Uitzending militairen
Kabinet wil informatie verbeteren
Door onze politieke redactie
DEN HAAG, 5 SEPT. Premier Kok
staat 'welwillend' tegenover de roep om meer informatieverschaffing
omtrent de uitzending van Nederlandse militairen naar VN-vredesmissies.
Hij zei dit in een reactie op het rapport-Bakker.
Maar Kok wijst erop, dat binnen de internationale verhoudingen niet
altijd alles openbaar kan worden gemaakt, en in crises niet altijd de
risico's "op een tekentafel in kaart kunnen worden gebracht". Kok zei
dit gisteren tegenover het NOS-journaal, in een reactie op het zojuist
verschenen rapport van de commissie-Bakker.
In het rapport wordt onder meer gepleit voor een grondiger, openbare
informatieverschaffing door het kabinet aan de Tweede Kamer over
toekomstige vredesmissies. Kok is graag bereid "te kijken hoe dat
inderdaad beter kan", maar hij heeft ook bedenkingen: "De feiten zijn
vaak, op het moment dat ze zich voordoen, wat onoverzichtelijker dan
zodra de mist daarna is opgetrokken. Je hebt soms ook te maken met
internationale verhoudingen en afspraken. Niet alles is onmiddelijk
vrij voor publiciteit".
De partijen in de Tweede Kamer hebben het rapport van de commissie-
Bakker gisteren algemeen geprezen om zijn grondigheid en de in het
document vervatte aanbevelingen over betere informatie en helderder
besluitvorming omtrent uitzending omarmd. Alleen twee kleine partijen,
de SP en de SGP, meenden dat het rapport aanleiding is tot meer
terughoudendheid over de uitzending van Nederlandse troepen. De PvdA
mist in het rapport een volledige weergave van " het totaal van de door
Nederland gepleegde inspanningen (..) na de val van Srebrenica" en wil
daarover met de commissie spreken.
Bij de publicatie van het rapport kwam gisteren voor het eerst een
voorgesprek van de commissie met voormalig minister van Buitenlandse
Zaken Van Mierlo naar buiten. Van Mierlo kon wegens ziekte niet in het
openbaar worden gehoord. Van Mierlo zegt onder andere dat er ten tijde
van de val van Srebrenica "op Defensie een overweldigende dominantie
was van het gevoel: de jongens moeten er uit, die moeten het leven
houden". Minister van Defensie Voorhoeve zelf was het echter met hem
eens, zegt Van Mierlo, dat onder deze omstandigheid de bescherming van
de burgerbevolking in Srebrenica ten minste even belangrijk was als de
bescherming van de Nederlandse troepen.