Een reconstructie van de val
van Srebrenica; Het demasqué
van Dutchbat
De Nederlandse VN-soldaten van Dutchbat zijn veilig terug. Hebben
zij echt al het mogelijke gedaan om de val
van Srebrenica te voorkomen
en de bevolking te beschermen, zoals minister Voorhoeve zegt? De
aanwijzingen groeien dat er onder hun neus massamoord is gepleegd. De
laatste dagen van Srebrenica: over een ongelukkig Nederlands salvo op
moslim-strijders, de wilde rit naar de basis en de honderden lijken in
de berm.
Harm van den Berg en Frank Westerman
|
|
Telkens als het bos beweegt ratelen de mitrailleurs. Met een
gerinkel van koper op asfalt rollen de hulzen naar de kant van de weg.
“Geef je over!” roepen de soldaten tegen de struiken. Hun gezichten
staan net zo gespannen als hun kalasjnikovs.
Onder in beeld van deze nimmer vertoonde videofragmenten verschijnen
datum en tijd: 13 juli, 16 uur 12. Srebrenica is 48 uur eerder gevallen.
Zo'n tienduizend moslims proberen door de bergen te ontkomen naar het
zestig kilometer verderop gelegen Tuzla. Maar in het dal van de Jadar
bij het gehucht Konjevic Polje wacht hen een hinderlaag van
Serviërs met bijthonden en pistolen in de aanslag.
Twee jongens, leunend op elkaars schouder, zien geen uitweg meer en
geven zich over. 'Die kant op' gebaren de geweerlopen. Zwijgend stappen
ze over een in trainingsjack gehuld lijk en verdwijnen uit beeld. De
cameraman vraagt aan een bejaarde man of hij bang is. Wat zal hij
zeggen? Zijn ogen schieten over de verspreid in het gras liggende plunje
- tassen, schoenen, foto's - van moslims die in dezelfde val
zijn
gelopen. “Wie zou er niet bang zijn als-ie in mijn schoenen stond?”
zegt hij als de bewakers hem bij z'n ellebogen afvoeren.
Servische soldaten, behangen met een sjerp van patronen, spelen met een
pistool. Klik-klak, magazijn eruit, magazijn erin. Ze richten op iets of
iemand, en net als je als kijker je billen samenknijpt in afwachting van
de knal, zwenkt de camera naar een menigte van honderden halfblote
mannen op een voetbalveldje. “In totaal hebben onze strijdkrachten
tweeduizend moslims afgemaakt', zegt Zoran Petrovic in Belgrado,
die de band heeft geschoten als promotiefilm voor het winnende leger.
“Hier op deze plek zo'n vijfhonderd.”
Twee dagen later is de weg langs de Jadar versperd door een kipauto met
daarop een stapel lichamen. Een bus met zeventien gegijzelde
Dutchbatters - op weg naar huis - moet wachten. Ynse Schellens uit
Leeuwarden ziet hoe twee of drie lijken (“paars en opgeblazen”) met
een shovel in de laadbak worden gekiept. Door de deur waait de geur van
ontbinding naar binnen. Sergeant Warner Ceelen ontwaart “stapels
burgerkleren” een tractor-met-aanhangwagen waarop “zes of acht
lijken”. Een man met handschoenen aan verzamelt tassen, schoenen en
foto's. Een van de soldaten stoot Ceelen aan: “Zie je daar die lijken
op dat bospad?” Als de bus zich weer in beweging zet zien de
peacekeepers nog veel meer lichamen in slordige rijen langs de weg.
“Een paar honderd”, schat Schellens. “Het leek of ze klaar lagen om
opgeruimd te worden.”
De getuigenissen van de Nederlanders en de Servische videobeelden
blijken schakels in de bewijsvoering voor moord op de gevangenen. Daags
na het passeren van de Dutchbatters maakt een Amerikaanse
spionagesatelliet opnamen van vers graafwerk en sporen van een shovel in
de weilanden langs de Jadar. Madeleine Albright, de Amerikaanse
VN-ambassadeur, presenteert dit materiaal als “foto's van massagraven
met de lichamen van ongeveer zeshonderd mannen die eerder op een
voetbalveld bij Konjevic Polje waren samengedreven”. De eerste
buitenlandse journalist die het omgewoelde veld betreedt, stuit op het
scheenbeen van een mens.
Tadeusz Mazowiecki, de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten, kon
de verantwoordelijkheid voor de 'barbarij' die op de overrompeling van
het beschermde gebied volgde, niet aan. Hij gaf zijn opdracht terug. In
zijn laatste rapport sprak hij van 'aanwijzingen voor massa-executies'.
Minister Joris Voorhoeve van Defensie (die wel invloed heeft op, maar
geen zeggenschap over het 'Dutch battalion') wijst echter elke
verantwoordelijkheid voor de deportatie van en moord op de bevolking van
Srebrenica van de hand: niet hij, maar Ratko Mladic, de
Bosnisch-Servische legerleider, is de oorlogsmisdadiger! Stellig en
zonder voorbehoud schrijft hij op 27 juli aan de Kamer: “Dutchbat heeft
al het mogelijke gedaan om de val
van de enclave te voorkomen en de
bevolking te beschermen.”
Force majeure
Is dat wel zo? Zeker, een tandeloze strijdmacht kan geen tegenstand
bieden. Ook was er sprake van overmacht. Maar heeft de VN-legertop in
Zagreb, waar ook Nederlandse officieren deel van uitmaken, de
blauwhelmen in Srebrenica niet eigenhandig in een positie van force
majeure gemanoeuvreerd? Waarom zijn de tekenen van een op handen zijnde
aanval genegeerd? Op welke gronden is tot vier maal toe het verzoek tot
NAVO-luchtsteun afgewezen? En: bestond er op bevelsniveau in Zagreb
eigenlijk wel de wil om de enclave te behouden?
Landmachtgeneraal Hans Couzy
zei na terugkeer van Dutchbat: “De
vluchtelingen zijn in algemene zin op correcte wijze afgevoerd.” Hoe
kun je 25.000 bejaarden, vrouwen en kinderen 'correct' verdrijven uit
een door de VN beschermd toevluchtsoord? Waarop baseerde hij zijn
uitspraak dat de Nederlandse militairen 'vrijwel geen oorlogsmisdaden'
hadden gezien, dat wil zeggen één standrechtelijke
executie en negen of tien gefotografeerde lijken met kogelgaten in de
rug? Waarom zweeg Couzy
over kipauto's, shovels of honderden lichamen
langs de weg? De bevelhebber der landstrijdkrachten kondigde het bestaan
aan van mogelijk belastend fotomateriaal en een door Dutchbat gemaakte
videoband van de ontmoeting tussen overste Karremans en de
Bosnisch-Servische geweldenaar Mladic. Het filmpje zou bij het
ontwikkelen zijn verprutst en de video is op last van Couzy
gewist. Wat
stond er op die band?
De val
van de safe haven Srebrenica is wellicht de pijnlijkste
gebeurtenis uit de Nederlandse krijgsgeschiedenis sinds de 'politionele
acties' van 1947-'49. Zowat alles wat mis kon gaan, ging mis.
Besluiteloosheid aan de top leidde tot moord aan de basis.
Brigade-generaal Ton Kolsteren, de hoogste Nederlandse officier in
Zagreb, legt de schuld van het falen van de vredesmacht deels bij de
moslims. “Ze hebben de boel zelf zitten verknallen”, zegt hij. “Met
hun nachtelijke uitvallen buiten de enclave hebben ze de Serviërs
een excuus gegeven om Srebrenica op te rollen. De moslims hebben niet
eens de moeite gedaan om hun land te verdedigen.” Maar was het niet aan
de VN om de safe haven te beveiligen? Waarom beklagen de VN-bevelhebbers
zich over een tekort aan vechtlust van een bevolking die zij geacht
werden te ontwapenen en te beschermen?
De 7500 blauwhelmen die de VN wilde inzetten in de zes veilige gebieden,
waar Srebrenica er een van is, zijn nooit geleverd. Nederland voelde
zich moreel verplicht een bijdrage te leveren omdat het in
internationale fora gespierde taal had laten horen. De luchtmobiele
brigade (wendbaar, professioneel, hèt antwoord op het einde van
de Koude Oorlog) kwam in aanmerking, maar het leger lag dwars. De
generaals waren bang hun nieuwe helikopters mis te lopen (die moesten
nog besteld worden) als mocht blijken dat de eenheid ook overweg kon met
alleen 'pantser'. Landmachtgeneraal Couzy
vroeg zich af welk land zijn
leger nou in godsnaam opsluit in een enclave en waarschuwde de Kamer
hardop voor 'de gevolgen'. Maar zijn argumenten maakten geen schijn van
kans: de publieke Bosnië-verontwaardiging was juist naar een nieuw
hoogtepunt gestuwd.
In de winter van 1992-'93 hadden de Serviërs geprobeerd de
moslimenclave
uit te hongeren. Ze walsten over de dorpen Cerska,
Konjevic Polje en Nova Kasaba en dreven de bevolking voor zich
uit, naar Srebrenica. De Amerikanen dropten voedsel uit de lucht, met
als gevolg dat de verdediging wegviel: de moslimstrijders verlieten hun
loopgraven op zoek naar Meals Ready to Eat. “Ik had mannen genoeg, maar
ik kon ze niet te eten geven”, zei hun commandant Naser Oric.
Eerder had hij op zoek naar voedsel dorpen uitgemoord en gebrandschat,
nu waren de rollen omgedraaid.
Tegenwerking
Tussenkomst van de VN-generaal Philippe Morillon voorkwam dat Srebrenica
bezweek. Op 8 maart 1993 klom hij op het dak van het postkantoor en
kondigde aan dat hij bij de vluchtelingenmassa zou blijven totdat er een
bataljon blauwhelmen was gestationeerd. Er kwam een bestand: Oric
en zijn mannen zouden hun wapens inleveren bij de VN-militairen,
Mladic zou Srebrenica niet innemen. De Veiligheidsraad riep de
enclave (samen met nog vijf plekken) uit tot 'veilig gebied' en
sanctioneerde met resolutie 836 van juni 1993 'alle benodigde middelen,
inclusief het gebruik van geweld' om beschietingen of gewapende invallen
af te slaan. Uiteindelijk hebben de inspanningen van het Canadese Canbat
en later Dutchbat de val
van Srebrenica slechts met twee jaar vertraagd
- maar aan eventuele beperkingen in het mandaat heeft dat niet gelegen.
Dutchbat stuitte al bij het begin op grote tegenwerking. De verkenners
en kwartiermakers werden bij Yellow Bridge, de toegangspoort tot de
enclave, door de Serviërs als kleine kinderen naar huis gestuurd.
Pas nadat Nederland als concessie aan Mladic het 25 millimeter
boordkanon had vervangen door de lichtere 'punt 50' mitrailleur, ging de
slagboom open.
Srebrenica is een langgerekt dorp van chalet-achtige huizen en een
enkele moskee. In vredestijd telde het vijfduizend inwoners, maar nu
bivakkeerden er 45.000 vluchtelingen op Rode Kruis-dekens in
klaslokalen, garages, op veranda's, overal. Elk besef van tijd was uit
de enclave geslopen. Wie niet wandelde, sneed poppetjes uit elzehout die
voor een of twee Marlboro's aan de VN-militairen werden verkocht.
Ontsnappen uit Srebrenica kon je alleen in huiskamerbioscoop Asterix die
door een houten schoepenrad in de beek van stroom werd voorzien.
De Nederlanders voelden zich gettobewakers; hun observatieposten in de
bergen waren de wachttorens. “We zijn hier niet om de moslims te helpen
zoals velen denken”, zei sergeant Gert Gurgjes in de Legerkoerier.
“Het is onze taak de BiH (de moslimstrijders) binnen de pocket te
houden zodat er geen incidenten worden uitgelokt.”
De moslims waren de gijzelaars van de Serviërs; Dutchbat was de
gijzelaar van beiden. Om de enclave in te komen moesten de VN-soldaten
diep door het stof voor de Serviërs, terwijl de moslims hun
'levensverzekering' niet zouden laten vertrekken. Een patstelling dus,
die alleen met een Servische genadeklap kon worden doorbroken, hetgeen
vroeg of laat zou gebeuren.
Het ging goed zolang de Serviërs hun handen vol hadden langs andere
fronten in Bosnië. Tijdens een bezoek aan Srebrenica in september
1994 drong het tot minister Voorhoeve door dat de enclave
'onverdedigbaar' was. Kort na de komst van Dutchbat 3 in januari
begonnen de Serviërs de strop rond de enclave aan te halen. De
bevoorrading van Dutchbat werd geblokkeerd. Om diesel uit te sparen
werkten de Nederlanders soms met muilezels in plaats van jeeps en op 5
mei aten ze hun laatste verse voedsel. Een groep van 190 verlofgangers
mocht er wel uit, maar er niet meer in. Door medevacs, evacuaties op
medische, vaak psychische gronden, dunden de Bravo- en Charlie-compagnie
nog verder uit, waardoor het aantal soldaten van 650 tot onder de 400
zakte. Niemand die de plannen van Mladic doorzag. “We waren maar
met een ding bezig: naar huis”, zegt korporaal Hans Berkers in zijn
vakantiehuisje aan de Maas.
De tekenen van een nakend offensief werden steeds duidelijker. Enkele
moslims hadden hun oude gewoonte van hit-and-run weer opgepakt en
maakten de omgeving onveilig. Op 26 juni overvielen ze het Servische
dorp Visnjica, stalen koeien en leegden een EHBO-kistje. De
officiële persvoorlichter van de Bosnische Serviërs gaf een
statement: “Omdat Unprofor de moslims niet heeft ontwapend, zullen wij
de enclave binnengaan en het werk van de blauwhelmen overnemen. We
zullen Srebrenica demilitariseren.”
Ook deze aankondiging van Mladic' woordvoerder werd genegeerd.
“Ze roepen zoveel, die Serviërs”, zegt een hoge Nederlandse
inlichtingenman die ten tijde van de Srebrenica-crisis met de
VN-legertop in Zagreb vergaderde. “Wij hadden geen ogen en geen oortjes
in het gebied en wisten dus niet of er troepen werden samengetrokken.”
En de Nederlandse F-16 fotoverkenners dan? “Die hebben we niet
gevraagd. We wilden de situatie niet compliceren door de Navo te hulp te
roepen.”
Afmarcheren
De eigenlijke aanval begon op 3 juli met de inslag van 130 projectielen
in de enclave. Toch had Hans Berkers op woensdag 5 juli met zijn
aanstaande vrouw Sheila gebeld en nog gezegd “tot maandag”. De missie
van Dutchbat liep op het eind, maar omdat het minister Voorhoeve de
grootste moeite had gekost om aflossing te vinden (op de valreep werd
dat de Oekraïne) was de afreis verschoven naar half juli. Maar
Mladic liet de eenheid uit Kiev er niet in. Om hem mild te
stemmen en om toch vooral weg te wezen uit Srebrenica, stelde Den Haag
voor om de Nederlanders te laten afmarcheren voordat de Oekraïeners
waren gearriveerd. Door op dat aanbod in te gaan hadden de Serviërs
de enclave dus ook zonder het obstakel van een protection force kunnen
innemen.
Terwijl Hans Berkers in de bunker de tennismatch tussen Eltingh en
Agassi volgt, blijft het granaten regenen. OP (observatiepost) Foxtrot
krijgt twee voltreffers in de muur van zandzakken. Overste Karremans
vraagt Navo-luchtsteun aan, maar zijn verzoek haalt Zagreb niet. Het
wordt al op de lagere niveaus (kolonel Brantz in Tuzla en generaal Smith
in Sarajevo) afgewezen. Als de uitkijktoren van Foxtrot op zaterdag zijn
dak verliest, bestelt Karremans opnieuw vliegtuigen, maar krijgt ze
niet.
De Serviërs geven de bemanning van de OP vijf minuten om te
vertrekken. Hun YPR (pantserrupsvoertuig) rijdt de kronkelweg af en
stuit op een barrière van moslimstrijders, die vol gas omver
wordt gereden. Een van de moslims gooit een handgranaat, waarvan de
scherven soldaat Raviv van Renssen raken. Korporaal Berkers ziet die
middag vanuit de fitness-ruimte op het kamp Potocari hoe zijn
kameraad wordt binnengebracht. “Zijn dood maakte onze haat tegen de
moslims nog groter”, zegt hij. “Vanaf dat moment wilden we helemaal
niets meer voor ze doen.”
Haat? Binnen Dutchbat blijkt diepe ergernis te leven over de
'onbetrouwbare en ongedisciplineerde moslims'. “Lastpakken”, noemt
generaal Kolsteren ze. “Een ongeregelde bende”, zegt luitenant-kolonel
Karremans. “Moslimvrouwen hebben geen tanden”, weet sergeant Ceelen.
Bij de thuiskomst van Dutchbat ontdekte landmachtgeneraal Couzy
tot zijn
schrik dat binnen het bataljon “van hoog tot laag een euforische
stemming heerst dat de Serviërs de good guys zijn”. Heeft die
stemming de prestaties van Dutchbat beïnvloed?
Gijzelaars
Na het verjagen van de bemanning van Foxtrot ondervonden de
Serviërs bij het 'neutraliseren' van OP's geen tegenwerking meer,
sterker nog, de Nederlanders waren opgelucht dat ze als gevangenen
werden afgevoerd. Sergeant Warner Ceelen stak z'n hand op naar een
groepje van twintig Serviërs die zijn OP Kilo benaderden. “Kom
maar”, gebaarde hij. “De strijd was toch al verloren.” Te gast bij de
Serviërs in Milici mocht hij tien minuten bellen. “Ik wist niet
wat me overkwam. Gewoonlijk stond defensie ons vijf minuten per maand
toe”, zegt Ceelen, die niet tegenstribbelde toen de Serviërs hem
als tolk gebruikten bij de inname van nog twee OP's.
Karremans kreeg de indruk dat Mladic “een spelletje Pac-Man”
met hem speelde door de ene na de andere OP uit te schakelen. Maar nog
wilde force commander Bernard Janvier, die het bevel voert over de
vredestroepen in ex-Joegoslavië, niet geloven dat de Serviërs
zouden doordrukken. Zondag studeerde hij in Zagreb op de derde roep van
Dutchbat om hulp van de Navo. Janvier en zijn adviseurs meenden echter
dat de Serviërs “in de zuidoostpunt van de enclave bleven
hangen”. In de bunker onder het ministerie van defensie in Den Haag
hield Voorhoeve rekening met “het zwartste scenario”, te weten de
verplettering van Srebrenica. Toch sprak kolonel Dedden van de
crisisstaf sussende woorden: de Serviërs leken genoegen te nemen
met de controle over een weggetje naar een bauxietmijn.
Janvier hield luchtaanvallen af, maar besloot die avond wel tot het
instellen van een blocking position, een barricade van YPR's.
Mladic kreeg van hem te horen: tot hier toe en niet verder. “We
waren erop uit om de Serviërs vast te laten lopen op de blocking
position, zodat ze op de Nederlanders zouden vuren”, zegt een
VN-officier die bij Janvier aan tafel zat. “Dan pas konden we
luchtsteun geven. De veiligheid van de mannen hebben we niet meegewogen.
Geen moment. Filosoferen over 'aanvaardbare risico's' hebben we niet
gedaan, dat is een politieke term waarvan ik niet weet wat het is.”
Hans Berkers werd aangewezen als chauffeur op een van de zes YPR's. Hij
kreeg een Fac'er mee, een forward air controller die piloten over de
radio naar hun doel gidst. Op maandagochtend moesten de YPR's opzichtige
posities innemen in het zuiden van de enclave. Berkers laat foto's zien
van een vakantie-achtig uitzicht over het dal beneden. “Kijk, hier ben
ik koffie aan het zetten op een primus”, zegt hij. “Dit is enkele
minuten voordat we beschoten werden.”
De eerste granaat ontplofte vlak onder de rand van het bergweggetje.
“De Serviërs schoten met brisant”, zegt Berkers, die met zijn YPR
in paniek dekking zocht bij een beboste bergwand. Om vier uur 's middags
kreeg hij de eerste Serviërs in het vizier, zo'n tweehonderd man
geflankeerd door twee tanks. 'Onder pantser' (vrijwel gesloten) keerden
de YPR's van de blocking position 's avonds terug naar Srebrenica, waar
vrouwen met tassen aan de ene en een sleep kinderen aan de andere hand
al aan het rennen waren. Op het VN-hoofdkwartier in Zagreb begon men in
te zien 'dat de boel stonk', al hield Janvier er nog altijd rekening mee
dat Mladic niet uit was op de hele enclave. Op tafel lag het
vierde verzoek van Karremans om luchtsteun, maar de bevelhebber bleek
onvermurwbaar. “Als u uw geloofwaardigheid niet wilt verliezen, moet u
tot actie over gaan”, adviseerde de Nederlandse VN-kolonel Harm de
Jonge vergeefs.
Niet bekend
In Tuzla zat kolonel Brantz met aan ieder oor een telefoon, rechts
Voorhoeve en links Karremans. “Wij hadden niet het hele spel kaarten in
handen”, zou hij later in een interview zeggen. “We dachten dat
luchtsteun onze troef zou zijn, maar die was ons niet gegeven.” De
bemanning van de pantservoertuigen was er niet rouwig om dat de
luchtaanvallen niet doorgingen. “Wij waren bang”, zegt Berkers. Zo
bang zelfs dat de bemanning van de YPR naast hem in het wilde weg begon
te schieten op een kluitje mannen dat tegen een helling opklauterde. De
korporaal zag ze vallen en riep: “Stop! Dat zijn moslims.” Het was een
vergissing, de boordschutter dacht dat de Serviërs eraan kwamen.
De blocking position is in Nederland gepresenteerd als het bewijs dat
Dutchbat “al het mogelijk heeft gedaan om de val
van Srebrenica te
voorkomen”. Onze jongens hadden niet over zich heen laten lopen, nee,
ze hadden een aanval van de Serviërs afgeslagen. “Perfect werk”,
meent De Jonge. Dat er per ongeluk op moslims is geschoten, is hem niet
bekend. De TOW-raketten, het zwaarste geschut waarover Karremans
beschikte, waren kundig door de Serviërs onklaar gemaakt door bij
de enclavegrens essentiële onderdelen te confisqueren. Maar waarom
zijn de draagbare anti-tankwapens niet gebruikt?
“Ben je gek zeg”, zegt Berkers, “als je zo'n ding afschiet dan pakken
die Serviërs je genadeloos terug.” Legerpsychologen vernamen later
bij de debriefing dat VN-soldaten tijdens de val
van Srebrenica hun
testament hadden opgemaakt.
Hoppa
Dinsdag 11 juli waren de straten van Srebrenica bij het ochtendgloren
verlaten. De stad en de YPR's lagen zo zwaar onder vuur dat generaal
Janvier zich rond het middaguur gedwongen zag de hulp van de Navo in te
roepen. Onder protest (“Zouden we dat nou wel doen, luit?”) reed
Berkers zijn YPR weer de berg op om van daaruit de F-16's te kunnen
begeleiden. De Fac'er, 'Windmill 02', stalde z'n luchtfoto's uit en
informeerde over de radio naar de aanvliegroute van de Nederlandse
pilote 'Alpha'. “Zie je daar die haarspeldbocht?” vroeg hij. “Alles
ten zuiden van de track die je net vloog is hostile.” Op de weg in het
dal beneden reden Servische T-54 tanks. “Going in for hot”, zei Alpha
en wierp de eerste van twee bommen af. Berkers en zijn kameraden
juichten. “Hoppa, dat is er eentje minder. Die tank vloog anderhalve
meter de lucht in.”
Terug op de basis Villafranca in Italië was er champagne, maar de
stemming was bedrukt. Weliswaar was de Nederlandse luchtmacht voor het
eerst in voormalig Joegoslavië in actie gekomen, het was allemaal
te laat en te weinig. Commandant Jouke Eikelboom van het
Leeuwarden-squadron in Villafranca zei openlijk dat de val
van
Srebrenica met een grootscheeps bombardement in een vroeger stadium
voorkomen had kunnen worden. Nu haastte minister Voorhoeve zich om de
volgende 'wave' Amerikaanse A-10 toestellen af te bestellen, omdat
Mladic zijn Dutchbat-gijzelaars dreigde te doden.
Direct na de luchtaanval viel het doek voor Srebrenica. Karremans gaf
opdracht de compound van de Bravo-compagnie in de stad te ontruimen.
Samen met tienduizenden burgers sloeg Dutchbat op de vlucht naar het
hoofdkwartier in Potocari. De YPR's hebben de aftocht niet
gedekt, maar wel geholpen bij de evacuatie van het ziekenhuis. Op de
opgeklapte boeggolfkeerplaat (YPR's kunnen ook varen) vervoerde Berkers
een gewonde op een brancard, die aan een geïmproviseerd infuus
hing. Er liepen duizenden vluchtenden in paniek op de weg. “Ik herinner
me dat ik iemand aanreed. Hij viel. Het was net of je over een steen
reed. In de spiegel zag ik hem liggen. Je denkt: het is godverdomme ook
jullie eigen schuld. Jullie hebben Raviv vermoord!”
Speenvarken
De meeste VN-soldaten, inclusief overste Karremans, lieten zich
imponeren door Mladic. Die bracht een auto met vers brood, koffie
en sigaretten mee en aaide moslimkindertjes over hun bol. Hij ontbood
Karremans in een hotel in Bratunac, hief het glas en liet ter plekke een
speenvarken slachten, een staaltje van geforceerde gastvrijheid. “Daar
moet je tegen kunnen”, zei Mladic. De generaal decreteerde dat
de moslims binnen 48 uur in bussen en op vrachtauto's gedumpt moesten
worden in het niemandsland in midden-Bosnië, dat ze te voet mochten
oversteken. De mannen (voornamelijk bejaarden en gewonden; de weerbaren
waren de bergen ingevlucht) zouden eerst 'voor verhoor' worden
meegenomen.
Op de video van Zoran Petrovic, gemaakt op donderdag 13 juli, is
te zien hoe een stroom oudjes met sporttassen en rugzakken wordt
gescheiden in mannen en vrouwen. “He, jij daar. Linksaf!” zegt een
Serviër tegen een man die naar een bus voor vrouwen loopt. “What's
going on?” vraagt de Servische cameraman. “You know what's going on”,
zegt een Nederlandse militair. Maar wat precies? “Op de plek waar de
mannen heengebracht worden is het te vol. Ze zitten boven op elkaar”,
zegt een Afrikaanse VN-waarnemer, zonder dat die plek in beeld komt.
Hans Berkers ziet een rij mannen voor 'het verhoorhuis' die een voor een
naar binnen moeten. Er liggen stapels kleren voor de deur en af en toe
klinkt er een schot. Met herdershonden kammen de Serviërs de
heuvels uit. Adjudant Overveen vindt bij een beek een rijtje van negen
lijken met schotwonden. Kapitein ter zee-arts André Schouten, die
als enige met de gewonde mannen mee mag naar Bratunac, kan tot twee keer
toe op het nippertje voorkomen dat zijn patiënten in koelen bloede
worden afgemaakt. “Servische soldaten met doorgeladen kalasjnikovs
verschenen in de deuropening”, zegt hij. “Tja, wat doe je dan. Handen
omhoog en zeggen: stop! Als ik daar niet was geweest waren de gewonden
zeker afgemaakt.” Op de ochtend van Schoutens vertrek bleken de laatste
acht patiënten spoorloos te zijn verdwenen.
Minister Voorhoeve schetste het beeld van Dutchbat-soldaten die, hoewel
met hun rug tegen de muur, nog van alles voor mekaar kregen. In
werkelijkheid konden ze alleen maar toekijken en af en toe de hand
vasthouden van een kind of een bejaarde in een kruiwagen voortduwen. Een
naamloze VN-soldaat gaf in het Rotterdams Dagblad zijn interpretatie van
het gebeurde: “Het was net Schindler's List. De moslims zeiden ons dat
ze vermoord zouden worden. Een van hen gaf me geld, Duitse marken en een
gouden ketting. Ik gaf het terug, want ik kon niets voor hem doen. Toen
stapte hij naar een Servische soldaat die het wel aannam, maar hem
vervolgens in het gezicht spuugde en hem een klap met zijn geweerkolf
gaf. Ik dacht nog: man, nou heb je niets meer. Hij werd net zo goed
afgevoerd naar het voetbalstadion van Bratunac. En daar... ik word niet
geacht het te weten. Maar je weet dat ze allemaal zijn vermoord.”
Bratunac heeft een ommuurd voetbalveld dat in de volksmond 'het stadion'
heet. Ooggetuigen hebben gezien hoe gevangen moslimmannen daar met de
handen op de rug gebonden constant moesten gaan zitten en weer staan,
bij wijze van straf.In Belgrado vertelt Braca
Grubacic, een onafhankelijke journalist, dat hij op
donderdag 13 juli honderden mannen heeft gezien in de lokalen van de
school 'Vuk Karadzic'. “Wat gaat er met ze gebeuren?” had hij
gevraagd. “Dat is niet voor de pers”, antwoordde een van de bewakers.
Robert Block citeerde in The Independent een Servische vrouw die van
haar zwager in Bratunac, een soldaat, had gehoord dat er op het
schoolplein 1600 moslims waren vermoord.
Blaaskapel
Twee dagen na de val
van Srebrenica had minister Voorhoeve verklaard dat
Dutchbat, als de kapitein van een zinkend schip, de enclave als laatste
zou verlaten. Maar waarom is er niet met het vertrek gewacht tot het
Rode Kruis toegang had tot de afgevoerde mannen? “Dat was de
afspraak”, zegt een Westerse diplomaat in Belgrado. “De ene
internationale presentie mocht niet wegvallen voordat de andere ter
plekke was.” De Nederlandse ambassadestaf had 'z'n vingers blauw
geschreven' met oproepen aan Den Haag om het vertrek van Dutchbat uit te
stellen zolang de Toyota's van het Rode Kruis nog vast stonden bij de
wegversperringen. Maar langer wachten werd 'politiek onhaalbaar' geacht.
Den Haag wilde de Serviërs 309 'potentiële gijzelaars' uit
handen nemen voordat er op de Bosnië-conferentie in Londen
dreigdende taal zou klinken. Dat lukte. In Zagreb was een blaaskapel, er
waren schouderklopjes van de kroonprins, en er was een persconferentie
waarop Karremans zijn bewondering uitsprak voor generaal Mladic,
die Dutchbat 'knap had uitgemanoeuvreerd'.
Toen het Rode Kruis op 26 juli eindelijk toegang kreeg tot de
gevangenkampen trof het 164 mannen uit Srebrenica aan. “Verdacht
weinig”, merkt de diplomaat op. “De pogingen van Dutchbat om te redden
wat er te redden viel hebben niets uitgehaald.” VN-generaal Ton
Kolsteren, per telefoon uit Zagreb, maakt een andere balans op: “Het
volk dat opgesloten zat in die enclave is, hoewel enigszins geschonden,
aangekomen op een plek in Bosnië waar het veel beter verzorgd kan
worden. Het is niet zonder kleerscheuren gebeurd. Relatief veel mannen
hebben Tuzla bereikt.”
Vierduizend mannen zijn “waarschijnlijk moedwillig gedood”, bericht
Amnesty International. Dutchbat-militairen hebben veel meer gezien van
de vermoedelijke genocide op de bevolking van Srebrenica dan tot nu toe
bekend is gemaakt. “Het ergste was de stank”, zegt Ynse Schellens uit
Leeuwarden, die in de bus naar huis een paar honderd lijken aan zich
voorbij zag trekken. “Alleen daardoor wist je zeker dat het geen film
was
Terug naar overzicht