Over inzet vredestroepen
Achterhouden brief bekend bij Defensie
Door een onzer redacteuren
DEN HAAG, 29 MEI. Topambtenaren van Defensie
waren, in tegenstelling tot eerdere berichten, in september 1993 op de
hoogte van het niet doorzenden van een brief van minister Ter Beek
(Defensie) aan de Verenigde Naties.
Dat blijkt uit een brief van toenmalig directeur Barth voor algemene
beleidszaken van het ministerie van Defensie aan de commissie-Bakker.
Barth zei vorige week woensdag voor de commissie - die de politieke
besluitvorming rond de uitzending van troepen onderzoekt - dat zijn
ministerie door Buitenlandse Zaken niet was geïnformeerd over het
niet doorzenden van de brief van Ter Beek. In zijn brief zegt Barth
echter dat Buitenlandse Zaken hem daarover indertijd wél heeft
geïnformeerd. Minister Ter Beek zei vorige week dat hij niet op de
hoogte was van het niet doorzenden van zijn brief.
Tussen Buitenlandse Zaken en Defensie woedde een competentiestrijd over
de inzet van troepen in voormalig Joegoslavië; daardoor werd de
brief van Ter Beek niet verstuurd aan de Verenigde Naties. Minister
Kooijmans (Buitenlandse Zaken) had een voorkeur voor inzet in de
zogenoemde safe areas in Bosnië. Ter Beek wilde de troepen
liever inzetten voor de handhaving van een vredesregeling die er aan
leek te komen. Het risico dat VN-troepen liepen bij deelname aan een
vredesregeling was beduidend minder dan bij de inzet in safe
areas.
In de brief bood Ter Beek de VN de luchtmobiele brigade aan om te helpen
bij de uitvoering van een vredesregeling tussen de strijdende partijen
in Bosnië. Deze brief werd niet doorgestuurd, maar in plaats
daarvan zond Buitenlandse Zaken een eigen codebericht naar de
Nederlandse vertegenwoordiging van de VN waarin de luchtmobiele brigade
werd aangeboden ter bescherming van de zogeheten veilige gebieden in
Bosnië zonder dat daarbij sprake was van een vredesregeling.
Voormalig minister Van Mierlo (Buitenlandse Zaken) en zijn staf vonden
de ontvangst van de Dutchbat in Zagreb na de val van Srebrenica
"overtrokken". Dat gold met name de aanwezigheid van premier Kok en
kroonprins Willem-Alexander. Dat zei J. graaf de Marchant et
d'Ansemborg, voormalig topambtenaar van Buitenlandse Zaken. Volgens
D'Ansembourg bestond er bij zijn departement wel "enig begrip voor de
opluchting over het feit dat de Dutchbatters heelhuids uit Srebrenica
waren teruggekomen", maar vond men het "minder passend een groot feest
te geven". Op dat moment werd immers duidelijk dat er "zeer negatieve
aspecten" zaten aan dat vertrek. Onder de ogen van Dutchbat werden door
de Serviërs moslimmannen gescheiden van hun vrouwen. Tot nu toe
zijn er 2.200 doden geborgen, 7.300 mensen worden nog vermist.