Over het OM en het debriefingsrapport
Hamvragen uit het
'Srebrenica'-dossier
J.M. BIK en GUIDO DE VRIES
|
|
In de kwestie over de vermeende
misdragingen van leden van Dutchbat in juli 1995 bij de val van de
moslimenclave Srebrenica zijn de afgelopen dagen twee vragen centraal
komen staan: Waarom zijn de krasse beschuldigingen van sommige
Dutchbatters niet terug te vinden in het 'debriefingrapport' van
ex-minister Voorhoeve van Defensie? En waarom deed en doet justitie
niets met die beschuldigingen?
DEN HAAG, 13 AUG. Wat hebben Defensie en het openbaar ministerie in
Arnhem in augustus 1995 gedaan met de verklaringen over de val van
Srebrenica van vijf op hun verzoek anomien gebleven getuigen van
Dutchbat? Waarom is er van hun verklaringen bijvoorbeeld niets opgenomen
in het latere Debriefingrapport dat Defensie najaar '95 uitbracht? Zulke
vragen, hoe, waarom, wanneer, hebben het nieuws de afgelopen dagen mede
beheerst.
Kapitein P.H. Rutten, commandant van de marechaussee, vertelde
dinsdagavond dat ex-minister Voorhoeve (Defensie) niets heeft gedaan met
informatie, die de leiding van de marechaussee de bewindsman in 1995 gaf
over de hulp die Dutchbat-militairen boden bij het selecteren van
moslimgevangenen door de Serviërs. De marechaussee zei deze week
dat die zogenoemde managementrapportage destijds naar het openbaar
ministerie in Arnhem is gestuurd, maar een woordvoerder van het OM
aldaar zegt dat ,,het schriftelijk stuk nooit in Arnhem is aangekomen''.
,,Het OM wist dus niet wat er precies in stond'', vertelt ze. ,,Maar
twee officieren van de marechaussee hebben onze officier van justitie
(A.P. Besier) begin augustus 1995 op de hoogte gesteld van de gesprekken
die met de vijf geëmotioneerde Dutchbat-militairen waren gevoerd.
Besier heeft na 'zorgvuldige afweging' vastgesteld dat er onvoldoende
grond was voor voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek'',
aldus de woordvoerder. Gisteren heeft het OM zich na lezing van het
alsnog toegezonden volledig managementrapport van Rutten nog eens bij
deze conclusie aangesloten.
De woordvoerder zegt dat ze ,,eerlijk gezegd niet kan zeggen of Bezier
in 1995 wist dat er een managementrapportage was''. Haar collega Van der
Vegt zei eerder deze week dat hij ,,nooit van het bestaan van die
rapportage had geweten''. Hij vertelde dat Bezier daar ook niet van op
de hoogte was geweest. Bezier, die momenteel op vakantie is, heeft de
aanbeveling van Rutten aan het einde van de managementrapportage, nooit
gelezen. Rutten schrijft daarin: ,,Het lijkt derhalve gewenst dat de
militairen nog eens de gelegenheid krijgen om in een persoonlijk gesprek
hun 'verhaal' te doen over de ervaringen en teleurstellingen, die zij in
de enclave hebben opgedaan, hetgeen zeer frustrerend werd ervaren.''
Volgens de woordvoerder van het OM in Arnhem heeft justitie de
managementrapportage deze week gelezen, ,,maar er stond voor ons niets
nieuws in''. ,,Om een strafrechtelijk onderzoek te kunnen doen, heeft
het OM concrete aanwijzingen nodig. En die staan er niet in. In de
rapportage staat bijvoorbeeld dat de Dutchbatters zagen dat 'de moslims
grote sommen geld - vooral Duitse marken - aan Nederlandse militairen
aanboden om deze in Nederland op de bank te zetten'. Wat moet het OM
daarmee? Moet het alle vijfhonderd militairen gaan horen?''
De rapportage is te algemeen, zegt ze. ,,Zo van: alle NRC-redacteuren
zijn dieven.'' Het OM kan volgens de woordvoerder pas in actie komen als
er concrete aangiftes worden gedaan. ,,Het OM zal uiteraard, mochten de
thans lopende en nog te beginnen onderzoeken nieuwe feiten opleveren,
deze feiten nader bezien en eventueel besluiten tot een strafrechtelijk
onderzoek'', laat ze daar op volgen.
Het ministerie van Defensie heeft 31 juli 1997 in antwoord op
schriftelijke vragen uit de CDA-fractie in de Tweede Kamer laten weten
dat augustus 1995 besloten was om de verklaringen van het
managementrapport niet op te nemen in het proces-verbaal en evenmin in
het later Debriefingrapport. En wel omdat zij moeilijk op
één lijn te brengen waren met de verklaringen van
honderden andere getuigen. Een andere overweging was dat er de
,,veiligheid'' van de betrokken getuigen het ongewenst maakte om het
managementrapport aan derden ter inzage te geven, aldus schreef minister
Voorhoeve, toen nog net minister, eind juli aan de Kamer. Voorhoeve wees
er daarbij op dat de getuigen ook zelf hadden gevraagd anoniem te mogen
blijven. Hun namen werden wel vertrouwelijk overhandigd aan het
Joegoslavië Tribunaal, dat een aantal van hen nadien ook heeft
verhoord.
Terug naar overzicht