Minister erkent nalatigheid Defensie
Opwinding over wangedrag Dutchbat is misplaatst
In het gisteren gepresenteerde
Feitenrelaas over het wangedrag van Dutchbat-militairen in Srebrenica
staat veel dat te betreuren valt. Maar de overdosis aan politieke
correctheid waaraan politici zich nu te buiten gaan, is overdreven,
meent J.M. Bik. Een F-side supporter doet wel ergere dingen.
Een volgende, voor velen opnieuw teleurstellende aflevering van het treurspel Srebrenica is gisteren
vertoond met de openbaarmaking van het Feitenrelaas over het
verblijf en het gedrag van Dutchbat III in Bosnië. Wat eenieder
wel wist staat nu nog eens zwart op wit: er kan aardig wat misgaan als
een paar honderd militairen met een tekortschietend mandaat en
onvoldoende bewapening worden uitgezonden naar een oorlogsgebied. Jonge
militairen ook, in leeftijd bijna de neven en nichten van de geregelde
bezoekers van de S- en F-sides van Nederlandse voetbalstadions, al
hebben die dan slechts te maken met een kleine, zelfgeproclameerde en
tijdelijke oorlog met de supporters van de tegenpartij of de ME.
Zo gezien is het tot op zekere hoogte bemoedigend dat uit het
Feitenrelaas blijkt dat maar enkele en niet méér
Nederlandse UNPROFOR-militairen zich tijdens hun vredesmissie in
Bosnië niet zo hebben gedragen als de Haagse body politic,
de Srebrenica-specialisten van de media en het openbaar ministerie te
Arnhem het zouden hebben gewenst. Want wie zo wil, kan bijvoorbeeld op
zaterdagavond in het café of in het voetbalstadion meer
racistische uitingen horen dan Dutchbat blijkens het Feitenrelaas
daaromtrent te bieden had. En ook de opwinding over vermeend
drugsgebruik en alcoholmisbruik van een groepje Dutchbatters is snel
verdwenen bij wie let op de scores op dat gebied in Nederland zelf en
de rol die de accijnsheffende en gedogende overheid daarbij speelt. En
wie 's avonds de televisie wel eens aandoet staat ook niet zo te kijken
van de getuigenissen over seksuele avonturen van jonge Nederlanders op
de Balkan. Kortom: er staat in het Feitenrelaas veel dat te betreuren
valt, en dat bij een ander verloop der dingen in aanmerking had kunnen
komen voor correctie in krijgstuchtelijke of strafrechtelijke zin, maar
voor een overdosis aan politieke correctheid in al die bezorgde
terugblikken van al die posterieure parlementaire en andere Srebrenica-
watchers mag soms best even worden gewaarschuwd.
Zelfs de onmiskenbare en foute pogingen van de landmachttop om het
militaire echec van Dutchbat in 1995 via het Debriefing-rapport niet te
belasten met nog verdere zwarigheden van het beschreven type, valt in
dit opzicht enigszins te begrijpen. Wie herinnert zich niet dat premier
Kok en de kroonprins zomer 1995 naar Zagreb togen om daar vooral de
uitbundige viering van het veilige behoud van Dutchbat bij te komen
wonen? Wie herinnert zich niet dat een groot deel van de Defensietop in
1993 min of meer contre coeur de opdracht van regering en
parlement aanvaardde om vertrekkende Canadezen in Bosnië te gaan
vervangen? Wie zich zulke dingen herinnert, én zich realiseert
wat de VN onlangs in een zelfkritisch rapport hebben toegegeven,
namelijk dat Dutchbat in Srebrenica stevig in de steek is gelaten door
de volkerenorganisatie (géén luchtsteun toen dat had
kunnen tellen), kan zich die houding van de Haagse generaals wel een
tikje voorstellen. Wat niet hetzelfde is als die houding goedkeuren. Wat
dat betreft heeft de onrustig rustende PvdA-politicus Stemerdink, die
ruim twee decennia geleden bijna een jaar minister van Defensie was en
gisteravond voor de NOS-televisie de staf boos brak over de legertop en
de huidige en vorige minister van Defensie, groot gelijk. Maar ja, denk
je dan, die Stemerdink heeft zich onder meer uit Den Haag naar Den
Bosch teruggetrokken omdat hij het niet goed kon vinden met Wim Kok,
die sinds 1994 minister-president en als politiek kleinkind van de oude
Drees onpopulair is bij de media. Dat zal toch geen rol spelen voor
zijn oordeel en zijn aantrekkelijkheid voor de media? Of misschien toch
een beetje?
Bestuurder Van Kemenade, ooit minister (Onderwijs), burgemeester
(Eindhoven), nu commissaris van de koningin (Noord-Holland), heeft
vorig najaar De Grave als nieuwe minister van Defensie uit de brand
geholpen door op diens verzoek de rollen van Dutchbat en de Haagse
defensietop nader te onderzoeken. Hij hekelde de verstarde houding van
de landmachttop, kreeg daarvoor applaus in Amsterdam en in Hilversum,
maar concludeerde ook vriendelijk, en zonder zulk applaus, dat de
generaals in Den Haag aangaande Srebrenica niet echt de doofpot hadden
willen gebruiken. De Grave houdt zich vast aan dat devies en heeft
niettemin op Defensie een Veranderingsproces naar meer openheid
gelanceerd. Dat is mooi, en dat is ook niet verbazend, want hij kan
nauwelijks anders. Wie lacht daar in het Haagse struikgewas? De Grave
waarschijnlijk. Hij heeft net met zijn generaals een compromis gesloten
dat Defensienota heet en dat tot het jaar 2010 moet gelden. Inzake
strafrechtelijke kwesties in verband met Srebrenica mort het zelf in
die zaak sinds '95 niet al te actieve openbaar ministerie nog wat.
Krijgstuchtelijk kan Defensie daaraan niets meer doen. Het bredere
onderzoek van het NIOD eindigt op zijn vroegst eind 2000 en zal alsdan
door Koks paarse coalitie natuurlijk politiek-pragmatisch worden
bekeken op de vraag of, en op welke voorwaarden, er een parlementaire
enquête moet komen. De Grave heeft het kortom, tot hij in 2002
weg mag bij Defensie, tamelijk redelijk voor elkaar. Zijn voorganger en
partijgenoot Joris Voorhoeve, juist lid van de Raad van State geworden,
zal er zijn hoed voor afnemen.
J.M. Bik is redacteur van NRC Handelsblad.