Nogmaals: Srebrenica
WIE DE SLAG verloren heeft,
heeft niets meer in te brengen. Dat is een klassiek militair
ervaringsfeit. In die positie bevond zich overste Karremans toen de
Serviërs eenmaal Srebrenica hadden veroverd - de legerplaats van
Dutchbat, laatste vluchtheuvel voor de bevolking - en zich opmaakten
voor hun wandaad. Natuurlijk was het heroïscher geweest als
Dutchbat een laatste poging had gedaan de moslimbevolking van het
naderende onheil af te schermen. Maar de samenhang in het Nederlandse
blauwhelmenbataljon was al eerder verloren gegaan en de leiding
inspireerde niet tot een 'last stand'. Bovendien, men ging aanvankelijk
nog uit van een enigszins geordende evacuatie onder VN-toezicht van al
thans de vrouwen en kinderen.
Vijf jaar geleden pleegden de Serviërs hun massamoord op naar
schatting ruim zevenduizend mannelijke moslims. Dat feit werd gisteren
herdacht, in Srebrenica zelf en in Den Haag. De herdenking leidde tot
een open brief van vaderlandse schrijvers om eindelijk eens de
verantwoordelijkheden vast te stellen en de werkelijke gang van zaken te
achterhalen; tot een pleidooi van minister Pronk voor een parlementaire
enquête; tot verdeeldheid in de Tweede Kamer over de tekst waarop
de herdenking was gefundeerd en tot weer een nieuw document dat een
schril licht werpt op de verantwoordelijken. Bij elkaar voldoende om aan
te tonen dat de Nederlandse samenleving er niet in slaagt om over
Srebrenica met zichzelf in het reine te komen, ondanks alle verrichte
onderzoeken en het vooruitzicht van nog een rapport, van het NIOD
ditmaal.
DE SECRETARIS-GENERAAL van de VN, Kofi Annan, heeft vorig jaar in
een moedig rapport over het VN-optreden in Bosnië, en over
Srebrenica in het bijzonder, het boetekleed aangetrokken. Het falen van
de Veiligheidsraad, van de lidstaten, van het secretariaat zelf en van
de VN-autoritei ten ter plaatse wordt in dat rapport helder en
gedetailleerd in het licht gesteld. Opmerkelijk genoeg heeft nog geen
enkele lidstaat die op de een of andere manier bij de tragedie was
betrokken, Annans voorbeeld gevolgd. In Nederland zijn de verrichte
deelonderzoeken qua status, diepgang en reikwijdte ver bij Annans
rapportage achtergebleven.
Officieel is het wachten nu op het NIOD, met op de achter hand de
mogelijkheid van toch nog een parlementaire enquête als het NIOD-
rapport daartoe aanleiding geeft. Pre mier Kok trok gisteren zijn
wenkbrauwen op over de suggestie van minister Pronk. En inderdaad, het
is aan de Tweede Kamer om tot het houden van een parlementaire
enquête te besluiten. Maar Pronk heeft destijds wel als een van de
eersten de signalen geregistreerd dat er een massamoord plaatshad. Dat
geeft hem nu meer recht van spreken. Temeer omdat het verwijtbaar lang
heeft geduurd voor internationale en Nederlandse verantwoordelijken de
ernst van het voorgevallene hebben onderkend en hebben willen toegeven.