Potje zwartepieten over vredesmissie
Het zwartepieten begon
gisteren, op de tweede dag van verhoren van de commissie-Bakker die de
deelname van aan vredesmissies onderzoekt.
Door onze redacteuren CEES BANNING
en PETRA DE KONING
DEN HAAG, 25 MEI. De ogen staan fel. Af en toe trilt een neusvleugel.
Eén hand wordt soms tot vuist gebald, in het andere houdt hij
zijn boek vast. 'Manoeuvreren, Herinneringen aan Plein 4', waarin
minister Relus ter Beek (PvdA) terugkijkt op zijn 1.749 dagen als
minister van Defensie (1989-1994).
Ter Beek staat, omringd door journalisten, onderaan de centrale roltrap
van de Tweede Kamer. Hij is zojuist gehoord door de commissie-Bakker
die onderzoek doet naar de politieke besluitvorming van Nederlandse
deelname aan internationale vredesmissies. Ter Beek moest gistermiddag
voor de commissie verschijnen en hij had 's morgens "met klapperende
oren" geluisterd naar de getuigenis van voormalig ambtenaar van
Buitenlandse Zaken Jan Hoekema, nu Tweede-Kamerlid voor D66. Diens
verhaal over het tot stand komen van het Nederlandse aanbod van een
bataljon van de luchtmobiele brigade aan de VN was voor Ter Beek
"omgekeerd evenredig aan de werkelijkheid". Bij de roltrap is Ter Beek
minder diplomatiek: "Een volstrekt valse voorstelling van zaken".
Volgens Hoekema had Buitenlandse Zaken in september 1993 geprobeerd Ter
Beek " af te remmen" in zijn voornemen een bataljon ter beschikking te
stellen. Inzet van deze eenheid zag Buitenlandse Zaken, anders dan
Defensie, niet zitten. Gevreesd werd dat de inzet in zogenoemde veilige
gebieden, waartoe Srebrenica behoorde, riskanter zou zijn dan een
militair optreden in het kader van een vredesplan. "Onzin", oordeelt
Ter Beek. "Minister Kooijmans was, samen met premier Lubbers, helemaal
gefocust op het concept van de safe areas. " Maar in de beleving van
Hoekema wilde Defensie "een royaal gebaar op tafel leggen, het liefst
in de persoon van Ter Beek".
Gisteren, op de tweede dag van de verhoren, werd ook duidelijk dat Ter
Beek van Buitenlandse Zaken niet had gehoord dat zijn brief van 31
augustus 1993, aan VN-secretaris-generaal Boutros Boutros Ghali, niet
was verstuurd. In deze brief had Ter Beek randvoorwaarden gesteld voor
uitzending en er was zeker geen sprake van een "blanco cheque", hield
Ter Beek de commissie voor. Maar de brief met handtekening van Ter Beek
is nooit door Buitenlandse Zaken, het ministerie dat verantwoordelijk
is voor de correspondentie met de VN, verzonden. Hoekema biechtte op
dat "het mogelijk is" dat dit te maken heeft met de rivaliteit tussen
de beide departementen.
Oud-minister Kooijmans zei vanochtend dat hij niet uitsloot dat
competentiestrijd een rol had gespeeld, maar een echte verklaring had
hij verder niet. Het leek hem vanzelfsprekend, zei hij, dat Ter Beek
door ambtenaren van Buitenlandse Zaken was geïnformeerd over het
niet-versturen van de brief.
In plaats van die brief zond Buitenlandse Zaken op 2 september 1993 een
telegram, waarin een voorkeur werd uitgesproken voor de inzet van het
bataljon in de safe areas (VN-resolutie 836). Het voorwaardelijk aanbod
van minister Ter Beek werd vervangen door een aanbod waarin geen enkele
voorwaarde meer was terug te vinden, zo vatte topambtenaar Dirk Barth
van Defensie het samen. Door deze actie van Buitenlandse Zaken verkeerde
Ter Beek tijdens zijn gesprek met Boutros Ghali in New York op 7
september 1993 in de veronderstelling dat de secretaris-generaal wist
dat zijn aanbod geen blanco cheque inhield. Dat de VN later niet is
geïnformeerd over het besluit van het kabinet op 12 november van
dat jaar om de uitzendtermijn te beperken tot 18 maanden, rekent Ter
Beek niet tot zijn verantwoordelijkheid. Buitenlandse Zaken beschouwt
het berichtenverkeer tussen Den Haag en de VN als zijn "exclusieve
domein" en is daar dus verantwoordelijk voor, vond hij.
Kooijmans zei vanochtend: "Er was, nadat het contingent beschikbaar was
gesteld, voortdurend contact met New York, onder meer via de Nederlandse
militair attaché." De oud-minister noemde het 'onvoorstelbaar'
dat er toen niet zou zijn gesproken over de termijn van beschikbaarheid
van Dutchbat. "Er moest toch worden gepland? De VN moesen toch weten
waarop ze konden rekenen?" Maar niet alleen de communicatie tussen
departementen leverde ruis op. Ook tussen de minister van Defensie en
zijn bevelhebbers bestaan verschillen van opvattingen en herinneringen.
Tijdens zijn verhoor afgelopen maandag noemde oud-bevelhebber van de
landmacht, generaal Hans Couzy, de opdracht in Srebrenica een "mission
impossible". Ook de belangrijkste militaire adviseur van de minister
van defensie, chef defensiestaf generaal Arie van der Vlis, zei dat hij
zich hevig tegen de uitzending had verzet. Volgens Ter Beek is het niet
waar dat deze twee militairen hem hebben geadviseerd af te zien van de
vredesmissie naar Srebrenica. "Ik heb nimmer een eigen en zelfstandig
oordeel genomen aangaande veiligheidsrisico's", aldus Ter Beek. Daar
hebben de militairen "voor doorgeleerd" en "ik heb een beetje verstand
van politiek", aldus Ter Beek. Er was volgens hem een "compleet nieuwe
situatie" ontstaan als zijn militaire adviseurs hem hadden geadviseerd
om niet te gaan, maar zij konden zich volgens Ter Beek allemaal vinden
in de typering van generaal Ruurd Reitsma: "Een eervolle, niet
eenvoudige, maar uitvoerbare opdracht".