijn functie (en die van zijn wethouders) ter beschikking gesteld van de gemeenteraad. De raad heeft vooralsnog voorrang gegeven aan de bestuurlijke opvang van de ramp. Het was niet erg handig van een geroutineerd bestuurder als commissaris van de koningin Van Kemenade om burgemeester IJsselmuiden daarmee voor het front van televisiekijkend Nederland telefonisch te feliciteren. Maar begrijpelijk is zo'n steuntje in de rug wel. Als het maar niet een opstekertje wordt. Gezien de ernst van de kritiek kan deze niet te lang boven het lokale bestuur blijven zweven, zelfs niet als alle ogen tijdens de bittere nasleep daarop vooreerst zijn gericht. Het uitsluiten van strafzaken tegen overheden werd door de Hoge Raad drie jaar geleden mede gemotiveerd met een beroep op het primaat van de politieke verantwoordelijkheid. Deze moet dan ook volop worden gerealiseerd. Dat geldt met name voor de burgemeester. Diens status van benoemd en niet verkozen bestuurder wordt mede verdedigd door de noodzaak om iemand te hebben die de handen vrij heeft om zonodig de plaatselijke horeca aan te pakken. Zeker in kleine gemeenten.

DAT KAN EEN burgemeester natuurlijk niet allemaal zelf doen. Maar dan geldt bij uitstek het Carrington-beginsel dat de hoogste gezagsdrager de uiteindelijke verantwoordelijkheid heeft. Ondanks - juist dóór - alle verdiensten.

NRC Webpagina's
8 januari 2001

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad