U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
 
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

Affaire Srebrenica

Nieuws

Chronologische reconstructie

Commissie Bakker

Achtergrond

Opinie

Links

Leiding Dutchbat was pro-Servisch

Voor de commandant van Dutchbat waren de moslims van Srebrenica de 'bad guys' en de Bosnische-Serviërs de 'good guys', meent Ed Ribbink. Die houding heeft de Dutchbatters ervan weerhouden zoveel mogelijk moslims te redden.

Ed Ribbink

De ellende begon op zondag 23 juli 1995 met de persconferentie van overste Karremans in Camp Pleso in Zagreb. Tegenover de verzamelde nationale en internationale media vertelde hij een verhaal dat haaks stond op wat zij hadden verwacht. Geconditioneerd door drie jaar Servische wreedheden was niemand voorbereid op de standpunten van de Nederlandse commandant van het zojuist teruggekeerde Dutchbat.

Gestuurd om de moslims te beschermen, ontpopte Karremans zich als een bewonderaar van de aanvoerder van de Bosnische-Serviërs, generaal Mladic, die hij een briljant strateeg noemde (Mladic had over de Nederlandse observatieposten laten schieten, terwijl hij ze heel gemakkelijk had kunnen vernietigen) en die bovendien zo vriendelijk was geweest geen onverkwikkelijke zaken op de Nederlandse compound te laten uitvoeren. De moslims waren daarentegen grotendeels zelf verantwoordelijk voor de val van de enclave. Ze hadden de Serviërs geprovoceerd met nachtelijke raids vanuit Srebrenica en waren te laf geweest zichzelf te verdedigen. Het verhaal van Karremans was van tevoren goedgekeurd door de Defensievoorlichting, de zinsnede ,,no good guys, no bad guys'' notabene door een voorlichter erin geschreven om de toon wat te verzachten. De journalisten konden de boodschap nauwelijks geloven: volgens Karremans was Mladic de 'good guy', de moslims waren de 'bad guys'.

De legerleiding kon niets beters verzinnen dan de kop in het zand te steken. Generaal Couzy hield in dezelfde persconferentie vol dat er geen genocide was geconstateerd, terwijl Dutchbatters in Zagreb al tegen Couzy hadden verklaard dat zij persoonlijk getuige waren geweest van de gevolgen van die genocide. Minister Voorhoeve koos een andere verdediging. Hij erkende de genocide volmondig, veroordeelde die in niet mis te verstane bewoordingen en liet Karremans vallen als een baksteen. Maar daar bleef het bij. In Voorhoeve's visie was Karremans de enige met misplaatste opvattingen over de Serviërs. Dutchbat als geheel bleef buiten beeld. Voorhoeve stond daarin niet alleen. Minister-president Kok reageerde op 14 juli 1995 in het wekelijkse televisiegesprek met Ferry Mingelen als een adder gebeten op Franse suggesties dat Dutchbat laf zou zijn geweest. Volgens Kok was dit onterechte kritiek: de enclave was tegen de Servische overmacht onverdedigbaar. Dat is onmiskenbaar waar, maar dàt is de discussie ook niet. De discussie is hoe Dutchbat zich heeft opgesteld nadat de enclave was gevallen.

Voorhoeves visie daarop is dat Dutchbat machteloos stond en de Serviërs niets in de weg kon leggen. Uit de vorige week openbaar geworden 'management rapportage' komt een ander beeld naar voren. De leiding van Dutchbat wìlde de Serviërs niets in de weg leggen. Karremans was niet zomaar een Dutchbatter die Mladic te zeer ter wille was, Karremans was de commandant van Dutchbat. Zijn houding, zijn opvattingen heeft hij doorgegeven aan het hele bataljon. Een bataljon, dat zonder brandstof, op noodrantsoen, wachtend op de aflossing die niet kwam, woedend op de moslims vanwege de dood van Dutchbatter Van Rensen, maar één ding wilde: naar huis. Waarom zouden individuele Dutchbatters de held uithangen als hun commandant zo overduidelijk de andere kant koos?

Karremans had zijn soldaten duidelijke orders moeten geven: jongens we hebben de val niet kunnen voorkomen, nu moeten we, met de vooral symbolische middelen die we hebben, zoveel mogelijk moslims hier levend uithalen. Er zijn vier tot zevenduizend moslimmannen na de val van de enclave vermoord, ieder leven dat gered had kunnen worden was de moeite waard geweest.

Maar Karremans' houding was: doe alles wat de Serviërs vragen. Dat is de schande van Srebrenica en niet wat individuele Dutchbatters gedaan of gelaten hebben. De falende leiding van het bataljon heeft de individuele Dutchbatters niet weten te behoeden voor te nauwe samenwerking met de Serviërs. De militaire top van Defensie was direct verantwoordelijk voor de aanstelling van Karremans. Op zijn beurt droeg minister Voorhoeve daar weer de politieke verantwoordelijkheid voor.

Nog meer verantwoordelijk is Voorhoeve voor de wijze waarop is omgesprongen met de getuigenissen van Dutchbatters na de val van de enclave. Híj gaf opdracht tot de 'debriefing', die vooral bedoeld was als traumaverwerking voor Dutchbatters. De militairen moesten in de gelegenheid worden gesteld hun verhaal te doen. Voorhoeve presenteert de debriefing nu als een diepgaand onderzoek waarin eventuele misdragingen zijn gewogen en beoordeeld. Dat was het ten ene male niet. Het rapport dat van die getuigenissen is gemaakt, is weer een ander verhaal. Deze 'samenvatting' van de debriefingsgesprekken is een afspiegeling van Voorhoeve's eigen visie op Srebrenica: de Serviërs begingen vreselijke oorlogsmisdaden, Dutchbat moest machteloos toezien. Dat Dutchbat van zijn eigen commandant niet in mócht grijpen (zie de 'management rapportage') valt nergens te lezen. Dat een aantal Dutchbatters meer gedaan heeft dan machteloos toekijken en de Serviërs geholpen heeft, is zorgvuldig weggelaten.

Eén en ander is wèl te lezen in de gezaghebbende studie van de Amerikaanse journalist David Rohde A Safe Area. Srebrenica: Europe's worst massacre since the Second World War. Dit boek is opmerkelijk genoeg nog steeds niet door een Nederlandse uitgever vertaald. Rohdes conclusie is duidelijk: de leiding van Dutchbat was pro-Servisch en heeft bevelen uitgevaardigd die daar blijk van gaven. De enkele dappere Dutchbatters die er tegenin gingen verdienen alle lof. Hun getuigenissen zijn door het Defensieapparaat - onder verantwoordelijkheid van minister Voorhoeve - drie jaar lang uit de openbaarheid gehouden.

Een parlementair onderzoek lijkt de enige mogelijkheid om schoon schip te maken, maar ook daar moeten we niet al te optimistisch over zijn. Het was de Tweede Kamer die de uitzending van de Nederlandse militairen naar Srebrenica goedkeurde. Tweede Kamerleden gingen mee naar het verwelkomingsfeestje in Zagreb. Het parlement zal dus, als er een onderzoek komt, ook zijn eigen rol onder de loep moeten nemen. Bovendien heeft de PvdA haar aanvankelijke steun voor zo'n onderzoek schielijk ingetrokken. Misschien omdat in een parlementair onderzoek ook de rol van premier Kok aan de orde zou komen.

Ed Ribbink is historicus.

Terug naar overzicht

NRC Webpagina's
17 augustus 1998

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad