Leiding Dutchbat was pro-Servisch
Voor de commandant van Dutchbat waren de
moslims van Srebrenica de 'bad guys' en de Bosnische-Serviërs de
'good guys', meent Ed Ribbink. Die houding heeft de Dutchbatters ervan
weerhouden zoveel mogelijk moslims te redden.
De ellende begon op zondag 23 juli 1995 met de persconferentie van
overste Karremans in Camp Pleso in Zagreb. Tegenover de verzamelde
nationale en internationale media vertelde hij een verhaal dat haaks
stond op wat zij hadden verwacht. Geconditioneerd door drie jaar
Servische wreedheden was niemand voorbereid op de standpunten van de
Nederlandse commandant van het zojuist teruggekeerde Dutchbat.
Gestuurd om de moslims te beschermen, ontpopte Karremans zich als een
bewonderaar van de aanvoerder van de Bosnische-Serviërs, generaal
Mladic, die hij een briljant strateeg noemde (Mladic had over de
Nederlandse observatieposten laten schieten, terwijl hij ze heel
gemakkelijk had kunnen vernietigen) en die bovendien zo vriendelijk was
geweest geen onverkwikkelijke zaken op de Nederlandse compound te laten
uitvoeren. De moslims waren daarentegen grotendeels zelf
verantwoordelijk voor de val van de enclave. Ze hadden de Serviërs
geprovoceerd met nachtelijke raids vanuit Srebrenica en waren te laf
geweest zichzelf te verdedigen. Het verhaal van Karremans was van
tevoren goedgekeurd door de Defensievoorlichting, de zinsnede ,,no good
guys, no bad guys'' notabene door een voorlichter erin geschreven om de
toon wat te verzachten. De journalisten konden de boodschap nauwelijks
geloven: volgens Karremans was Mladic de 'good guy', de moslims waren de
'bad guys'.
De legerleiding kon niets beters verzinnen dan de kop in het zand te
steken. Generaal Couzy hield in dezelfde persconferentie vol dat er geen
genocide was geconstateerd, terwijl Dutchbatters in Zagreb al tegen
Couzy hadden verklaard dat zij persoonlijk getuige waren geweest van de
gevolgen van die genocide. Minister Voorhoeve koos een andere
verdediging. Hij erkende de genocide volmondig, veroordeelde die in niet
mis te verstane bewoordingen en liet Karremans vallen als een baksteen.
Maar daar bleef het bij. In Voorhoeve's visie was Karremans de enige met
misplaatste opvattingen over de Serviërs. Dutchbat als geheel bleef
buiten beeld. Voorhoeve stond daarin niet alleen. Minister-president Kok
reageerde op 14 juli 1995 in het wekelijkse televisiegesprek met Ferry
Mingelen als een adder gebeten op Franse suggesties dat Dutchbat laf zou
zijn geweest. Volgens Kok was dit onterechte kritiek: de enclave was
tegen de Servische overmacht onverdedigbaar. Dat is onmiskenbaar waar,
maar dàt is de discussie ook niet. De discussie is hoe Dutchbat
zich heeft opgesteld nadat de enclave was gevallen.
Voorhoeves visie daarop is dat Dutchbat machteloos stond en de
Serviërs niets in de weg kon leggen. Uit de vorige week openbaar
geworden 'management rapportage' komt een ander beeld naar voren. De
leiding van Dutchbat wìlde de Serviërs niets in de weg
leggen. Karremans was niet zomaar een Dutchbatter die Mladic te zeer ter
wille was, Karremans was de commandant van Dutchbat. Zijn houding, zijn
opvattingen heeft hij doorgegeven aan het hele bataljon. Een bataljon,
dat zonder brandstof, op noodrantsoen, wachtend op de aflossing die niet
kwam, woedend op de moslims vanwege de dood van Dutchbatter Van Rensen,
maar één ding wilde: naar huis. Waarom zouden individuele
Dutchbatters de held uithangen als hun commandant zo overduidelijk de
andere kant koos?
Karremans had zijn soldaten duidelijke orders moeten geven: jongens we
hebben de val niet kunnen voorkomen, nu moeten we, met de vooral
symbolische middelen die we hebben, zoveel mogelijk moslims hier levend
uithalen. Er zijn vier tot zevenduizend moslimmannen na de val van de
enclave vermoord, ieder leven dat gered had kunnen worden was de moeite
waard geweest.
Maar Karremans' houding was: doe alles wat de Serviërs vragen. Dat
is de schande van Srebrenica en niet wat individuele Dutchbatters gedaan
of gelaten hebben. De falende leiding van het bataljon heeft de
individuele Dutchbatters niet weten te behoeden voor te nauwe
samenwerking met de Serviërs. De militaire top van Defensie was
direct verantwoordelijk voor de aanstelling van Karremans. Op zijn beurt
droeg minister Voorhoeve daar weer de politieke verantwoordelijkheid
voor.
Nog meer verantwoordelijk is Voorhoeve voor de wijze waarop is
omgesprongen met de getuigenissen van Dutchbatters na de val van de
enclave. Híj gaf opdracht tot de 'debriefing', die vooral bedoeld
was als traumaverwerking voor Dutchbatters. De militairen moesten in de
gelegenheid worden gesteld hun verhaal te doen. Voorhoeve presenteert de
debriefing nu als een diepgaand onderzoek waarin eventuele misdragingen
zijn gewogen en beoordeeld. Dat was het ten ene male niet. Het rapport
dat van die getuigenissen is gemaakt, is weer een ander verhaal. Deze
'samenvatting' van de debriefingsgesprekken is een afspiegeling van
Voorhoeve's eigen visie op Srebrenica: de Serviërs begingen
vreselijke oorlogsmisdaden, Dutchbat moest machteloos toezien. Dat
Dutchbat van zijn eigen commandant niet in mócht grijpen (zie de
'management rapportage') valt nergens te lezen. Dat een aantal
Dutchbatters meer gedaan heeft dan machteloos toekijken en de
Serviërs geholpen heeft, is zorgvuldig weggelaten.
Eén en ander is wèl te lezen in de gezaghebbende studie
van de Amerikaanse journalist David Rohde A Safe Area. Srebrenica:
Europe's worst massacre since the Second World War. Dit boek is
opmerkelijk genoeg nog steeds niet door een Nederlandse uitgever
vertaald. Rohdes conclusie is duidelijk: de leiding van Dutchbat was
pro-Servisch en heeft bevelen uitgevaardigd die daar blijk van gaven. De
enkele dappere Dutchbatters die er tegenin gingen verdienen alle lof.
Hun getuigenissen zijn door het Defensieapparaat - onder
verantwoordelijkheid van minister Voorhoeve - drie jaar lang uit de
openbaarheid gehouden.
Een parlementair onderzoek lijkt de enige mogelijkheid om schoon schip
te maken, maar ook daar moeten we niet al te optimistisch over zijn. Het
was de Tweede Kamer die de uitzending van de Nederlandse militairen naar
Srebrenica goedkeurde. Tweede Kamerleden gingen mee naar het
verwelkomingsfeestje in Zagreb. Het parlement zal dus, als er een
onderzoek komt, ook zijn eigen rol onder de loep moeten nemen. Bovendien
heeft de PvdA haar aanvankelijke steun voor zo'n onderzoek schielijk
ingetrokken. Misschien omdat in een parlementair onderzoek ook de rol
van premier Kok aan de orde zou komen.
Ed Ribbink is historicus.
Terug naar overzicht