Op eieren lopen over val van Srebrenica
Twee oud-ministers legden in
Parijs verklaringen af over de val van Srebrenica. Het werd een goed
voorbereide exercitie.
Door onze redacteur STEVEN DERIX
PARIJS, 13 APRIL. Aan het einde van de hoorzitting wilde monsieur le
ministre Van Mierlo, tussen 1994 en 1998 bewindsman van
Buitenlandse Zaken, toch nog een paar correcties aanbrengen - om "
misverstanden" te voorkomen. "Wat ik heb gezegd, is dat het wel erg
hoogmoedig zou zijn om te beweren dat Nederlandse militairen beter
zouden zijn dan andere soldaten. Je ne saurais dire ni
prétendre que rien ne vaut un soldat Néerlandais." Na
afloop spoedden Van Mierlo en oud-minister van Defensie Voorhoeve zich
de zaal uit. Een geplande persconferentie in het Institut
Néerlandais door de twee oud-ministers werd afgelast. "Ze hebben
dagenlang op hun teksten zitten schaven", vertelde een medewerker van
de Nederlandse ambassade in Parijs. " Dat willen ze nu niet meer
verpesten." De hoorzittingen door de Franse parlementaire
onderzoekscommissie naar de val van de moslim-enclave Srebrenica in
juli 1995 waren een delicate missie voor Van Mierlo en Voorhoeve. De
afgelopen jaren is bij de schuldvraag voor de val van de enclave vaak
met de vinger naar de Fransen gewezen. Waarom kwamen de NAVO-
luchtaanvallen op de Bosnische Serviërs pas toen het al te laat
was? Dat was een deal tussen de Franse VN-bevelhebber Janvier en de
Bosnisch-Servische generaal Mladic in mei 1995, zo wil een theorie:
geen luchtaanvallen op de Serviërs, in ruil voor 70 Franse
gijzelaars. Omdat de Fransen af wilden van de 'veilige gebieden'
Gorazde, Zepa en Srebrenica, zo wil een andere lezing: President Chirac
kon zijn 'robuustere' aanpak van de Bosnische Serviërs pas
realiseren, nadat de VN-militairen waren teruggetrokken uit de kwetsbare
enclaves.
Allemaal onzin, zo zei de Franse oud-premier Alain Juppé twee
maanden geleden tegenover de onderzoekscommissie. Er was geen Frans
complot, het waren juist de slappe knieën van de Nederlandse
regering die hebben geleid tot de val van de enclave. Volgens
Juppé liet de Franse president Chirac op 11 juli 1995, de dag
van de val van Srebrenica, tijdens een Frans-Duitse top in Straatsburg
weten dat Frankrijk bereid was "alles te doen wat de Nederlanders maar
wilden". Het was de Nederlandse regering die bij monde van Van Mierlo "
nadrukkelijk" liet weten dat er geen geweld mocht worden gebruikt, aldus
Juppé. Daniel Levitte, adviseur van Chirac, voegde er nog aan toe
dat hem nog levendig voor de geest stond hoe de Duitse minster van
Buitenlanse Zaken Klaus Kinkel uit de vergadering werd geroepen, die
dag. Aan de lijn, aldus Levitte, le ministre Van Mierlo. Zijn
boodschap: "De enclave wordt aangevallen, maar wij hebben geen hulp
nodig." President Chirac, aldus Levitte, zou hierop zijn "ontploft".
Van Mierlo schoof de zwartepiet gisteren voorzichtig van zich af, zonder
daarbij de Fransen verwijten te maken. Wat hij door middel van de
hoorzitting wilde "bijstellen", zo zei hij, was "het suggestieve beeld"
dat "de Nederlandse regering geen luchtacties toestond toen het nog
kon, en daarmee de val van de enclave heeft veroorzaakt of bespoedigd."
Minister Voorhoeve werd op de avond van de tiende juli - de dag
vóór de val - door Janvier gebeld met de vraag of
Nederland kon instemmen met luchtacties, gezien de 30 Nederlandse
Dutchbatters die op dat moment door de Serviërs werden gegijzeld.
Minister Voorhoeve zou toen, aldus Van Mierlo en Voorhoeve zelf, hebben
gezegd luchtacties "op prijs" te stellen. Pas na de (deels mislukte)
luchtaanval op 11 juli, na dreigementen van Servische zijde de
Nederlandse gijzelaars te doden in Nederlandse compound en de daar
samengepakte vluchtelingen te beschieten, zou de Nederlandse regering -
in casu Van Mierlo, Voorhoeve en premier Kok - hebben besloten
de VN te verzoeken de aanvallen te stoppen, tien minuten nadat de
Verenigde Naties hiertoe zelf al besloten hadden.
Had de enclave gered kunnen worden door een succesvolle inzet van de
NAVO-luchtvloot? Misschien, zo zeiden Van Mierlo en Voorhoeve gisteren,
maar erg waarschijnlijk is dat niet. Volgens Voorhoeve staat het falen
van de VN in Srebrenica voor het falen van de VN in Joegoslavië in
het algemeen: de misconceptie dat men kon doen aan peacekeeping,
zonder te beschikken over een geloofwaardige militaire afschrikking.
Tegelijkertijd maakte Voorhoeve echter opnieuw duidelijk dat niet alle
vragen over het uitblijven van de luchtsteun zijn opgelost - ook niet
over de Nederlandse rol daarin. Op de avond van de tiende juli
verkeerde zowel Voorhoeve als de commandant van het Nederlandse
bataljon in Srebrenica, overste Karremans, in de veronderstelling dat de
NAVO op 11 juli grootschalige luchtaanvallen zou uitvoeren. Pas in de
loop van de ochtend werd Karremans duidelijk dat hij (beperkte)
luchtsteun wel degelijk opnieuw moest aanvragen. Toen de luchtaanval
uiteindelijk werd uitgevoerd, stonden de eerste Serviërs al in
Srebrenica.
Generaal Janvier is twee maanden geleden op uitdrukkelijk verzoek van
het Franse ministerie van Defensie achter gesloten deuren gehoord over
zijn rol bij de luchtsteun. Volgende week zullen twee Nederlandse
militaire sleutelfiguren, overste Karremans en generaal Cees Nicolai,
destijds chef-staf van de commandant van UNPROFOR in Sarejevo,
wél in het openbaar spreken. Of dat nieuwe feiten zal opleveren,
is echter de vraag. Van Mierlo en Voorhoeve hebben tijdens de
voorbereiding van hun optreden van gisteren onder andere gebruik
gemaakt van de diensten van het Nederlandse ministerie van Defensie.
Dat hierbij niets aan het toeval was overlaten, bleek uit het feit dat
de beide oud-ministers gisteren werden vergezeld door twee souffleurs:
hoge militairen van de Nederlandse Defensiestaf, gestoken in
onopvallend burgerkostuum. De 'verhoren' van Karremans en Nicolai,
precies over een week, zullen met net zoveel zorg zijn voorbereid.