Dutchbatters hielpen bij afvoer van moslims
Door onze diplomatiek redacteur
DEN HAAG, 15 AUG. Voor het eerst hebben
vroegere Dutchbatters in het openbaar erkend dat zij tijdens de val van
de enclave Srebrenica op 11 juli 1995 hebben geholpen bij het
bijeenbrengen van moslims voor transport.
Tevens verweerden de Dutchbatters zich tegen de beschuldiging als zouden
zij zich daarmee schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden.
Volgens de commando P. van Klinken, die dit gisteren voor de VPRO-radio
en de tv-rubriek Netwerk zei, hielpen zij daarmee voorkomen dat
Bosnisch-Servische soldaten van generaal Mladic de moslim-vluchtelingen
,,met grof geweld'' in bussen zouden hebben gedreven. Een
Dutchbat-collega viel hem daarin in Netwerk bij.
Het duo behoorde tot een groepje militairen die destijds zware verwijten
kregen van de toenmalige luitenant R. Rutten, die foto's van hun
optreden maakte die nadien bij het ontwikkelen in een marinelaboratorium
onklaar raakten. Deze man is inmiddels kapitein en werd in een deze week
gepubliceerde weergave van een gesprek in 1996 met de directeur algemene
beleidszaken van Defensie getypeerd als ,,zeer betrokken'' bij de
krijgsmacht en ,,een gedreven officier''.
Hij had de door hem gefotografeerde groep mannen van oorlogsmisdrijven
beschuldigd tijdens marechausseeverhoren en zich erover beklaagd dat van
zijn verklaringen niets was opgenomen in het debriefingrapport van
Defensie van 30 oktober 1995.
Van Klinken zei gisteravond dat hij ,,met tientallen anderen''
geprobeerd had de moslim-bevolking zoveel mogelijk hulp te bieden,
bijvoorbeeld door water, brood en medische hulp te geven. Dat zulke hulp
aan de Bosnisch-Servische overvallers van Srebrenica formeel als
oorlogsmisdaad kan worden beschouwd, ontkende hij: ,,Ik denk dat het
beter is dat wij dat gedaan hebben.'' Hij noemde het ,,vrij zwaar'' dat
zulke verwijten achteraf zijn gemaakt. ,,Het was oorlog, er werd van
alle kanten geschoten, duizenden moslim-vluchtelingen waren ter plaatse
samengeklonterd. Onze eerste prioriteit was die mensen weg te krijgen'',
zei hij.
Ook een andere gewezen Dutchbatter maakte er gisteren, voor Radio I,
bezwaar tegen dat soldaten van de toenmalige VN-eenheid nu verwijten
krijgen, terwijl de leiding van hun eenheid, de legertop en de minister
in feite de echt verantwoordelijken waren.
Pagina 3: OM wil verklaringen
Het eergisteren aangekondigde onderzoek door het openbaar ministerie in
Arnhem naar eventuele strafbare handelingen van Dutchbatters die in de
nacht van 11 op 12 juli 1995 tijdens hun vlucht uit een observatiepost
in Jaglice met hun pantserwagen mogelijk enkele tientallen
moslim-soldaten hebben overreden, kan binnen twee maanden gereed zijn.
Het OM overweegt zonodig alle 470 leden van Dutchbat persoonlijk te
vragen alsnog hun getuigenverklaring uit 1995 beschikbaar te stellen,
omdat velen die toendertijd slechts op voorwaarde van anonimiteit hebben
willen afleggen. Dat heeft de Arnhemse persofficier G. van der Vegt
gisteren verklaard.
Een gewezen Dutchbatter zei gisteren voor Radio I dat Dutchbat in de
zomer 1995 onvoldoende uitgerust was voor de beveiligingstaak in
Srebrenica. Volgens hem denken meer Dutchbatters zo. Maar tijdens de
marechausseeverhoren van zomer en najaar 1995 zouden zij niet ,,het
achterste van hun tong'' hebben laten zien.
Het OM heeft gisteren een deskundigenteam gevormd om de zaak te
onderzoeken. Donderdag ontving het een rapport uit 1996 over het
incident met het pantservoertuig. In de nacht van 11 op 12 juli 1995
zouden Dutchbatters op gewapende moslims zijn ingereden. Daarbij zou een
onbekend aantal doden zijn gevallen.
Minister De Grave (Defensie) heeft het OM dat rapport toegestuurd omdat
hij volledige duidelijkheid wil hebben. Ex-minister Voorhoeve legde het
rapport in 1996 terzijde omdat het ,,niets toevoegde'' aan het
debriefingsrapport uit 1995. Daarin stond de mededeling dat Dutchbatters
na terugkomst uit Srebrenica hadden gemeld dat over dode en/of levende
mensen was gereden. Het OM vond dat te vaag en besloot, in 1995, geen
onderzoek in te stellen. De toenmalige officier van justitie, A. Besier,
beschikte destijds niet over het rapport.
Terug naar overzicht