Ambassadeur Biegman ontkent garantie
volkerenorganisatie
Onduidelijkheid over rol VN
Over de vraag of de VN Nederland
bijstand zou verlenen als 'Dutchbat' in Srebrenica in het nauw zou
komen, worden voor de commissie-Bakker tegenstrijdige verklaringen
afgelegd.
Door onze redacteuren CEES BANNING
en
PETRA de KONING
DEN HAAG, 30 MEI. Had Nederland in 1994 nu wel of geen toezegging van
de Verenigde Naties dat er bommen zouden vallen als de Nederlandse
militairen in Srebrenica gevaar liepen? De parlementaire commissie-
Bakker, die de deelname van Nederlandse militairen aan vredesmissies
onderzoekt, probeert op die vraag een antwoord te vinden. Dat valt niet
mee. Het kabinet-Lubbers ging er in januari 1994 ten onrechte van uit
dat die luchtsteun er zou komen als het nodig was. Dat bleek gisteren
uit de getuigenis van topdiplomaat Niek Biegman. Biegman, in die tijd
permanent vertegenwoordiger van Nederland bij de VN, was op 19 en 20
januari 1994 bij een ontmoeting van Nederlandse bewindslieden met VN-
secretaris-generaal Boutros Ghali. Oud-premier Lubbers en de oud-
ministers Kooijmans (Buitenlandse Zaken) en Ter Beek (Defensie) zeiden
vorige week tegen de commissie dat er, na enig aandringen, tijdens dat
bezoek uiteindelijk een garantie van luchtsteun was gegeven. Biegman
citeerde een codebericht van Buitenlandse Zaken aan de VN-ambassadeur in
New York, waaruit bleek dat die harde toezegging er toch niet was.
"Boutros heeft gezegd dat hij van de Russen niet mocht instemmen
vóór consultatie van de Veiligheidsraad", zei Biegman. De
luchtsteungarantie was cruciaal voor het besluit Nederlandse VN-
militairen naar Srebrenica te sturen. In de zomer van 1995 werd de
'veilige' moslim-enclave aangevallen door Bosnisch-Servische troepen.
Luchtsteun van de Navo bleef uit.
Volgens Biegman kòn Boutros Ghali de luchtsteun ook niet
garanderen. De Russen herinnerden de secretaris-generaal er voortdurend
aan dat alleen bommenwerpers ingezet konden worden na raadpleging van
de VN-Veiligheidsraad. Rusland heeft als permanent lid van de raad een
vetorecht. "Ruslands hoogste VN-vertegenwoordiger liet me in die dagen
een brief van zijn regering zien waarin stond dat Boutros Ghali
daarover geen zelfstandige beslissingen mocht nemen", zei Biegman. Dat
gold volgens Biegman niet alleen voor de zogenoemde air strikes
waarbij Servische doelen in heel Bosnië zouden worden aangevallen,
maar ook voor de close air support die zich richtte op de directe
verdediging van veilige gebieden zoals Srebrenica. Lubbers, Kooijmans
en Ter Beek zeiden vorige week dat zij er, na de ontmoeting met Boutros
Ghali, op rekenden dat consultatie van de Veiligheidsraad alleen nodig
was voor de air strikes. Over close air support zou, dachten zij, de
VN-commandant in Bosnië direct kunnen beslissen, in overleg met de
Navo.
"Ik heb nimmer de indruk gekregen dat Boutros Ghali toen een garantie
voor luchtsteun heeft afgegeven", aldus Biegman. Ook een brief die
Boutros Ghali een week later aan de Veiligheidsraad schreef over de
luchtsteun voor de VN-troepen in Bosnië kan volgens Biegman niet
als garantie worden uitgelegd. De drie oud-bewindslieden deden dat
vorige week tegenover de commissie-Bakker wel. Het bleef gisteren
onduidelijk of de topdiplomaat deze mening ook zo helder heeft
geformuleerd in gesprekken met bewindslieden.
Biegman is op dit moment permanent vertegenwoordiger bij de NAVO. Op 1
oktober 1998 gaf hij in de NAVO-raad, zonder voorbehoud, toestemming
voor de inzet van F-16 vliegtuigen voor latere bombardementen op
Joegoslavië. Biegman had daarvoor instructies gekregen van
minister Jozias van Aartsen (Buitenlandse Zaken). Een dag later legden
Van Aartsen en zijn collega van Defensie, Frank de Grave, de
ministerraad de schriftelijke mededeling voor dat "Nederland heeft
ingestemd met de Acitivation Request'. Op basis van zo'n besluit kan de
NAVO-bevelhebber materieel vorderen bij de lidstaten. Bij de commissie-
Bakker leeft de indruk dat veel van de bewindslieden niet doorhadden
dat ze op dat moment toestemming gaven voor de luchtacties. Op de vraag
waarom niet een voorbehoud is gemaakt, wat gebruikelijk is bij
dergelijke beslissingen, zei Biegman: "Ik heb me te houden aan mijn
instructies. Ik heb geen reden harder te lopen dan de Nederlandse
regering." Morgen hoort de commissie-Bakker oud-minister van Defensie,
Joris Voorhoeve. Voorhoeve zit in een lastige positie omdat in de
Tweede Kamer twijfel is ontstaan of hij de Kamer in 1997 wel juist
heeft geïnformeerd over het zenden van troepen naar Cyprus. "Als
ik het voorzichtig mag zeggen: het was op het randje", zei topambtenaar
Toine van Dongen van Buitenlandse Zaken gisteren. Hij doelde op het
antwoord van Voorhoeve op Kamervragen. Op 12 november 1997 meldde
Voorhoeve dat deelname aan de vredesmissie in Cyprus "niet aan de orde"
was. Maar volgens Van Dongen had Voorhoeve toen al toestemming gegeven
en twijfelde alleen de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Hans
van Mierlo nog.