U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
     
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 TECHNOLEASE

 NIEUWS &
ACHTERGRONDEN

 DISCUSSIE &
OPINIE

 KAMERSTUKKEN

Kamer volstaat met kort onderzoek technolease
Door onze redacteuren CEES BANNING en TOM-JAN MEEUS
Een werkgroep uit de Tweede Kamer hoort waarschijnlijk op 20 mei premier Kok en drie oud-bewindslieden over hun betrokkenheid bij het besluit Philips in 1993 een technolease te gunnen.

DEN HAAG, 7 MEI. Op het eerste gezicht is het een aansprekend affiche. De oud-ministers Kok (Financiën, nu Algemene Zaken), Lubbers (Algemene Zaken), Andriessen (Economische Zaken) en voormalig staatssecretaris Van Amelsvoort (Financiën) zullen, als het kan op 20 mei, door een werkgroep uit de Tweede Kamer worden gehoord over hun betrokkenheid bij het besluit in 1993 Philips een technolease toe te kennen.

Dit werd gisteren bekendgemaakt door een werkgroep uit de Tweede Kamer onder voorzitterschap van de geroutineerde CDA-afgevaardigde Wolters. Samen met zijn minder ervaren collega's Kamp (VVD), Giskes (D66) en Witteveen (PvdA) kwam hij na een korte vergadering tot de conclusie dat de opdracht die de werkgroep van de Kamer kreeg met deze vier verhoren vermoedelijk afdoende kan worden vervuld. Dat wordt dus een kort onderzoek.

Voor de werkgroep staat ter beantwoording de vraag of Van Amelsvoort destijds de Kamer correct heeft ingelicht over de Philips-technolease. Deze constructie behelsde dat Philips technologische kennis à 2,8 miljard gulden aan de Rabobank verkocht en over tien jaar weer terugleasde. Philips ontving zo een bedrag ineens van 600 miljoen en de Rabobank mocht de koopsom van 2,8 miljard over tien jaar van de winstbelasting aftrekken. Geschatte opbrengst voor de bank aan fiscale claims was 1,1 miljard gulden.

Van Amelsvoort, zo is inmiddels wel duidelijk geworden, voelde destijds weinig voor de constructie. De belastingdienst was mordicus tegen. Tot driemaal toe werd de technolease afgewezen omdat de inspectie Grote Ondernemingen in Amsterdam meende dat de wet- en regelgeving een dergelijke faciliteit niet mogelijk maakte. Philips en de Rabo begonnen daarop een lobby in Den Haag, onder meer met het argument dat ,,Philips op instorten stond'', zoals toenmalig PvdA-fractievoorzitter Wöltgens afgelopen februari zei.

De ministers Andriessen en Lubbers zetten zich actief in ter verdediging van de Philips-technolease. En nadat Van Amelsvoorts hoogste ambtenaar, directeur-generaal der Belastingen Van Lunteren, op 8 juli 1993 nog aan Philips liet weten dat de belastingdienst de constructie bleef afwijzen, werd op 9 juli, in Lubbers' Torentje, alsnog besloten de bocht te maken.

Aanwezig daar waren, naast de premier, Andriessen, Kok, Van Amelsvoort, Vos (PvdA-Kamerlid) en Brinkman (toen CDA-fractievoorzitter). Beslissend bleek een inderhaast door Andriessen gevraagd advies van de Tilburgse fiscaal deskundige Van Dijck, die het oordeel van de belastingdienst niet deelde.

Vragen bij deze gang van zaken zijn de laatste maanden genoeg gesteld. Waarom was de belastingdienst tegen? Stond Philips werkelijk op instorten, ondanks de verkoop april 1993 van een Japanse deelneming à 4 miljard gulden? Welke positie nam toenmalig PvdA-Kamerlid Vermeend in? Waarom lobbyde de Rabo veel actiever dan Philips? Hoe kon Andriessen fiscaal advies vragen aan Van Dijck hoewel de belastingdienst niet tot zijn competentie behoorde? Beschikte Van Dijck over een ,,onvolledig dossier'', zoals Van Amelsvoort later schreef? Wat was de reden op 8 juli de Philips-technolease nog af te wijzen? Konden de geschatte fiscale voordelen van de Rabo bij de bewindslieden redelijkerwijs onbekend zijn?

Interessant is dat deze vragen geen voorwerp van de parlementaire aandacht zijn. Mogelijk kwamen ze aan de orde in vertrouwelijk overleg dat de Kamer recentelijk met het kabinet voerde. Feit is dat de werkgroep-Wolters zijn interesse beperkt tot de gang van zaken van enkele maanden later, op 14 oktober 1993. Toen informeerde Van Amelsvoort de Tweede Kamer - alweer vertrouwelijk - over de Philips-technolease.

Dit gebeurde nadat minister Andriessen 8 oktober 1993 verklapte dat het kabinet Philips te hulp was geschoten. Weliswaar waren het de makers van het VPRO-programma Argos die de inhoud van de technolease onthulden, maar Andriessen zette ze op het spoor. ,,Ik heb wel wat voor Philips gedaan, dat is waar'', zei de minister in de uitzending. Een andere invalshoek overigens dan dit voorjaar, toen Andriessen zich op het standpunt stelde dat technolease niets bijzonders is en slechts een reguliere toepassing van de belastingwetgeving.

Na Andriessens uitlatingen werd Van Amelsvoort in de Kamer gevraagd of ook andere firma's van technolease gebruik konden maken. Voor zover bekend (het ging om vertrouwelijk overleg) gaf Van Amelsvoort een dubbelzinnig antwoord. Hij had een werkgroep geïnstalleerd die criteria voor technolease moest opstellen en zou nieuwe verzoeken van geval tot geval behandelen, dit alles in het licht van het beginsel van gelijke behandeling. Voor het Kamerlid Van Rey (VVD), die het onderzoekje van de werkgroep-Wolters afdwong ondanks tegenzin van de andere grote fracties, was dat laatste element beslissend.

Zeker nu brieven van Van Amelsvoort zijn uitgelekt waaruit helder blijkt dat de toenmalige staatssecretaris, belast met de leiding over de belastingdienst, niet in het minst van plan was na Philips nog eens een technolease toe te staan. In verwijzing naar het Torentjes-overleg van 9 juli 1993, toen de kogel door de kerk ging, schreef hij op 13 juli een brief aan Lubbers, Andriessen en Kok waarin hij vastlegde dat alle in dat overleg aanwezige politici (naast hijzelf Lubbers, Kok, Andriessen, Brinkman, Vos) ,,overeenstemming'' hadden bereikt over ,,het eens maar nooit weer''. Door Haagse belanghebbenden is de laatste tijd opgemerkt dat Van Amelsvoort hiermee slechts wilde zeggen dat hij de (rommelige) procedure niet nog eens wilde meemaken. De letterlijke tekst van de brief laat geen ruimte voor die interpretatie. Er staat ook dat Van Amelsvoort naar aanleiding van het overleg van 9 juli ,,ervan af heeft gezien het 'eens maar nooit weer'-principe uit te werken. Echter, ik ga ervan uit dat de minister van Economische Zaken Rabo zal uitnodigen dat zij niet opnieuw met deze constructie of varianten daarvan zal komen''.

De Vlaamse ambtenaren van EU-commissaris Van Miert, die deze brief ook kennen, noemen dit informeel het bewijs dat hier sprake was van, wat zij noemen, een ,,pak-op-maat''. Een maatpak dus, een regeling exclusief voor Philips en daarom in strijd met de Europese regels, steun aan een individuele onderneming.

Het is een mogelijke achilleshiel van de parlementaire aandacht voor de Philips-technolease. Als de werkgroep-Wolters tot de conclusie zou komen dat Van Amelsvoort de Kamer onjuist of onvolledig heeft ingelicht, geeft de Kamer Brussel wel erg veel argumenten in handen voor de conclusie dat Philips en de Rabo ten onrechte zijn bevoordeeld. Met alle financiële consequenties van dien.

De mogelijkheden die schade te beperken zijn niet groot. Een voordeel is wellicht dat de werkgroep voor driekwart bestaat uit leden van fracties die geen onderzoek naar de technolease wilden. Met instemming van die fracties betoogde minister Zalm in een recent vertrouwelijk overleg met de Kamer dat het schrijven van Van Amelsvoort aan zijn collega's een zogenoemde 'blauwe brief' betrof. In de Haagse mores zijn dat los van ambtenaren geformuleerde particuliere opvattingen van bewindslieden en dus, volgens het jargon, 'niet beleidsrelevant'. J. van den Berg, hoogleraar parlementaire geschiedenis, vindt die redenering ,,onzin''. De werkgroep-Wolters hoeft het daar evenwel niet mee eens te zijn.

Gisteren werd namens de werkgroep gemeld dat zal worden gestreefd naar een ,,maximaal mogelijke openheid''. Hier zit de tweede mogelijkheid: de te horen bewindslieden alsnog ten dele vertrouwelijk ondervragen. De werkgroep heeft het dilemma evenwel voorlopig aan het kabinet voorgelegd door te vragen de brieven van Van Amelsvoort van 13 juli 1993 alsnog openbaar te maken. De regie is dus aan het kabinet. Dat mag van de werkgroep bepalen of het zin heeft haar affiche ook aan te plakken.

NRC Handelsblad, 7 mei 1997

NRC Webpagina's
mei 1997

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad