Samenleven in een verbitterde stad
De moslim-enclave Srebrenica,
vijf jaar geleden in handen gevallen van Bosnische Serviërs, is een
doodse en verbitterde stad.
Door onze correspondent YAËL VINCKX
SREBRENICA, 11 JULI. Kan de tijd stilstaan? UN Base staat nog
altijd op de muur van het voormalige kamp van het Nederlandse VNbataljon
Dutchbat geschreven. Het hek scharniert in de zachte wind. Aan de
overkant van de weg liggen de fabriekshallen. Hier verzamelden duizenden
moslims zich, nadat het hek van Dutchbat voor hen op slot ging. Even
verderop staan de houten huisjes van het Zweedse hulpproject. Eens
werden ze bewoond door moslims.
De moslim Nesib Mandzic was vroeger schoolhoofd in Srebrenica. In de
hectische dagen rond de val van het stadje, op 11 juli 1995, nam de
Nederlandse commandant Ton Karremans hem mee naar een ontmoeting met de
Bosnisch-Servische generaal Ratko Mladic. Nesib Mandzic moest de moslim-
bevolking vertegenwoordigen. Van de ontmoeting bestaan videobeelden: een
zelfverzekerde Mladic, een in elkaar gedoken Karremans en een angstige
Mandzic, ongeschoren en met ingevallen wangen van de honger.
Is dit nu Nesib Mandzic? Tien minuten na het begin van de vergadering
van Srebrenica's gemeenteraad komt hij de kamer binnengezwierd:
gladgeschoren gezicht, gestreken pastelgroen overhemd, leren aktetas
onder de oksel. Niemand zegt iets over zijn late binnenkomst. Een
burgemeester wordt niet snel op de vingers getikt.
De vergadering gaat over de herdenking van de val van de 'veilige
enclave' Srebrenica. "Er komen ruim honderd bussen met moslims", zegt de
vice-president van de raad, een moslim. De Bosnische Serviërs
kijken bedenkelijk, en de leden van de internationale gemeenschap, aan
de zijkant van de vergadertafel, kijken nog bedenkelijker. Nu wordt
Srebrenica bewoond door Bosnische Serviërs, veelal vluchtelingen
uit andere delen van Bosnië. Dat er moslims in de raad zitten, is
te danken aan de stemmen van verdreven (maar niet teruggekeerde) moslim-
inwoners. Laatst hebben de vluchtelingen de huizen van twee moslims die
op het punt stonden terug te keren, in brand gestoken. "Hoe kan de
veiligheid van die duizenden buspassagiers gegarandeerd worden", vraagt
een hulpverlener zich af. De Bosnische moslims houden vol. Ze willen
tijdens de herdenking de eerste steen voor een monument leggen. De
Bosnische Serviërs hebben al geprotesteerd. Krijgen de moslims een
steen, dan willen zij ook een steen. Voor alle Serviërs die onder
leiding van de moslim-commandant Naser Oric vermoord zijn. Oric, die
vlak voor het drama vertrok en aan de dood ontsnapte en nu een
sportschool drijft in Tuzla.
Srebrenica - er is weinig veranderd. De gevels van de huizen zitten vol
kogelinslagen. De Bosnische Serviërs knappen de huizen van de
moslims niet op. Het vredesakkoord schrijft voor dat vluchtelingen
kunnen terugkeren naar hun huizen. De stadhuisportier zegt: "Zal ik net
mijn huis hebben opgeknapt voor veel geld, moet ik het teruggeven aan
een moslim."
Tot juni 1999 hebben de moslims geen voet aan de grond gekregen in
Srebrenica. In Tuzla woonden ze, op zo'n anderhalf uur rijden. In het
stadje zelf kwamen ze nooit. Bij de lokale verkiezingen van 1997
mochten de vluchtelingen stemmen voor de gemeenteraad in hun voormalige
woonplaats. In Tuzla stemden de vluchtelingen uit Srebrenica massaal op
de moslim-partij SDA. Zo kreeg de Bosnisch-Servische bevolking van
Srebrenica een gemeentebestuur van overwegend moslims, onder leiding
van burgemeester Nesib Mandzic. Maar de Bosnische Serviërs stonden
hun plaats niet af. De nieuwe raadsleden kwamen het stadje niet eens
in. De internationale gemeenschap stelde sancties in; Srebrenica kreeg
geen cent. Daarop zeeg de toch al verzwakte economie verder ineen.
Vorig jaar gingen de Bosnische Serviërs, onder druk van hun
partijbestuur en als gevolg van de sancties, overstag. In juli werd de
oude kliek opzij gezet - en nam daarbij al het geld voor de nieuwe
waterleiding mee. De nieuwe politici waren te zwak om hun collega's tot
de orde te roepen. Daarom zit Srebrenica grote delen van de dag zonder
stromend water. De buitenlandse hulpverleners drinken alleen gefilterd
water. "Als al het geld echt aan water was uitgegeven, dan hadden we nu
melk uit de kraan gehad", zegt een inwoner. Tegenwoordig bestaat het
bestuur uit leden van beide bevolkingsgroepen. De burgemeester is een
moslim, de onderburgemeester is dus een Serviër. De
voorzitter van de gemeenteraad is een Serviër, de vice-voorzitter
is dus een moslim. De stad wordt nauwelijks bestuurd, moslims
houden plannen van Serviërs tegen en omgekeerd. Maar, zo zegt een
internationale toezichthouder, "we zijn al blij dat de twee partijen
aan één tafel zitten en begrijpen dat ze met elkaar
moeten praten in plaats van elkaar de hersens in te slaan." Hoewel de
sancties zijn opgeheven komt de economie nauwelijks op gang. Van de
twaalfduizend inwoners van Srebrenica hebben er vijftienhonderd een baan
en staan er tweeduizend officieel geregistreerd als werkloos, aldus de
wethouder van economische zaken. De overigen gaan naar school, hebben
een pensioen of hangen rond. De zinkmijn werkt en er gaan verhalen over
goud en zilver. Maar dat zijn vooralsnog verhalen. En het water, het
heilzame water tegen huidziekten, trekt nog maar weinig bezoekers. "Een
handvol Bosnische Serviërs komt nog", zegt eigenaar Aleksander
Simic van hotel Domavia mistroostig. " De Bosnische moslims durven niet
te komen en de Serviërs uit Joegoslavië kunnen de reis niet
betalen."
Srebrenica is een doodse stad. De agenten van de internationale politie
in het verderop gelegen Bijeljina beschouwen overplaatsing naar
Srebrenica als een 'straf'. Buitenlandse hulpverleners rijden in het
weekeinde naar Tuzla of Sarajevo. In Srebrenica wonen voornamelijk
verbitterde Bosnisch-Servische vluchtelingen. Rosa Danilovic (61) en
Slavica Pisaric (41) wonen al vijf jaar in Potocari in houten
containers, oorspronkelijk neergezet door Zweedse hulpverleners voor de
moslim-bevolking van Srebrenica. Danilovic heeft een pensioen van 200
mark per maand, maar heeft al vier maanden niets gekregen. Pisaric
haalt voor tien mark per dag de oogst binnen. Naar Srebenica gaan ze
nooit. "Wat hebben wij daar te zoeken? Het is niet onze stad." Dat is
een probleem. De bioscoop is gesloten en de dansavonden zijn een stem
uit het verleden. Het doet de lokale Bosnisch-Servische bevolking
verzuchten: de tijden met de Bosnische moslims waren niet zo slecht. De
Bosnjaken organiseerden tenminste feesten en hielden hun tuintjes bij.
Het eerste moslim-paar dat dit voorjaar naar Srebrenica terugkeerde,
werd dan ook enthousiast begroet door de plaatselijke Servische
bevolking. Sacir en Mevlida Halilovic, 87 en 80 jaar oud, kwamen terug
"om te sterven in Srebrenica". Maar Sacir is nog lang niet dood. In een
broek vol verfvlekken en met een plamuurmes in de hand werkt hij
verwoed aan zijn nieuwe onderkomen. Voorlopig woont het bejaarde
echtpaar nog in de 'zomerkeuken' - twee kamertjes vol met stoelen,
banken, ladenkastjes, snuisterijen en een houtfornuis. De ene
hoogwaardigheidsbekleder na de andere is inmiddels bij het echtpaar op
bezoek geweest. NAVO-generaal Wesley Clark, onlangs in Srebrenica, liet
een medewerker de heuvel naar het huisje van de Halilovic' beklimmen.
"Meneer Clark wil u ontmoeten", zei hij hijgend. "Dan moet-ie hierheen
komen", zei Sacir. Hij kan er nog om gniffelen.
Het gaat niet altijd zo makkelijk. Serviërs staken onlangs twee
huizen in brand, die waren bedoeld voor terugkerende moslims. Andere
moslims willen niet terug. De dochter van Sacir en Mevlida
bijvoorbeeld. "Ik ben gewend aan mijn andere leven", zegt ze en schikt
haar kokerrokje recht. Ze verloor haar man bij de val van Srebrenica;
hij vluchtte met duizenden andere mannen de heuvels in en keerde nooit
terug. Nu verkoopt ze in Tuzla verzekeringen en gaan haar twee
dochtertjes in Tuzla naar school. "Kom me maar eens opzoeken", zegt ze,
en geeft een glimmend visitekaartje af.