J.H. Sampiemon
Door de ogen van vroeger
J.H. Sampiemon
Voorzitter Bakker van de Tijdelijke (Kamer)Commissie Besluitvorming Uitzendingen
zag zijn onderzoek naar de Nederlandse deelname aan vredesinterventies met
een zekere ontspannenheid tegemoet. We moeten niet vergeten ook door de ogen
van die tijd te kijken, zei hij met zoveel woorden. Zijn commissieleden bleken
daar moeite mee te hebben toen zij ambassadeur Van Walsum de vraag stelden
waarom Nederland niet beter zijn best had gedaan om tot de Contactgroep voor
Joegoslavië te worden toegelaten. Enigszins geprikkeld reageerde Van
Walsum: ,,U hebt het over de tijd waarvoor ik niet verantwoordelijk ben.''
En gelijk had hij.
De aanleiding tot het parlementaire onderzoek is, hoe kan het anders, de
Servische verovering van 'de veilige enclave' Srebrenica in het voorjaar van
1995 en de daaropvolgende massamoord op moslims onder de ogen van Dutchbat.
Daaraan waren vier jaren burgeroorlog voorafgegaan, een periode die bepalend
was voor de beslissingen die in 1995 werden genomen. Wat Nederland betreft
richt de aandacht zich vooral op de tweede helft van 1991 toen het het voorzitterschap
van de Europese Gemeenschap bekleedde en uit dien hoofde de 'trojka' leidde
die namens de EG (de EU bestond nog niet) in het uiteenvallende Joegoslavië
trachtte te bemiddelen.
De commissie-Bakker hoorde voormalig minister van Buitenlandse Zaken Van
den Broek. Aandacht trok diens opmerking dat besluitvorming door de Verenigde
Naties lang op zich laat wachten. Maar in de zomer van 1991, toen de vijandelijkheden
uitbraken, was er geen sprake van de VN in Joegoslavië. Europa had het
op zich genomen het vraagstuk te regelen. Van den Broeks Luxemburgse ambtgenoot
en onmiddellijke voorganger in de voorzitterszetel, Poos, eveneens lid van
de trojka, maakte zich onsterfelijk met een triomfantelijk ,,Dit is het Uur
van Europa!'' De trojka wilde in de eerste plaats de onafhankelijkheidsverklaringen
van 25 juni 1991 van Joegoslaviës deelrepublieken Slovenië en Kroatië
laten opschorten. Zo sterk was nog het geloof in de onaantastbaarheid van
de internationale grenzen en van het sinds de Tweede Wereldoorlog bestaande
statenstelsel.
Een verslaggever van deze krant meldde op 29 juni uit Luxemburg waar was
besloten de trojka naar Joegoslavië te sturen: ,,De Europese Gemeenschap
lijkt bijna geschrokken van haar eigen vastberadenheid om na het fiasco van
de Golfcrisis nu eens wel doortastend te reageren. De snelheid waarmee gisteren
werd besloten om, midden in de besprekingen over politieke unie, sociaal beleid
en cohesie, een straalvliegtuig met drie ministers naar Joegoslavië te
sturen, schiep grote verwarring onder functionarissen en journalisten.''
Toch brak het realisme snel door. Al op 2 juli, na een paar haastbezoeken
aan het verbrokkelende land, liet Van den Broek weten dat Slovenië en
Kroatië onafhankelijk konden worden als zij voldeden aan het handvest
van de Conferentie (inmiddels Organisatie) voor Veiligheid en Samenwerking
in Europa. De Europese leiders hadden ontdekt dat de meer democratische krachten
in Joegoslavië voor afscheiding van de Federatie waren en de minder democratische
krachten voor het handhaven van de eenheid, desnoods met gebruikmaking van
wapens. Voor de EG schiep alleen al dit feit een dilemma. De wijsheid-achteraf
dat het Duitse drijven in de herfst van 1991 naar erkenning van Slovenië
en Kroatië voor de latere oorlog in Bosnië verantwoordelijk was,
moet op zijn minst worden genuanceerd. Ook de Britse minister Hurd verkondigde
begin juli dat een staat niet met de wapens in stand kan worden gehouden.
Maar er was meer Nederlandse dynamiek. In een verhandeling over wat de
regering-Bush in de beginfase van de Joegoslavische burgeroorlog verzuimde
(,,We have no dog in this fight'', verklaarde minister Baker) heeft de Amerikaanse
journalist Mark Danner geschreven dat het voorkomen van een lange, bloedige
Europese oorlog voor Amerika van het grootste belang zou zijn geweest. Danner
refereerde bij die gelegenheid met instemming aan een Nederlands voorstel
van juli 1991 de grenzen (tussen de verschillende Joegoslavische deelrepublieken)
te herschikken ,,om het aantal nationale (etnische) minderheden in iedere
republiek te verminderen''. ,,Het kan niet worden ontkend, dat wanneer het
doel is het aantal nationale minderheden in iedere republiek te verminderen,
betere grenzen dan de bestaande zouden kunnen worden bedacht'', liet de Haagse
diplomatie weten. Danner noemde dit in de New York Review of Books van 20
november 1997 een voorbeeld van actieve diplomatie dat de Amerikaanse regering
had moeten ondersteunen, desnoods met inzet van haar strijdkrachten.
De episode kwam voor de commissie-Bakker ter sprake bij het horen van ambassadeur
Van Walsum. ,,Het was geen voorstel, het was een optie'', nuanceerde Van Walsum.
De Europese partners waren tegen. Het zou een precedent hebben geschapen voor
de Sovjet-Unie, een andere staat die bezig was uiteen te vallen. ,,Dat argument
overtuigde ons onmiddellijk.'' Bijna ter verontschuldiging voegde de ambassadeur
eraan toe: ,,Maar u moet niet vergeten dat zo'n opdeling langs etnische lijnen
toen nog niet zo beladen was.''
Nog altijd is het opdelen van Joegoslavië langs etnische lijnen beladen.
Maar in Kroatië, Bosnië en vorig jaar opnieuw in Kosovo is gebleken
dat als het niet goedschiks gebeurt, het kwaadschiks gebeurt. Kroatië
is sinds 1995 een etnisch homogene staat, niet dankzij een herschikking der
grenzen via onderhandelingen, maar door de Servische burgers van die republiek
met de wapens in de hand te verdrijven. Pas na de verkiezing van president
Mesic in februari van dit jaar, na het overlijden van Tudjman, is er
enig zicht ontstaan op een meer ontspannen benadering van het etnische probleem.
In Bosnië lijken de fronten tussen de verschillende minderheden nog even
verhard als zij bij het einde van de burgeroorlog nu bijna vijf jaar geleden
waren. Binnen Kosovo is een soort mini-Servië ontstaan dat de spanning
erin houdt.
Kijken met de ogen van die tijd, het is in het jaar 2000 een zware opgave.
Wordt er gekeken met de ogen van zomer 1991, toen het allemaal begon en het
ergste mogelijk nog had kunnen worden voorkomen, met de ogen van een jaar
later, toen het etnisch pluralistische Bosnië in een vernietigende oorlog
ten onder ging, of met de ogen van 1995, toen de ramp van Srebrenica via de
conferentie van Dayton leidde tot de erkenning en bestendiging van de gebiedsdeling
zoals die op de slagvelden was ontstaan? Het blijft een kwestie van voorkeur.
J.H. Sampiemon is commentator voor NRC Handelsblad.