Over bommen op Servië
Kok bestrijdt indruk van onenigheid
Door een onzer redacteuren
DEN HAAG, 9 JUNI. Premier Kok
heeft voor de commissie-Bakker gistermiddag geprobeerd de indruk weg te
nemen dat er in het kabinet onenigheid bestond over de NAVO-
bombardementen van vorig jaar op Kosovo en Servië.
"De ministerraad is een volwassen college waar in beslotenheid ruimte
is voor kritische vragen. Dat is van mening wisselen, niet van mening
verschillen." De ministers spraken er 'indringend' en 'grondig' over.
Als dat niet zou kunnen, zou het 'Stalin revisited' zijn, zei de
premier tegen de commissie die de Nederlandse deelname aan
vredesmissies onderzoekt. Kok gaf toe dat hij tijdens een
persconferentie op de Europese Top in Berlijn op 24 maart van
journalisten en niet van zijn eigen ambtenaren of van minister Van
Aartsen (Buitenlandse Zaken) te horen kreeg dat de eerste NAVO-bommen
gevallen waren. Kok wist dát dat die avond zou gebeuren maar niet
precies op welk moment.
De vrees voor onbedoelde schade, burgerslachtoffers en
vluchtelingenstromen voedden het wekelijkse debat in de ministerraad
tijdens de luchtoorlog. Dat zeiden zowel Kok als minister Van Aartsen
gisteren tegen de commissie. De discussies waren volgens Kok nodig om
het kabinet "scherp te houden" en " voortdurend de gevolgen van de
acties onder ogen te zien". Ook de besluitvorming rond de inzet van
Nederlandse F-16's heeft volgens Kok en Van Aartsen altijd volgens de
afgesproken regels plaatsgevonden. Op één punt bleef
onduidelijkheid bestaan. Minister De Grave (Defensie) had woensdag
tegenover de commissie bevestigd dat bij het begin van de
luchtaanvallen op 24 maart 1999, de NAVO harder wilde toeslaan dan
aanvankelijk het plan was. Fase één (uitschakeling van de
Joegoslavische luchtverdediging) en fase twee (aanvallen op
Joegoslavische militaire grondeenheden) waren volgens De Grave "
grotendeels in elkaar geschoven".
Van Aartsen en later Kok maakten duidelijk dat hier sprake was van een
misverstand. De tweede fase werd conform de brieven die toen naar de
Kamer zijn gezonden, pas enkele dagen later van kracht. De premier zei
dat De Grave dat misverstand in een aparte brief aan de commissie zal
rechtzetten. Kok haalde fel uit naar oud-bevelhebber Couzy van de
landmacht. Kok wilde na de val van Srebrenica in juli 1995 in Zagreb
een "sobere bijeenkomst" met de teruggekomen Dutchbatters. Hij drong
daar via zijn hoogste ambtenaar op aan bij Voorhoeve. Kok: "Ik voelde
me behoorlijk bekocht toen bleek dat Couzy zich daar niets van had
aangetrokken." De militaire kapel stond op een hoek van het
ontvangstterrein "storende hoempamuziek" te blazen. De premier wilde
graag de bijeenkomst bijwonen om zijn betrokkenheid te tonen. Voorhoeve
stelde het aanbod van Kok op prijs. Van Mierlo, toen minister van
Buitenlandse Zaken, vond het aan de zware kant dat Kok en de kroonprins
gingen. "Ik vond het zwaar, maar terecht zwaar. Het was niet te zwaar",
zei Kok gisteren. Couzy zei eerder tegen de commissie dat hij vond dat
de Nederlandse VN-militairen na zes maanden spanning "een keer uit de
band" moesten kunnen springen. Het ontbreken van NAVO-luchtsteun was
voor Kok de belangrijkste reden dat Dutchbat in een onmogelijke positie
was geraakt in Srebrenica. Nederland had er volgens Kok alles aan
gedaan om maximale zekerheid te krijgen over de luchtsteun. Hij had van
de toenmalige secretaris-generaal van de VN, Boutros Ghali, een harde
toezegging gekregen.