Minister van oenigheid
Drie jaar geleden werd de strijd om
Srebrenica beslecht. De Bosnische Serviërs begonnen met hun
'etnische zuivering', waarbij tussen de 4.000 en 7.000 mannen zijn
verdwenen. Nederlandse militairen van Dutchbat, de eenheid die de
enclave onder haar hoede had, zijn erbij geweest toen deze deportaties
naar het graf begonnen.
Een verschrikkelijke ervaring, maar ook een nationaal probleem. Er moest
antwoord worden gegeven op twee vragen. Hoe, onder welke en wiens
verantwoordelijkheid is Dutchbat in deze situatie terechtgekomen? En
toen het eenmaal zover was: wat hebben de Nederlandse commandanten en de
soldaten gedaan?
Over de voorgeschiedenis is lang niet alles bekend. We herinneren ons
overste Karremans en zijn uitspraak over de good guys en de bad guys en
zijn glaasje slivovits met de bekwame veldheer Mladic. We weten nog hoe
minister Voorhoeve al vroeg en daarna herhaaldelijk op luchtsteun heeft
aangedrongen. Die werd niet gegeven. Zoals dat in een oorlog gebeurt,
nam de verwarring toe naarmate de vijand vorderde. Moesten de
Nederlandse soldaten zich verdedigen in een situatie die met het uur
minder overzichtelijk werd, en daarbij een zekere nederlaag tegemoet
gaan? Dat was niet de bedoeling. Zo werden ze de werkeloze getuige van
de 'zuivering'. Deze gang van zaken heeft in ieder geval geen grootse
episode in de Nederlandse krijgsgeschiedenis veroorzaakt.
Vrijwel onmiddellijk na het einde van de gevechten in Bosnië begon
in Nederland de strijd om de openbaarheid. Nadat in Bosnië een paar
duizend moslims waren verdwenen, kwam in Den Haag een fotorolletje in
verkeerde of ondeskundige handen. Niemand kon vermoeden wat erop had
gestaan. Er waren geruchten dat soldaten van Dutchbat de Bosnische
Serviërs hadden geholpen bij het 'selecteren' van moslims. Niets
kon worden bevestigd, en bij gebrek daaraan bleef iedereen 'boven alle
twijfel verheven'. Maar het 'onbehagen' bleef.
'Onbehagen' is het woord dat wordt gebruikt als het gaat om kwesties
waaraan de direct betrokkenen liever niet denken, hoewel het goede
fatsoen verbiedt dat ze dit al te duidelijk laten merken. Dit onbehagen
bleek zo hardnekkig dat het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie in
1996 opdracht kreeg, een onderzoek in te stellen 'naar de gebeurtenissen
voor, tijdens en na de val van Srebrenica'. Dat was een goed besluit. Op
die manier zouden de daden en het nalaten van actie geplaatst kunnen
worden in het verband dat ze verdienen. Wie daarna behoefte heeft aan
het uitspreken van een oordeel, kan dat doen op grond van alle feiten.
Het onderzoek is in volle gang. Het zou niet in overeenstemming zijn met
de opdracht als intussen resultaten werden prijsgegeven. Zolang de
werkelijkheid van toen niet tot de laatst bereikbare details is
gereconstrueerd, is ieder oordeel over het geheel van de politieke en
militaire situatie voorbarig.
Toen kwam het fotorolletje weer aan de orde. Er zouden voor Nederlandse
militairen belastende situaties op staan. Daar gaat het dus om
persoonlijk gedrag. De minister had verzekerd dat 'door een oenige fout,
de knulligheid ten top' de foto's bij het ontwikkelen verloren waren
gegaan. Had ze naar het fotozaakje om de hoek gebracht, denkt iedereen
die weleens een vakantiekiekje maakt. Er waren ook andere foto's, maar
die waren 'te wazig' per ongeluk zo afgedrukt of expres bewerkt. Nog
meer toevalligheden die zo goed bij elkaar pasten dat je het al bijna
niet meer kon geloven.
Het ligt voor de hand dat in zo'n geval de fotograaf wordt gevraagd wat
hem er toen toe heeft gebracht, zijn toestel te pakken om de taferelen
die hij zag voor later vast te leggen. Meer dan een jaar geleden hebben
de bevelhebber van de landstrijdkrachten en de directeur voorlichting
van Defensie een gesprek gehad met de fotograaf, de toenmalige
luitenant, nu kapitein R. Rutten. Als mensen die zo hoog in de
hiërarchie staan een gesprek met een luitenant/fotograaf hebben
nadat voordien allerlei dingen zijn verteld die sterk op smoesjes
lijken, ga je er nog minder van geloven dan je toch al geneigd was te
doen.
Er is een 'debriefingsrapport'. Daaruit zouden bepaalde verklaringen
zijn weggelaten, namelijk die ,,waaruit zou blijken dat ook Nederlandse
militairen de troepen van generaal Mladic behulpzaam zouden zijn geweest
bij het 'selecteren', dat wil zeggen het afzonderen en transporteren van
moslim-mannen die even later bij duizenden waren afgeslacht'' (ik citeer
deze krant van 10 augustus). Nadat het rapport van de 'debriefing' was
geschreven, kreeg het RIOD zijn opdracht.
Weer gaat er een jaar voorbij. Het CDA-Kamerlid Hans Hillen stelt vragen
aan minister Voorhoeve: waarom zijn sommige verklaringen weggelaten? De
minister laat weten dat dit is gebeurd ,,omdat de verklaring van Rutten
destijds zodanig afweek van andere getuigenissen dat zij daarmee niet in
één lijn te brengen viel en daarom slechts aan het
Joegoslavië Tribunaal beschikbaar was gesteld''.
Zelden zal een minister krommer redenering ten beste hebben gegeven.
Want ten eerste: als één verklaring sterk afwijkt van de
andere, en die verklaring zou bovendien gestaafd kunnen worden met
fotografisch bewijs, als tenminste de fotootjes niet 'oenig behandeld'
of 'te wazig' waren, zou je dan juist niet deze ene verklaring extra
hoog moeten waarderen? En als deze afwijkende verklaring niet 'in het
rapport' past, waarom dan het Joegoslavië Tribunaal ermee verblijd?
Dan verschijnt in Nova de heer T. Heerts, voorzitter van de
Marechausseevereniging. Hij vertelt dat behalve een fotorolletje uit
Srebrenica nog een dagboek uit Angola 'abusievelijk is vernietigd'. De
marechaussee heeft in 1995 het ministerie van Defensie 'met klem'
verzocht, een strafrechtelijk onderzoek te doen instellen naar mogelijke
oorlogsmisdaden van Nederlandse militairen in Bosnië, maar daar
nooit iets op gehoord. Heerts zei dat Defensie vaker de feiten probeert
te verdoezelen.
En nu komt de marechausseecommandant P. Rutten met de onthulling dat
drie jaar geleden vijf soldaten van Dutchbat het 'selecteren' in een
verhoor hebben bevestigd, dat deze verklaring de minister heeft bereikt
en dat die er niets mee heeft gedaan. De heer Voorhoeve ontkent.
Tot nadere berichten doet de rol van de drie heren mij denken aan die
van de officier van de landmacht dr. J.G. Hueting. Hij onthulde in 1969
op de televisie een en ander over het gedrag van Nederlandse militairen
in Indonesië. Het regelrechte gevolg daarvan zijn twee publicaties,
Ontsporing van geweld, door J.A.A. van Doorn en J.W. Hendrix, en het
officiële rapport, De Excessennota, resultaat van het onderzoek dat
werd ingesteld op last van het kabinet-De Jong. De nota verscheen een
half jaar na de televisie-uitzending.
Intussen is er een nieuwe minister van Defensie aangetreden. Na de
Nova-uitzending pakt hij de zaak krachtig aan. Hij gelast een nieuw
onderzoek, en vraagt de vroegere minister van Justitie en Defensie De
Ruiter dat te leiden. Dezelfde die adviseur is geweest bij de
debriefingsgesprekken die juist nader moeten worden opgehelderd. Dat is,
verzekert minister De Grave, geen bezwaar voor zijn onafhankelijkheid.
Het voornemen van een meerderheid in de Kamer om zelf met een
parlementair onderzoek te beginnen, is daarmee achterhaald.
Dat hoopt de minister misschien. Maar hoe integer, onkreukbaar, enz. de
heer De Ruiter ook mag zijn, hij is al zo betrokken bij de
voorgeschiedenis vol duisterheden en 'oenigheden' dat hij de laatste is
om als leider van zo'n onderzoek op te treden. Het lijkt me dat de Kamer
zich haar zelfstandigheid en onafhankelijkheid niet zo gemakkelijk mag
laten afnemen.
Wat nu? Dutchbat in Bosnië valt niet te vergelijken met het
Nederlandse leger in Indonesië. Andere belangen, andere
verantwoordelijkheden, andere tijden, vrijwel alles anders. Alleen de
vrees voor de openbaarheid, het gedraai, de verdoezelingen blijven
hetzelfde. Hoe verder de daden uit het zicht raken, hoe gemakkelijker de
verhulling. 'Srebrenica' is intussen al drie jaar geleden. Daarom is het
beter de kwestie niet weer 'oenig' te behandelen, maar zo vlug mogelijk
een parlementair onderzoek te beginnen. Wat ontdekt wordt kan het RIOD
dienen, daarbij inbegrepen de oenigheid. Het is allemaal vaderlandse
geschiedenis.
Terug naar overzicht