Nostra culpa
NEDERLAND SLAAKT EEN zucht van
verlichting. Ruim vier jaar na de tragedie in Srebrenica pleiten de
Verenigde Naties in een rapport Dutchbat grotendeels vrij van schuld.
De beelden van de overgave van de 'veilige haven' door de Nederlanders
blijven ontluisterend, maar de primaire verantwoordelijkheid voor het
debacle waarbij duizenden moslims werden omgebracht, leggen de VN toch
bij zichzelf. Dat wil zeggen, bij de bureaucratie in New York en bij de
verschillende bevelsniveaus daaronder, reikend tot overste Karremans in
de belegerde veste. Wel wordt de vraag opgeworpen of Dutchbat niet meer
had kunnen doen om de moslims te beschermen en of men niet ten minste
de eerste tekenen van massamoord sneller had moeten rapporteren, maar
onmiddellijk wordt toegevoegd dat het onzeker blijft of dat veel
verschil zou hebben gemaakt.
Met de hand in eigen boezem gestoken verklaren de VN nu dat het aan
communicatie heeft ontbroken en dat, achteraf gezien, luchtaanvallen op
de oprukkende Serviërs passend zouden zijn geweest. Zo wordt toch
weer de mythe in leven gehouden dat de 'veilige havens' verdedigbaar
waren. Het staat immers nog maar te bezien of luchtaanvallen in dat
stadium de ramp hadden afgewend. De Serviërs dreigden in dat geval
Srebrenica met de grond gelijk te zullen maken. Dat was geen bluf.
Srebrenica zou niet de eerste en evenmin de laatste stad zijn geweest
die de Servische artillerie in een onbewoonbare puinhoop veranderde. En
sinds Kosovo weten we dat steun aan het gevecht op de grond niet de
sterkste kant van de NAVO-luchtmachten is.
ZOWEL VOOR DE volkerenorganisatie als voor Nederland blijft het van
belang niet bij de overgave van Srebrenica zelf stil te blijven staan,
maar terug te gaan in de voorgeschiedenis. Dan zal blijken dat de
afgang van de VN en van UNPROFOR al besloten lag in de aannames bij en
de opzet van de interventie in 1992. Aangenomen werd dat er in
Bosnië geen slechteriken en geen goeierds rondliepen en dat de
blauwhelmen aan de hoogste eisen van neutraliteit moesten voldoen, ook
onder de zwaarste omstandigheden. Het ging om een humanitaire operatie
en partij kiezen moest tegen iedere prijs - letterlijk zo bleek in
Srebrenica - worden vermeden. Tegen die achtergrond accepteerde
Karremans een afscheidsgeschenk 'voor uw vrouw' van generaal Mladic,
inmiddels door het Joegoslavië-tribunaal vervolgd wegens genocide,
misdrijven tegen de menselijkheid en schending van de wetten en
gebruiken van de oorlog. Tegen die achtergrond ook was de aanwezigheid
van UNPROFOR in de 'veilige havens' militair gezien niet meer dan
symbolisch - wat nog meer gold voor Dutchbat dat onder de sterkte was en
als gevolg van de Servische omsingeling onvoldoende was bevoorraad. In
feite waren de moslims in Srebrenica en hun beschermers door de hogere
machten in UNPROFOR en de VN al maandenlang aan hun lot overgelaten. De
VN worden geprezen om hun objectieve rapport. Maar de schade die de
organisatie zichzelf in Bosnië heeft berokkend, kan niet zomaar
worden goedgemaakt evenmin als de afgeleide beschadiging die Nederland
heeft opgelopen. Vredesinterventies zijn aanzienlijk gecompliceerder
dan aanvankelijk werd aangenomen. En de burgers in wier naam ze worden
gedaan, betalen er een hoge prijs voor, zo blijkt steeds weer opnieuw.
Tot het VN-hoofdkwartier in New York begint dat nu door te dringen.