Overzicht eerdere
afleveringen
OLYMPISCHE WINTERSPELEN
LOCATIES
NAGANO
PIEKEN
HISTORIE
ORGANISATIE
OLYMPISCH DORP
ACHTTIENDE KEER
SPELREGELS
SCHAATSRECORDS
SCHAATSMEDAILLES
WOORDENLIJST
VOORWERPEN
TELEVISIE
RADIO
BOEKEN
LINKS
|
Historie 1924-1964
Historie 1968-1996
Oost contra West Van 1956 tot en met 1964 kwamen de
beide Duitslanden, op aanwijzing van het IOC, met een gezamenlijke ploeg
uit, zeer tegen de zin van Oost-Duitsland. In 1968 erkende het olympisch
college dat de wereld er toch anders uitzag dan het zelf wilde: de DDR
mocht met een eigen afvaardiging deelnemen, wat weer zeer tegen de zin
van West-Duitsland was. De animositeit tussen beide landen ontlaadde
zich bij het rodelen. De Oost-Duitse vrouwen hadden na drie ritten de
leiding vast in handen.
Op aandringen van een West-Duitse official werden voor de vierde rit de
sleden van de Oost-Duitse vrouwen gecontroleerd. De ijzers daarvan
bleken, in strijd met het reglement, verwarmd. De Poolse wedstrijdleider
bepaalde dat de sleden in de sneeuw moesten afkoelen en stond de
Oost-Duitse vrouwen daarna toe te starten. Zij bezetten vervolgens de
eerste, tweede en vierde plaats. Maar de West-Duitsers hadden inmiddels
bij de jury aangedrongen op diskwalificatie van de DDR. En dat gebeurde
ook. De Oost-Duitse ploegleiding was razend. Zij liet de rodelaarsters
zelfs naar een Franse notaris gaan om onder ede vast te leggen dat zij
volstrekt onschuldig waren. In wanhoop werd ook nog uitgeroepen dat het
om een duidelijke 'provocatie van Bonn' ging. Maar helpen deed dit niet.
Fatale reclame
Zo bejubeld als Ard Schenk in Nederland werd om zijn drie gouden
medailles bij het schaatstoernooi in Sapporo, zo diep getreurd werd er
in Oostenrijk om de uitsluiting van de nationale skiheld (en
wereldkampioen) Karl Schranz. De Oostenrijker had zich weinig aangenaam
uitgelaten over IOC-president Brundage, en liet er in de publiciteit
geen twijfel over bestaan dat hij zelfs volgens de ruime regels van de
skifederatie geen amateur meer was. Een skifabrikant betaalde hem meer
dan vorstelijk. Dat alles ontging Brundage, strijder tegen al wat voos
was in de amateurwereld, niet. Wat Schranz noodlottig werd, waren niet
deze zaken, maar het feit dat hij openlijk reclame maakte voor een
koffiemerk. Terwijl Schranz al in Sapporo was, wierp het IOC hem met
ruime meerderheid van stemmen uit de olympische arena. Oostenrijk nam er
met verbijstering en woede kennis van. Van de bondskanselier tot de man
in de straat werd schande gesproken over het besluit. Er werd wild
gedemonstreerd. Bij het huis van het Oostenrijkse IOC- lid werd brand
gesticht. Schranz keerde naar Oostenrijk terug en kreeg daar een ware
heldenontvangst alsof hij met goud beladen was teruggekeerd. Om het goed
te maken overhandigde de huidige IOC-president Samaranch Schranz jaren
later toch nog de deelnemersmedaille van 1972.
Mysterieuze botsing
Het Amerikaanse Denver had voor 1976 de Winterspelen toegewezen
gekregen, maar de bevolking was fel gekant tegen allerlei ingrepen in de
natuur die nodig waren om skipistes en bobbaan aan te leggen. Eind 1972
gaf Denver de organisatie terug aan het IOC. Dat deed daarop opnieuw een
beroep op Innsbruck dat in 1964 de Spelen voortreffelijk onderdak had
geboden. Het gehele organiserend comité van toen kon zo weer
aantreden. Op de 4 x 10 km langlauf deed zich een ernstig incident voor
waarvan het fijne nooit duidelijk is geworden. De Oost-Duitser Axel
Lesser had zijn ploeg aan de leiding gebracht en stevende op een zekere
medaille af toen hij op een onbewaakt deel van het parcours plotseling
omver werd gelopen door, ja door wie? Lesser had nog gezien dat het
iemand met een donkere bril was met een telefoon in de hand. Dat leek op
een official, maar een grondig onderzoek leerde dat dat niet het geval
kon zijn. Was het misschien een onvoorzichtige toeschouwer geweest of
wellicht een saboteur? Het raadsel werd nooit opgelost. De ploeg van de
DDR zag zelfs af van een protest.
Kokend gevecht
Voor niet-Amerikanen werd de Amerikaanse schaatser Eric Heiden de grote
figuur. Hij won alle vijf afstanden. Maar voor de Amerikanen zelf, die
weinig op hadden met het saaie schaatsen tegen de klok, kon niets de
vergelijking doorstaan met wat het eigen ijshockeyteam had gepresteerd.
Dat was ook iets heel bijzonders. Het uit universiteitsstudenten
bestaande team versloeg de veelvoudige wereldkampioen Sovjet-Unie na een
kokend gevecht met 4-3 en veroverde tegen alle verwachtingen in de
titel. Aan de vooravond van de Spelen hadden de Russen in een
oefenwedstrijd het Amerikaanse team nog met 10-2 afgedroogd. Waarom de
anders zo feilloze Russische machine, die zelfs van geharde Amerikaanse
profploegen had gewonnen, die 22ste februari zijn draai niet kon vinden
tegen een toch niet buitengewoon sterke ploeg, bleef duister. De grote
held bij de Amerikanen was doelverdediger Jim Craig. Hij verrichtte meer
dan dertig merendeels fantastische reddingen. Craig werd na de Spelen
prof en bleek in dat milieu nooit meer dan een middelmatige keeper.
Beste sinds Robin Hood
Veel van deze Spelen is in het vergeetboek geraakt, maar niet de
demonstratie van het Engelse ijsdanspaar Jayne Torvill en Christopher
Dean dat met behulp van Ravels Bolero een soort gedicht op het ijs
toverde. Ze kwamen uit Nottingham en, zoals een Britse krant schreef, ze
waren het beste wat uit die plaats kwam ,,sinds Robin Hood''. Dean was
voor hij zich geheel aan de ijsdans wijdde politieagent, Torvill
verzekeringsagente. Ze vonden elkaar in hun streven naar perfectie. Het
tweetal trainde vaak in afzondering, 's ochtends in alle vroegte. Het
ging niemand wat aan dat de perfectie pas na eindeloos trainen en
zwoegen tot stand kwam. In '82 en '83 trokken ze zelfs lange tijd naar
West-Duitsland om zich in alle rust en stilte voor te bereiden. Een
Amerikaanse verslaggever zag hen aan het werk in Oberstdorf: zwetend als
otters. ,,De bedoeling is het publiek te halen uit de dagelijkse
beslommeringen en te leiden naar een wereld van fantasie en
betovering'', zei Dean, die later ook naam maakte als choreograaf. De
Bolero kreeg van de geheel betoverde jury in Sarajevo 13 keer het cijfer
6.
Aan de drank
Een moeilijke jongen was Matty Nykanen en niet erg intelligent. Maar hij
had een talent dat in de Finse sport hoog in aanzien stond: hij was een
begenadigd skispringer. Nykanen was al op zijn 15de van wereldklasse en
op zijn 20ste olympisch kampioen in Sarajevo. Nu won hij op zijn gebied
alles wat er maar te winnen was: goud op de kleine en grote schans en
met het Finse team. Zijn land had hem al eens een huis cadeau gedaan, na
deze successen was de verering buiten proporties. Nykanen kon het niet
aan. Hij ging aan de drank, raakte zijn vrouw kwijt en maakte schulden.
Zijn gouden medailles moest hij belenen. Daarna kroop hij langzaam uit
de put. Hij trouwde opnieuw en drijft met zijn vrouw een dorpshotel. Van
skispringen wil hij niets meer weten.
Een bescheiden flat
De Russin Lioebov Jegorova was in Albertville in het Langlaufen de meest
succesvolle skister. Zij veroverde op de diverse nummers drie gouden en
twee zilveren medailles. In de meeste Westerse landen zou een dergelijke
medaille-oogst klinkende munt, sponsorcontracten en tal van faciliteiten
opleveren, maar voor Jegorova lagen er slechts bescheiden vergoedingen
in het vooruitzicht. Haar wensen waren ook tamelijk bescheiden. Tijdens
een persconferentie zei de in St. Petersburg levende skister zei dat ze
nu wel hoopte in aanmerking te komen voor het huren van een
tweekamerflatje voor haar en haar echtgenoot. Ze woonde al vijf jaar
samen met haar man bij haar schoonouders in een driekamerappartement. En
dat betekende dat ze haar skispullen bij familie en kennissen moest
stallen. Het zou prettig zijn, vond ze, als daar een eind aan kon komen.
IJzeren staaf
Nancy Kerrigan en Tonya Harding waren de toonaangevende kunstrijdsters
in de Verenigde Staten in de jaren negentig. Daar eindigde hun
overeenkomst. Kerrigan was van goeden huize, keurig opgevoed,
zorgenvrij, een meisje dat schaatste op melodieën als het
Zwanenmeer. Tonya Harding was van de straat, kind uit een gebroken
gezin, ze verdiende haar geld met de verkoop van groente op de markt. Ze
scheurde op motoren die ze zelf repareerde. Kerrigan leek de enige te
zijn die tussen haar en een gouden medaille stond en daarmee een riant
contract bij een ijsrevue in gevaar bracht. Hardings ex-echtgenoot met
wie ze weer optrok, zag dat ook zo en nam een helper in de hand om
Kerrigan bij de Amerikaanse kampioenschappen uit te schakelen. Ze
besloten haar met een ijzeren staaf dusdanig te beschadigen dat ze niet
meer kon rijden. De opzet lukte ten dele. Kerrigan werd tegen de benen
geslagen, maar de blessure was snel verholpen. De politie kwam de
schurken op het spoor en rekende hen in. De grote vraag was: wist
Harding van hun plan af? Ze ontkende en aangezien voor de Spelen van
Lillehammer geen rechtszaak kon worden gehouden besloot het Amerikaans
Olympisch Comite haar toch te laten deelnemen. De anticlimax kwam op het
ijs. Harding eindigde slechts als achtste, Kerrigan greep net naast de
begeerde titel. In de rechtszaak later hechtte de rechter geen geloof
aan Hardings bewering dat ze van niets had geweten. Ze werd veroordeeld
tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een boete van 100.000 dollar.
Aan tv-vraaggesprekken had ze inmiddels al meer dan een half miljoen
dollar in de wacht gesleept. De Amerikaanse Schaatsbond schorste haar
voor het leven.
|
NRC
Webpagina's
5 februari 1998
|