Voorhoeve voor commissie-Bakker:
Srebrenica was niet te beschermen
Door een onzer redacteuren
DEN HAAG, 31 MEI. Toenmalig
minister J. Voorhoeve van Defensie wist al een jaar vóór
de val van de moslimenclave Srebrenica in 1995 dat bescherming van het
gebied door Dutchbat "onuitvoerbaar" was.
Dat bleek vanochtend bij de ondervraging van Voorhoeve door de
parlementaire commissie-Bakker die deelname van Nederlandse militairen
aan vredesmissies onderzoekt. Voorhoeve rekende ook niet op luchtsteun
als de enclave zou worden aangevallen door Bosnisch-Servische troepen.
De oud-minister zei dat hij en zijn medewerkers vanaf augustus 1994 "dag
en nacht" bezig waren geweest om "te redden wat er te redden viel".
Voorhoeve beschreef vanochtend uitvoerig hoe hij keer op keer had
geprobeerd andere Navo-landen te betrekken bij de verdediging van
Srebrenica, om de Bosnisch-Servische generaal Mladic af te schrikken.
"Het antwoord was steeds: nee, nu niet." In de zomer van 1995 werd het
gebied, in het oosten van Bosnië, veroverd door Bosnisch-Servische
troepen. Duizenden moslims werden geëxecuteerd.
Oud-premier Lubbers en oud-minister van Buitenlandse Zaken Kooijmans
verklaarden vorige week dat ze van VN-secretaris-generaal Boutros Ghali
in 1993 de garantie hadden gekregen dat Dutchbat kon rekenen op
luchtsteun als de enclave werd bedreigd. Ook de Tweede Kamer ging ervan
uit dat de VN luchtsteun zou geven, benadrukte het VVD-Kamerlid Blaauw
aan het begin van de middag voor de commissie. Voorhoeve zei vanochtend
dat hij nooit had geloofd dat die garantie er was, en hij wist ook, zei
hij, dat alleen luchtsteun niet genoeg was geweest om het gebied te
redden. "Er zou ook een aanzienlijke grondoperatie nodig zijn geweest.
Met veertig- tot vijftigduizend man." Vanaf zijn aantreden in 1994 had
Voorhoeve de mogelijkheden onderzocht om een catastrofe te voorkomen.
Evacuatie van de veertigduizend moslims uit het gebied, een idee dat al
eerder door de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR was bedacht, werd door
de Bosnische regering in Sarajevo verworpen. Dat zou betekenen dat er
werd meegewerkt aan de etnische zuivering. Een luchtbrug naar de
enclave werd door de VN te gevaarlijk geacht. Ook werd nog overwogen dat
Dutchbat "gewoon zou wegrijden", maar dat was volgens Voorhoeve "moreel
verwerpelijk" en onuitvoerbaar: moslims uit Srebrenica zouden het
vertrek van de VN-militairen hebben verhinderd. Voorhoeve: "Er zat niks
anders op dan door te gaan met patrouilleren, in de hoop dat
internationaal overleg tot een oplossing zou leiden."
Over de feestelijke bijeenkomst in Zagreb, na de val van de enclave, zei
Voorhoeve dat die "nooit had mogen plaatsvinden". Het was, zei hij, een
" enorme embarrassment" voor Nederland.