Jozias van Aartsen, van Haags zondagskind tot geslagen minister
Schoktherapeut in een mooi Haags streepjespak
Door J.M. Bik
Minister Jozias van Aartsen van Buitenlandse Zaken werd als jeugdige VVD'er
al geprezen om zijn daadkracht en dossierkennis. Nu, na bijna een kwart eeuw
in Den Haag, groeit de kritiek op hem.
Zou dat niet een tikje overdreven zijn? Zou iemand die een kwart eeuw bijna
alles wat hem te doen stond goed deed, die zomer 1998 onder veel hosanna's
als een daadkrachtig saneerder en varkenspestbestrijder van Landbouw kwam
en als besluitvaardige nieuwe chef werd verwelkomd op Buitenlandse Zaken,
zou die man twee jaar later nergens meer voor deugen? Is hij, zoals media
de afgelopen maanden praktisch eenstemmig en in vaak dezelfde bewoordingen
en aan de hand van dezelfde voorbeelden meldden, echt iemand voor wie maar
een bananenschil hoeft te worden neergelegd of hij zoekt hem op om er, liefst
in aanwezigheid van een groep fotografen, over uit te glijden?
Is de 52-jarige VVD'er Jozias van Aartsen, want over hem gaat het hier,
een ,,minister van blunderzaken'' (Algemeen Dagblad), die met een ,,wonderlijke
stuntellijst'' (Vrij Nederland) intussen de ,,neergang van een zondagskind''
doormaakt (Elsevier)? Iemand die intussen met recht vrij geregeld te gast
is in de Volkskrant-columns van Jan Blokker en die wat de Groene Amsterdammer
betreft mag terugzien op ,,een carrière vol blunders''?
Of waren sommige blunders soms eenvoudig geen blunders, zoals in een aantal
gevallen te verdedigen is, maar blijven ze niettemin behoren tot het kritische
refrein dat vooral uit de bovenste bladen van de archiefmappen is ontstaan
en nijver wordt rondgezongen? Te denken is daarbij bijvoorbeeld aan de allang
weerlegde verwijten als zou hij 23 maart 1999 in de Tweede Kamer te vroeg
over de die dag begonnen Navo-luchtacties tegen Servië hebben gesproken
of daarover vooraf niet goed hebben gecommuniceerd met premier Kok.
Te denken is ook aan de kritiek die de meerderheid van de Kamer en de media
begin september 1999 hadden op de ,,passieve'' houding van Nederland als voorzitter
van de Veiligheidsraad in de kwestie-Oost-Timor. Aan het einde van die maand
bleek dat Van Aartsen en VN-ambassadeur Van Walsum in die zaak heel behoedzaam
hadden geopereerd om de onmisbare instemming van de Indonesische regering
te krijgen voor een VN-interventie op Oost-Timor. Juist die behoedame aanpak
zorgde voor een succes, maar desondanks blijft de behandeling van de kwestie-Oost-Timor
in dat kritische refrein voorkomen. Zo zijn er wel meer voorbeelden te noemen
van kritiek die eigenlijk achterhaald is maar toch is blijven klinken.
Na aftrek van zulke voorbeelden blijft er trouwens nog best wat over om
te kritiseren. Waarbij komt dat inmiddels is gebleken dat Landbouw een paar
fikse (Europese) rekeningen heeft overgehouden aan de saneerder en varkenspestbestrijder
Van Aartsen.
Mensen die hem goed kennen bevestigen dat Van Aartsen vaak lang wacht tot
hij positie kiest maar dan zeer outspoken kan zijn, zelfs als dat qua thema
of tijdstip ontactisch is. Voorbeeld daarvan was zijn openlijke verzuchting,
een paar maanden na zijn aantreden op Buitenlandse Zaken, dat hij daar wat
wilde doen aan de bestaande ,,sleetse'' carrièremodellen. En daarbij
een moderner personeelsbeleid zoals bij Shell en Unilever aanprees. Misschien
was daarvoor wel wat te zeggen, maar door het zó te zeggen kreeg hij
in één klap zijn halve ministerie op de kast.
Schoktherapie? Wellicht. In elk geval zei een hoge ambtenaar begin vorige
week dat de sfeer op het departement en de dossierkennis van de minister intussen
zeer verbeterd zijn. En voorts dat de beleidsmedewerkers opgelucht zijn nu
de minister de naar de VN in New York overgeplaatste secretaris-generaal Van
den Berg, de apostel van de herijking en van ,,beheer'' in plaats van ,,beleid'',
niet heeft gevraagd te blijven maar hem verving door de creatieve diplomaat
Frank Majoor. ,,Hij vindt het werk leuk en is nu overtuigd van de kwaliteit
van zijn medewerkers, hij prijst hun kennis zelfs aan bij het bedrijfsleven
dat plannen in het buitenland heeft'', zegt een diplomaat.
Ander voorbeeld vormde een jaar geleden zijn waarschuwing voor het emotionele
,,CNN-effect'' dat op de snelle gang van het medianieuws kan volgen maar dat
voor het Buitenlands beleid geen maatstaf kan zijn, wat niet zo gek lijkt.
Maar die opvatting zou bij een deel van de journalistieke beroepsgroep, die
bij zulke observaties zelden veel incasseringsvermogen vertoont, kwaad bloed
zetten. Wie weet heeft dat hier en daar óók meegeteld, de afgelopen
maanden. De hoge ambtenaar van hierboven daarover: ,,Hij durft. Als hij eenmaal
ergens een oordeel over heeft, spreekt hij dat ook uit en dat trekt in Nederland
nu eenmaal aandacht''.
Jozias van Aartsen is enigszins getekend door wat zijn vader in de politiek
beleefde. Hij is bijna 13 wanneer hij op de publieke tribune van de Tweede
Kamer zit, eind 1960. Twee dagen voor kerst, na een langdurige vergaderdag,
komt zijn vader ten val als minister van volkshuisvesting. Van Aartsen senior
is jurist, lid van de ARP, was ambtenaar op Landbouw in de jaren dertig, na
de oorlog negen jaar wethouder in Den Haag (economische zaken) en zat tussen
1958 en 1965 in vier kabinetten. Nadien zou hij nog commissaris van de koningin
in Zeeland worden. Het steekt hem zeer dat uitgerekend de bevriende ARP-fractie,
waarmee die avond een stevig glas gedronken is, hem met een kritische woningbouwmotie
tot aftreden brengt. Die zogeheten ,,jenevercrisis'' wordt een paar dagen
later weggelijmd, en vader Van Aartsen zal nog tot 1965 minister blijven.
Maar bij hem thuis zal de klap nog jaren natrillen. Bijna dagelijks zelfs,
want thuis wordt veel over politiek gesproken. Vooral moeder Van Aartsen,
die na 1960 VVD gaat stemmen, zal de ARP nooit vergeven wat haar man is overkomen.
En ook de jonge Van Aartsen neemt dan al enige afstand van confessionele politiek.
Vele jaren later staat hij, dan minister van Landbouw, na een spannend maar
goed afgelopen debat opgelucht met een groot glas in perscentrum Nieuwspoort.
,,Een driedubbele borrel?'', vraagt iemand. ,,Nee, ik geloof niet in jenever
bij de politiek'', zegt hij, plotseling eventjes ernstig.
Na het christelijk gymnasium, waar hij een dikkige, onopvallende leerling
is die één keer blijft zitten, gaat Van Aartsen in 1966 rechten
studeren aan de Vrije Universiteit. Hij gaat in die dagen al even keurig gekleed
als vandaag en is ook overigens een nogal vormelijke jonge heer uit Den Haag,
die in het dan roerig-progressieve Amsterdam als aankomend liberaal vrij eenzaam
is en als student weinig uitvoert. Hij voelt meer voor praktisch werk in de
politiek en ziet het als een uitkomst wanneer zijn vader hem in 1970 -
via de vroegere collega-minister Toxopeus - aan een baantje bij de VVD-fractie
in de Tweede Kamer helpt.
Er volgen een paar belangrijke en vormende jaren voor Van Aartsen, die
bij de VVD ideologisch én menselijk een home away from home zal vinden.
Hij doet er zelfvertrouwen op doordat hij er de intimus wordt van het toenmalige
politieke natuurtalent Hans Wiegel, die in 1971, dertig jaar oud, met 9 tegen
7 stemmen de strijd om het fractieleiderschap van oud-staatssecretaris Vonhoff
wint en de VVD in de jaren daarna aan een ongekende groei zal helpen. De velden
staan rijp om te oogsten: kinderen van de kinderen van de na-oorlogse geboortegolf
worden kiesgerechtigd, Nederland ontzuilt en deconfessionaliseert. Bovendien
raakt het aardig welvarend, zodat veel gedeconfessionaliseerde kiezers niet
naar links, zoals de progressieven verwachten, maar naar rechts schuiven.
Qua leeftijd en politiek gevoel horen Wiegel en Van Aartsen bij elkaar
in de niet meer zo jonge VVD-fractie. Qua breeding, karakter en dossierkennis
is de bedachtzame ministerszoon Van Aartsen heel complementair aan de intuïtieve,
extraverte meubelmakerszoon Wiegel, die in het lezen van parlementair drukwerk
niet zijn grootste hobby ziet.
Wiegel daarover nu: ,,Je had toen nog maar weinig fractiemedewerkers, een
Kamerlid deed alles zelf. Jozias werd vanzelf mijn rechterhand, mijn verhalen
schreven we met zijn tweeën.'' Met het jasje uit, als wijlen zijn voorbeeld
senator Van Riel met een dikke sigaar in de ene hand en de andere hand op
de rug beent Wiegel heen en weer om te laten zien hoe dat ging. Bijvoorbeeld
toen zij in 1972 samen in zijn buitenhuisje in het Friese Ee in een paar dagen
een VVD-urgentieprogramma schreven. ,,Met grote vellen papier op de grond,
ik was 31, hij 24, ik riep wat en als dat niet klopte, riep Jozias wat terug
en dan hadden we weer een hoofdstuk, dat waren fantastische operaties''.
Leo Rhijnsburger, toentertijd fractievoorlichter, weet zich nog te herinneren
dat Wiegel ,,steeds meer op Jozias ging leunen''. ,,Ze waren een soort twee-eenheid,
Jozias was medewerker maar er was verder niemand in de fractie die hem opdrachten
gaf. Hij was al jong soms ook een soort crisismanager. Ik herinner me dat
er eens problemen dreigden met een fractielid dat in grote psychische problemen
zat en ergens in het land onverstandige dingen aan het doen was. Van Aartsen
ging daarheen met medicijnen, nam de man mee en wist journalisten die er weet
van hadden te bewegen er niet over te schrijven. Hij is na die akelige studententijd
aan de VU echt opgebloeid. In die dagen leerde hij ook zijn latere vrouw Henriëtte
kennen, die op het partijbureau was komen werken. Kenmerkend voor Jozias was
dat wij maanden later pas doorkregen dat die twee wat met elkaar hadden''.
Deze Henriëtte zou voortaan Van Aartsens belangrijkste klankbord zijn.
Ruim twintig jaar later, wanneer hij minister is op Landbouw, het departement
waar zijn vader ooit begon, zou zij daar zelfs de bijnaam Hillary krijgen.
Wat goed is, komt snel. Dat geldt in de politiek vaak net zo als in de
wereld van de sport. In 1974 wordt Van Aartsen directeur van de Teldersstichting,
het wetenschappelijk bureau van de VVD. In '79 wordt hij op Binnenlandse Zaken,
Wiegel is daar dan minister, chef van het bureau van de secretaris-generaal.
Zes jaar later is Van Aartsen zelf secretaris-generaal (tot 1994). Hij dient
er zes ministers: Van Thijn, Rood, Rietkerk, De Korte, Ien Dales en weer Van
Thijn die allen hoog opgeven van de loyaliteit en kundigheid van hun hoogste
ambtenaar. In 1986 weigert hij de tussentijds overleden partijgenoot Rietkerk
op te volgen, in '92 volgt een eerste grote tegenslag wanneer een sollicitatie
mislukt naar het burgemeesterschap van Utrecht. Ernstiger misschien nog is
het oordeel van de vertrouwenscommissie, die hem afwimpelt als ,,typisch Haags-ambtelijk''
en ,,theoretisch afstandelijk'' en betwijfelt of hij beschikt over ,,voldoende
bestuurlijke ervaring''. Intussen begint de tijd voor een overstap naar de
politiek te dringen. Van Thijn begrijpt twee jaar later daarom goed waarom
Van Aartsen zo opgelucht klinkt als hij aan de telefoon meldt dat hij minister
van Landbouw wordt: ,,Hij was al tien jaar secretaris-generaal. Wat moest
hij verder?'' Wiegel, die net zo'n telefoontje kreeg, herinnert zich: ,,Op
Landbouw?, vroeg ik verbaasd, en toen schoten we alletwee in de lach''.
Partijgenoot Henk Koning, die als lid van de Tweede Kamer Van Aartsen al
had meegemaakt en als staatssecretaris Binnenlandse Zaken weer met hem te
maken kreeg: ,,Hij heeft durf, zonodig pakt hij door, dan aarzelt hij niet.
Wiegel en ik wilden BiZa beter op de kaart krijgen als coördinerend ministerie
voor de lagere overheden. Dat heeft hij als secretaris-generaal knap doorgezet.''
De latere voorzitter van de Algemene Rekenkamer, nu met pensioen, geeft nog
een voorbeeld: ,,Jarenlang was er gesteggeld over de vraag of de president
van de Rekenkamer, die betaald werd als een staatssecretaris, niet net als
de vice-president van de Raad van State, de ombudsman, de president van de
Hoge Raad en de procureur-generaal daar, een ministerssalaris moest krijgen.
Op een gegeven moment was Jozias dat zat en drukte hij het er gewoon door''.
Rein-Jan Hoekstra, lid van de Raad van State en daarvoor op Algemene Zaken
als secretaris-generaal (1986-1994) collega van Van Aartsen, kon ondanks zakelijke
meningsverschillen goed met hem overweg. ,,Bestuurlijk kende hij zijn zaakjes
uitstekend, hij kan goed analyseren. Of hij goed kan luisteren, zoals iedereen
zegt? We hadden soms natuurlijk wel concurrerende ambities over departementale
taken of staatkundige kwesties'', zegt Hoekstra. En, voegt hij daar mooi Haags
omfloerst aan toe, ,,dan wilde hij soms wel wat unilateraal opereren''. Anders
gezegd: dan zette hij zijn hakken in het zand.
Van Aartsens politieke godfather Wiegel beval hem najaar 1997 in een gesprek
met deze krant al op een hem kenmerkende manier aan voor Buitenlandse Zaken.
Namelijk ,,omdat hij buitenlandse contacten interessant vindt, zijn talen
spreekt en mooie streepjespakken aan heeft''. Wiegel heeft voor vandaag weer
een advies voor zijn langzamerhand wat aangeslagen partijvriend: ,,Jozias
moet zich niet ongerust maken maar af en toe het raam openzetten en naar buiten
kijken. Al die kritiek gaat wel weer over, dat kan heel snel gaan''. Zou het
werkelijk? ,,Ja hoor'', weet hij zeker, en geeft er een royale grijns bij.
Curriculum Vitae
Geboren op 25 december 1947 in Den Haag
1959-'66 Christelijk Gymnasium (a), Den Haag
1966-'70 studie rechten aan de Vrije Universiteit (niet voltooid)
1970-'71 medewerker VVD-fractie in de Tweede Kamer
1971-'74 ambtelijk secretaris VVD-fractie
1974-'79 directeur Telders-stichting, wetenschappelijk bureau VVD
1979-'83 chef de bureau secretaris-generaal Binnenlandse Zaken
1983-'85 plaatsvervangend secretaris-generaal Binnenlandse Zaken
1985-'94 secretaris-generaal Binnenlandse Zaken
1994-'98 minister van Landbouw
1998- .. minister van Buitenlandse Zaken.
Van Aartsen is gehuwd met Henriėtte Warsen, het echtpaar heeft drie kinderen.