Srebrenica toont moreel failliet
De hachelijke aftocht van de
Dutchbat-militairen uit Srebrenica is niet alleen een vlek op het
blazoen van de Nederlandse strijdkrachten, maar betekent ook het morele
failliet van de ethische beginselen die Nederland al decennialang
gratuit hoog in het vaandel voert, vindt Thomas von der Dunk. De
verheven Nederlandse principes, die voordien zelfgenoegzaam vanuit de
luwte werden verkondigd, liepen stuk toen voor een betere wereld ook
eens van Den Haag een concreet offer werd verlangd.
Saddam Hussein sprak in 1991 een waar woord, toen hij voorspelde dat hij
aan het langste eind zou trekken omdat de Amerikaanse bevolking geen
eindeloze rijen gesneuvelde soldaten zou accepteren. Inderdaad liep de
publieke steun voor president Bush onmiddellijk met de helft terug toen
bekend werd hoeveel duizenden 'bodybags' het Pentagon had besteld.
Sinds Srebrenica weten we ook bij hoeveel doden Nederland vermoedelijk
capituleert: bij één. En ik kan dat op zichzelf ook goed
begrijpen. Natuurlijk stond de regering niet voor een gemakkelijke keus;
het ging immers om het leven van eigen onderdanen. Maar tous comprendre,
c'est ne pas tous pardonner.
Temeer daar er geen enkele aanwijzing is dat de verantwoordelijken na
afloop de juiste conclusies hebben getrokken. Integendeel: het
ministerie van Defensie is sindsdien vooral bezig geweest de kwestie in
de doofpot te stoppen, belastend materiaal te verdonkeremanen en
getuigen het zwijgen op te leggen, om maar vol te kunnen houden: ,,wir
haben es nicht gewusst''. Dat na 1995 ten departemente eerlijk en
evenwichtig met alle beschikbare informatie zou zijn omgesprongen, dat
slechts sprake zou zijn van enkele oenige ongelukjes - dat gelooft
alleen nog maar de gewezen minister van Defensie. En ook dat kan ik
natuurlijk best begrijpen. Het is het morele dilemma van Auschwitz:
weten verplicht tot ingrijpen, en waar ingrijpen teveel vergt, daar weet
men liever niet. Het zou echter een groteske misvatting zijn, om te
denken dat we Srebrenica daarom kunnen 'vergeten', ook al heeft men het
onderzoek naar de precieze toedracht behendig voor jaren bij het RIOD
uitbesteed.
In Nederland is dertig jaar geleden een minister van Defensie afgetreden
omdat hij op het verkeerde moment vanwege de verkeerde vrouw in
echtscheiding lag. Later hebben we een minister zien opstappen omdat hij
niet zo geweldig goed bleek te zijn in het tellen van vis. Als er de
afgelopen halve eeuw één minister was die wel degelijk
redenen had om op te stappen, dan was dat wel Voorhoeve. Hij was er
politiek voor verantwoordelijk dat zij die door het Nederlandse leger
tegen hun moordenaars moesten worden beschermd, aan hun moordenaars
werden uitgeleverd.
Bij die uitlevering van moslims aan de Bosnische Serviërs is het
bovendien niet gebleven. De desbetreffende Nederlandse militairen hebben
zich bij hun hachelijke terugkeer uit Srebrenica vervolgens als helden
laten bejubelen. De verantwoordelijke commandant werd enige tijd later
ook nog eens eigenmachtig door een generaal in rang gepromoveerd. Zeker,
deze gebeurtenis werd uiteraard door kabinet en Kamer betreurd. Maar dat
wil niet zeggen dat er vervolgens ook wat gebeurt. Voorhoeve had daartoe
fatsoenshalve twee wegen kunnen bewandelen: ofwel hij had Couzy op
staande voet moeten ontslaan, ofwel hij had zelf moeten opstappen. De
minister deed geen van beide. Hij heeft zich daarmee definitief voor
elke verantwoordelijke politieke functie gediskwalificeerd.
Ter verdediging wordt aangevoerd dat Voorhoeve toch niet als enige
verantwoordelijk was voor het Srebrenica-drama. Wij hebben zo onze eigen
versie van Kollektivschuld ontwikkeld, niet om, zoals we dat zo lang
graag met onze oosterburen deden, een heel volk te laten boeten, maar om
alle betrokkenen juist vrij te pleiten: waar iedereen schuld heeft,
heeft niemand schuld, en kan dus iedereen blijven zitten. De zaken zijn
in dit land ook inderdaad steevast zo georganiseerd, dat iedereen
medeplichtig is en niemand dus verantwoordelijk. Als in Nederland dan
iets mis gaat, wordt dit meteen aan de organisatie geweten - aan de
betrokken personen ligt het natuurlijk nooit. Dat is heel Nederlands en
vast ook heel sympathiek. Maar het is niet altijd juist. En het is
evident niet juist in die gevallen dat een debacle in belangrijke mate
veroorzaakt wordt door het feit dat op cruciale posten mensen zitten die
niet op hun taak berekend blijken, zoals in het geval van Srebrenica
door de recente getuigenis van enkele Dutchbatters nog eens wordt
onderstreept.
Karremans' veelgewraakte uitspraak over good guys en bad guys was geen
toevallige uitglijder, maar was wel symptomatisch voor het volstrekte
onbegrip dat bij een deel van de Nederlandse militaire leiding ter
plaatse bestond. De Nederlandse bevelvoerende officieren beschouwden de
Serviërs als correct optredende collega's. Zij keken neer op de
moslims, want dat was maar een ongeregeld zootje. Maar dat zijn, voor
wie dat hier in het welvarende Westen dreigt te vergeten, vluchtelingen
in de geschiedenis van de mensheid meestal. Recht in het gelid marcheert
in dergelijke gevallen slechts het executiepeloton.
De Nederlandse mentaliteit in Srebrenica past in een traditie: het doet
er niet zoveel toe waarvoor je vecht, als je maar vecht. Er loopt een
directe lijn van het geheven glas in Srebrenica naar de handdruk die
Hermann Goering kreeg van een Amerikaanse officier in 1945.
Karremans heeft zich doen kennen als een militair van een wel zeer oude
stempel: snel geïmponeerd door alles wat geüniformeerd op deze
aardbol rondwandelt, en voor het overige gespeend van elk elementair
politiek inzicht. Een dergelijke instelling is misschien vruchtbaar op
een 'kinky sexparty', maar doet wel vrezen dat de Nederlandse
legerleiding de jaren des onderscheids nog niet heeft bereikt. Het doet
tevens vrezen dat een volgende militaire missie van Nederland wederom in
een catastrofe eindigt, zolang er niet iets fundamenteel verandert. Met
dezelfde soort mensen op dezelfde posities loopt het in vergelijkbare
situaties op hetzelfde uit. Er is dan ook iets grondig mis met de wijze
waarop in dit land mensen voor belangrijke functies worden geschoold en
geselecteerd.
Om een kleine, maar verhelderende sprong te maken: het heeft mij
indertijd verbaasd dat voormalig minister van Buitenlandse Zaken Van den
Broek vooral geprezen werd om zijn dossierkennis. Hier wordt ijver met
inzicht verward. Iemand die het telefoonboek uit zijn hoofd geleerd
heeft, is ook niet automatisch geschikt als directeur van de PTT. Voor
dossierkennis heeft men ambtenaren en archivarissen. Van een bewindsman
verwacht ik visie. De aanstaande staatslieden in Den Haag die in de
veronderstelling verkeren dat, pakweg, Napoleon, zo succesvol was omdat
hij vlijtig beleidsnota's las, moet ik helaas teleurstellen. Koning
Willem I las ze vervolgens wel allemaal, en die verloor in 1830 zodoende
prompt op de Brusselse barricaden van de Belgen.
Vrijwel geen land ter wereld bezit zulke aardige, begripvolle,
goedwillende politici als Nederland, en dat is een ramp. Het gevolg is
namelijk dat zij niet alleen niet in staat zijn om op gezette tijden ten
aanzien van falende functionarissen schoon schip te maken, maar ook niet
meer om pijnlijke, maar noodzakelijke beslissingen te nemen. Men durft
het gevecht met binnenlandse belangengroepen niet aan.
Zodra één invloedrijke lobby in dit land zich door
internationaal beleid in zijn ontplooiingsmogelijkheden beperkt voelt,
gaat het internationale beleid niet door. Zo betoonde de Nederlandse
regering inzake de erkenning van Macedonië de standvastigheid van
een draaitol wegens een dreigende teruggang in de Griekse kaasafzet. Als
verder voorbeeld kunnen de Iraakse leveranties van Delft-Instruments
dienen, waar niet de beschermende hand van het kabinet, maar een
gerechtelijke aanklacht op zijn plaats was geweest. Ook de zogenaamde
kritische dialoog met de geestelijke fossielen in Iran, door Washington
terecht gekritiseerd en nadien door de Duitse justitie aan flarden
gescheurd, dient slechts als een schaamlap voor onze eigen inhaligheid.
Al in de Tachtigjarige Oorlog was het overigens goed gebruik om met de
Spaanse erfvijand handel te drijven. Zolang we de Duivel toch niet
direct uit kunnen drijven, willen we tenminste nog goed aan hem
verdienen. Erst kommt das Fressen und dann die Moral. Het verschil
tussen de met de mond beleden ethische principes en de platvloerse
praktijk schaadt evenwel de geloofwaardigheid van Nederland en
vermindert daarmee de mogelijkheid om internationaal iets te bereiken.
Hoezeer veel Haags beleid voortvloeit uit de nationale geboorteafwijking
om toch vooral niemand voor het hoofd te willen stoten, bewees bovenal
de Poncke Princen-affaire, waar slechts één van de
veertien ministers de moed bezat om openlijk uit te spreken wat ieder
weldenkend mens allang weet, maar wat rond het Binnenhof kennelijk nog
steeds niet gezegd kan worden omdat ergens in de VVD nog enige lieden
zijn die menen dat Nederland indertijd in de Oost iets groots heeft
verricht. Dat Defensie aanvankelijk verklaarde, geen nader onderzoek
naar Srebrenica te willen omdat dat nodeloos de verhouding tussen de
kersverse minister en zijn generaals zou belasten, sluit daar naadloos
bij aan. Het is een interessant standpunt. Ik had graag de reactie van
de Nederlandse regering vernomen als een paar decennia geleden de Duitse
bondskanselier Konrad Adenauer met datzelfde argument een onderzoek naar
de rol van de Wehrmacht in pakweg Putten zou hebben afgewezen. Dit
kleine land zou te klein zijn geweest.
Wij staan altijd vooraan bij het wijzen op andermans feilen, maar wij
staan daardoor achteraan als het om de erkenning van onze eigen fouten
gaat. Dat begint ook het buitenland op te vallen. Een en ander leidt tot
de pijnlijke situatie dat Duitsland inmiddels zijn deserteurs van
vijftig jaar terug heeft gerehabiliteerd, en Nederland de zijne nog
niet. Als dit zo doorgaat, staat dit gezellige paarse kabinet straks in
de geschiedenisboekjes niet genoteerd vanwege een bijdrage tot een
nieuwe open politieke cultuur, maar als de hoogste belichaming van een
typisch Nederlands karaktertekort.
Terug naar overzicht