HOOFDARTIKEL NRC HANDELSBLAD
Naïef Nederland
IN DE TWEEDE KAMER wordt
verschillend gedacht over de precieze taakopdracht van de uit eigen
kring samengestelde Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen,
beter bekend onder de naam commissie-Bakker. Is het een onderzoek naar
het besluitvormingsproces rondom Nederlandse deelname aan vredesmissies
of gaat het om een onderzoek naar het drama in Srebrenica?
Twee van de drie weken die waren uitgetrokken voor de openbare verhoren
zijn inmiddels achter de rug. En hoewel zo nu en dan uitstapjes worden
gemaakt naar andere vredesmissies is duidelijk dat Srebrenica wel
degelijk het hoofdonderdeel vormt van het onderzoek van de commissie-
Bakker. Om een simpel voorbeeld te geven: als het de commissie werkelijk
te doen zou zijn om de besluitvorming in algemene zin, was men afgelopen
woensdag tijdens het verhoor van oud-minister Voorhoeve niet zo
uitvoerig stil blijven staan bij de keuze van de muziek die de militaire
kapel speelde toen Dutchbatters van hun missie in Srebrenica
terugkeerden.
Er is een commissie met een niet heldere doelstelling aan het werk. Het
past geheel in het patroon dat de slordige besluitvorming rond
Srebrenica bij stukjes en beetjes door de openbare verhoren wordt
blootgelegd. Onbedoeld weerspiegelt de diffuse opdracht van de
onderzoekscommissie de gang van zaken rond de uitzending van het
Nederlandse bataljon naar de moslimenclave in Bosnië. Want hoewel
de verhoren nog niet zijn afgerond en het eindrapport nog moet worden
geschreven, is nu al zonneklaar dat intenties en verwachtingen van de
uitzending bij de direct betrokkenen totaal verschillend waren. Uit de
verhoren tot nu toe rijst een beeld op van elkaar om de tuin leidende en
tegensprekende politici, ambtenaren en militair verantwoordelijken,
allen behept met een geheel eigen verwachtingspatroon.
DIT KOMT HET schrijnendst naar voren bij de cruciale vraag of het
Nederlandse bataljon in Srebrenica nu wel of niet verzekerd kon zijn van
luchtsteun bij eventuele aanvallen van Bosnische Serviërs op de
enclave. Volgens oud-premier Lubbers en de toenmalige ministers Ter Beek
en Kooijmans was het Nederlandse kabinet die garantie in januari 1994
van de zijde van de Verenigde Naties gegeven. Maar degene die Ter Beek
in de zomer van 1994 als minister van Defensie opvolgde, Voorhoeve,
verklaarde afgelopen woensdag tegenover de commissie dat er nooit sprake
was geweest van harde garanties. 'Redden wat er te redden viel' was zijn
devies, want hij had Srebrenica van het begin af aan beschouwd als een
niet te verdedigen enclave.
Als op het hoogste beleidsvormende niveau zoveel onduidelijkheid
bestaat, hoeft het niet te verbazen dat er op het uitvoerende niveau
zoveel mis kon gaan. Er hoeft geen twijfel over te bestaan dat de schuld
voor het Srebrenica-drama volledig ligt bij de Bosnische Serviërs.
Maar dat neemt niet weg dat Nederland indertijd een grote
verantwoordelijkheid op zich heeft genomen door met onheldere afspraken
een bataljon beschikbaar te stellen.
Ongetwijfeld heeft iedereen met de beste bedoelingen geopereerd. Maar
goede bedoelingen zijn niet voldoende in het internationale
krachtenspel. Nederland toont verantwoordelijkheid was het beeld in
eigen land toen tot de uitzending besloten werd. Maar voor de
buitenwereld toonde Nederland vooral naïviteit. Een dergelijke
boodschap is hard. Te hard wellicht. Het verklaart althans de
krampachtigheid waarmee het drama-Srebrenica wordt onderzocht.